A0. 1087.
}il ,uumer 'mint uit Brie Bladen.
ng van
N8'
JIaaiidas
feze (Qourant wordt dagelijks, met aitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
0
Leiden, 10 Maart.
<M- <LSL *..4 3. iL«
PRIJS DEZER COURANT:
Vik.t Leiden per 8 maandenUO.
Fvsnco per poet1.40.
I. -."lderlijke Nommere0.05.
PRIJS DER JlD VERTENTTEN
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$
Grootere letten naar plaatsruimte. Voor het incas-
•eoren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
In Kot werk der Grondwetsherziening komt voort
gang; o i al is het oogenblik nog niet te berekenen
waarop het Achtste Hoofdstuk, Van de Defensie,
aan do beurt zal liggen, toch nadert dat tijdstip.
Kon na de indioning der herzienings-ontwerpen
hebbe i ve eenigo regelen gewijd aan de bespreking
van e n bezwaar, dat we hebben togen de aanne
ming de voorstellen der Regoering in zake do
verdediging onzor buitenlandsche bezittingen. Wij
achten dat bezwaar van zooveel belang, dat wij het
wagen or nogmaals op terug te komen, vooral ook
omdat meerdere stommen zich in dien zin hebben
doen ooren, wat ons het bewijs gaf dat onze
beden gen niet geheel ongegrond zijn.
De b: staande Grondwet zegt in artikel 178:
„De Koning zorgt, dat er ten allen tjjde eene toe
reikei. - zee- en landmacht onderhouden worde,
aangc erven uit vrijwilligers, hetzij inboorlingen
of vi'. r aidelingen, om te dienen in of buiten Europa,
naar o omstandigheden."
Dal is een voortreffelijke bepaling; werd z\j be-
hoorl gehandhaafd, dan zou althans het koloniale
leger liet in den bedroevenden toestand verkeeron,
waarover thans door alle deskundigen wordt ge-
klaap Van hetgeen hier bedoeld wordt zijn het
kolon 1 werfdépót en het corps mariniers slechts
een verzwakt en verkleind beeld. Kon vooral het
eerst' noemde worden uitgebreid tot eenige regi
ment flink uitgeruste, en degelijk geoefende sol
daten. - krijgslieden van beroep zouden wjj zo
kunnen noemen, die do Regeëring stoeds gereed
kon houden om hun diensten te gaan bewijzen
daar waar ze noodig zijn, er zou minder onge-
msth' l bestaan over de handhaving van ons gezag
in Inde, en over de verdediging der buitenlandsche
bezitt igon tegen een mogelijken overval.
Dot li in rustige tijden is niet gezorgd voor de
vorming van een koloniaal loger, welks afdeelingon,
naar golang der behoeften over den archipel ver
spreid, do kernen zouden vormen om welke de
inland: cho troepen saamgetrokken kenden worden,
de ka 1 >rs die aan de geheèle organisatie kracht en
leven gaven. Als er ergens strijd gevoerd -werd,
en vi ral wanneer er een eerste echec was geleden
ging men hals over hoofd aan het werven; tegen
hoog handgelden werd ryp en groen aangenomen,
event i?s geoefend en vervolgens inderhaast ver
zond' naar het tooneel van don oorlog. Was de
zaak fgoloopen, dan liet men den diensttijd dier
liedei expireeron, zonder om hun vervanging zich
eenig zins te bekommeren. Op den duur was dat
stels»dat ons nooit het bezit van eon goed kolo
niaal eger kan verzekeren, alles behalve goedkoop.
Maar nu lezen we in het herzieningsontwerp het
volgende, na de laatste wijziging door de Regeering
daarin gebracht:
„Tuf het doei, in het vorig artikel vermeld,"
dat is handhaving dor onafhankelijkheid van het
Rijk en verdediging van zijn grondgebied „en
tot bescherming van de belangen van don Staat is
er steeds eene zee- en landmacht, bestaande uit
vrijwillig dienenden, en, voor zooverre die niet-toe
reikend zijn, uit dienstplichtigen."
Do scheiding tusschen vrijwilligers en miliciens,
in de bestaande Grondwet gehuldigd, maar die men
eenvoudig tot een fictie heeft laten terugzinken,
wordt dus in het nieuwe stelsel geheel losgelaten.
