isïerziiii
N°. 8305.
Woensdag lO Maart.
A0. 1887.
feze goaraat wordt dagelijks, met aitzoadertag
van fpn- en feestdagen, aitgegerea.
Dr. SCHAEPMAFS Voordracht
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 munden.1.10.
Fr»nco per poet1.40.
AJzenderlijko Nommers0.05.
PRIJS DER AD VERTENTEEN
Yen 1C regels 1.05. Iedere regel meer 0.11\.
Grootere letters nser plaats ruimte. Voor het incs.»-
seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
OVER DE
Eene talrijke menigte, waaronder vele bewoners
r buitengemeenten, had zich gisteravond verzameld
de Stadszaal alhier, ten einde den grooten rede-
iar, den woordvoerder der Katholieke party, den
er dr. H. J. A. M. Schaepman, hare aandacht
schenken.
Onoprecht, zoo ving deze zgne rede aan, zoude
z\jn, iudien ik niet zeide dat ik do uitnoodiging,
or de Roomsch Katholieke Centrale Kiesvereeni-
ng tot mij gericht om hier het woord te komen
eren, hoogst aangenaam vondik meen, zoo ver
gde hij, door het feit zelf van mijn optreden
lier, genoegzaam aan te toonen hoe welkom zelfs
uitnoodiging mij was; want niemand kan het
itkennen, dat het een daad van moed mag heeten
in iemand, die in den gestreden strijd niet immer,
vooral niet in de laatste dagen, op de meest
ingename wijze betrokken is, dat hij, na zich uit
beslommeringen, welke hem des daags bezig
mden, te hebben teruggetrokken, des avonds
ederom het spreekgestoelte betreedt, om werk-
lam te zgn te midden dier beslommeringen.
Men houde het hem dus ten goede, dat hij geen
iderwerp zal kiezen buiten die beslommeringen;
tegendeel, hij zal er bij blijven vertoeven, hg
spreken over Grondwetsherziening en Kiesrecht.
Wat hebben wij van deze Grondwetsherziening
denken, wat te duchten, wat te hopen? was
irekers eerste vraag.
Veel bijval heeft deze Grondwet sherziening bij de
atholieken niet ontmoet; men heeft haar toege-
even, haar hulp toegezegd, hopende daardoor eene
itere regeling te erlangen van art. 194 der Grond-
et. De vrees, die andere Katholieken voor deze
Brziening koesteren, kan spr. niet deelen.
Wat toch beteekent Grondwetsherziening op dit
ogenblik, in 1887? Om die vraag met juistheid
kunnen beantwoorden, diene men eerstens de
andacht te vestigen op hetgeen de Grondwet thans
ten tweede op den staat, op de verhouding der
olitieke partijenten derde op den toestand, waarin
idor der partijen verkeert.
Met het oog op het eerste punt vraagt spreker'
fat is de huidige Grondwet, de Grondwet van
■848? Heeft deze uitgediend? Is zij onmachtig ge-