Wij achten dit niet in het belang dor landsverdedi
ging. Bescherming van het grondgebied is de plicht
van allo ingezetenen, en om die reden zouden we
algemeenen oefenplicht voor ons tand het meest
wensclielyke stelsel achten; maar nu nog verder
gaan op den verkeerden weg, die door de groote
mogendheden, om voor haar wellicht geldige maar
voor ons niot bestaande redenen, is ingeslagen,
achten we het tegendeel van vooruitgang. Een staand
leger van vrijwilligers, afzonderlijk georganiseerd,
en dat natuurlijk, zoo noodig, ook aan de landsver
dediging zal deelnemen, beschikbaar voor den dienst
in Nederland en in de beide Indien, zietdaar ons
ideaaldaarnevens volledige oefening van do man
nelijke bevolking in den wapenhandel, opdat zij
bij de eerste oproeping gereed zij den vijand, wie
hy ook zijn moge, den ovorgang onzer grenzen te
betwisten.
En nu verder.
Artikel 185„Do lotelingen bij de militio to land
mogen niet dan met hunno toestomming naar de
koloniën en bozittingen van het Epk in andere
werelddeelen worden gezonden." Zoo staat in do
tegenwoordigo Grondwet.
De overeenkomstige bepaling in het herzienings
ontwerp luidt: „De dienstplichtigen te land mogen
niet dan krachtens eene wot buiten Europa worden
gezonden."
Het woord lotelingen wordt in de nieuwe
Grondwet niot aangetroffenof hetjot zal aanwijzen
wie tot het werk der landsverdediging wordt toe
gelaten, dan wel of alle weerbare jongelui in die
eer zullen deelen, moet do gewone wetgever uit
maken. Dat is zeker eeno vorbetering.
Doch do mogelijkheid der uitzending van onze
militie naar Indië blijven wo bestrijden, al heeft
ook de Regeering in haar memorie van toelichting
doen uitkomen dat het zoo erg niet zijn zal, wanneer
dat in de Grondwet staat, daar toch van die bevoegd
heid door den wetgever slechts in den uitersten
nood gebruik zou worden gemaakt. Dat is voor ons
eene reden te meer om het denkbeeld onaannemelijk
te achten. "We willen gelooven, dat de wetgever
er bijvoorbeeld niet aan zou denken, een paar lich
tingen naar Sumatra te zenden om een eind to
maken aan don Atjeh-oorlog: de Regeering heeft
hoofdzakelijk de verdediging tegen een buitenland-
schen vjjand in het oog. Doch, wanneer het daar
op aankomt, zal de vreemde indringer zijn slag
reeds geslagen hebben, vóór de militie uit Nederland
in Indië is gearriveerd; men bohoort dus op do
plaats zelve behoorlijke verweermiddelen to hebben.
In de tweede plaats is het vry onwaarschijnlijk,
dat een aanval op de koloniën niet zal samenvallen
met een oorlogstoestand in het moederland zelf, en
dan hebben we de landsverdedigers vlak in onze
nabijheid dringend noodig.
In do Grondwet een beginsel noderschrijven, welks
toepassing, van welken kant ook bezien, een on
mogelijkheid is, kan niet worden aangeraden; vooral
niet, wanneer de aanvaarding van dat beginsel in
breuk maakt op oen recht, in do bestaande constitutie
uitdrukkelijk toegekend.
En wat baat zou de verdediging der koloniën
vinden bij jongelieden, die men huns ondanks naai
de tropische gewesten had gevoerd, en die niet.
bij de vervuiling hunner moeilijke en gevaarvolle
taak gedragen werden door de verheffende gedachte,
dat zjj strijden voor de onafhankelijkheid van den
vaderlandschen bodem? Want hoe hoog men ook
de leuze doe klinken, dat Nederland en Indië één
z\jn, die éénheid kan onmogelijk zóó sterk zijn
dat hetzelfde vaderlandsch gevoel, hetwelk hier
ieder naar 't geweer zou doen grijpen om buiten
landsche indringers tot wijken te dwingen, ook
aanwezig zou zijn bij den strijd om 't behoud
van Indfö.
Wy hopen, dat dit punt met ernst zal worden
behandeld, daar het van het grootste belang is,
do toekomst onzer zonen te waarborgen togen de
mogelyke gevolgen eener onvoorzichtige Indische
politiek. Nog eens zij het gezegd, geen andere Euro-
peesclie soldaten in de koloniën dan vrywillig die
nenden, wier toestand en vooruitzichten dan zoo
goed gemaakt kunnen worden, dat het door hen
gekozen beroep van soldaat een goedo keuze
zal blyken te zyn.
Heden is aan de universiteit alhior do hoer L.
Udo Do Haes, geb. te Somarang, bevorderd tot
doctor in de rechtswetenschap, met academisch
proefschrift, got.„Terugvordering van hetgeen be
taald is krachtens vonnis.
In eene gisteravond gehouden vergadering
der kiesverooniging „Het Algemeen Belang" alhier
werd do vraag gesteld of men het wenscheiyk
achtte, in navolging van „Burgerplicht" te Gro
ningen, zich uit te spreken over de Regeerings-
voorstollen tor Yoorloopige regeling van het
kiesrecht.
Na eenige discussie werd eene (namens hot be
stuur voorgestelde) motie aangenomen van den
volgendon inhoud
„Do vergadering, overwegende dat zy zich over
do regeling van de voorwaarden der kiesbevoegd
heid reeds heeft uitgesproken, en dat ook de „Libe
rale Unie" hare meening dienaangaande heeft ken
baar gemaakt;
„overwegende dat een voorstel der Regoering
betreffende dat onderwerp by de Tweede Kamer
dor Staten-Generaal is aanhangig gemaakt, en wel
dra door haar in behandeling zal worden genomen
„besluit, zich thans te onthouden van het uit
brengen van een votum over dat voorstel."
Uit hot vorslag over 1886 der Leidsche Spaar
bank blykt nog het volgende:
Het reservefonds bedroeg bij den aanvang vart
het boekjaar ƒ89,037.50 en is vermeerderd met
hot batig saldo van het hoofdkapitaal ƒ6211.60;
de rente van het reservefonds, ontvangen en te
goed, na aftrek van het tegoed op 31 Dec. van
het vorige jaar ƒ3760.111/,; 1339 nieuwe boekjes
133.90, meerdere waarde van effecten 470,
meerdere waarde van het materieel ƒ110, andere ont
vangsten 441.91'/,, te zamen ƒ100,165.08, welk
bedrag moet verminderd worden voor administratie
en andere onkosten met ƒ5459.56 en voor diverse
afschrijvingen met 1835, te zamen 7294.56,
zoodat het reservefonds bedraagt 92,870.52.
Het aantal inlagen lieeft bedragen in 1885 12237
en in 1886 12347; het aantal terugbetalingen in
1885 6549 en in 1886 5728. Als nieuwe inleggers
zyn ingeschreven in 1885 1336 on in 1S86 1337.
De hoogste inleg in ééne zitting bedroeg in 1885
^8,104.097j en in 1886 35,677.27; de laagste
inleg in ééne zitting in 1885 ƒ258.41 en in 1886
246.72.
De hoogste uitbetaling in ééne zitting was in 1885
ƒ288,878.54 en in 1886 ƒ10,746.16, de laagste in
1885 ƒ259.46 en in 1886 ƒ401.19.
Het getal van geheel afgeloste boekjes bedroeg
in 1885 1475 en in 1886 847, terwyi het aantal
inleggers aan het einde van het boekjaar bedroeg
in 1885 7566 en in 1886 8056, waarvan alstoen
te vorderen hadden: van boneden 5 2037, van
5 tot boneden 25 1195, van 25 tot beneden
ƒ100 1684, van ƒ100 tot beneden 500 2106, van
500 tot beneden ƒ1000 722 en boven 1000 312.
waaronder van corporatiën, dus bohoorende aan
vele personen.
Het gemiddeld kapitaal aan eiken inlegger ver
schuldigd bedroeg in 1885 175.93 en in 1886
194.98.
- Gedurendo deze week zijn dageiyks in de
Stedelijke "Werkinrichting alhier opgenomen van
38-74 volwassen personen en van 13 17 kinderen.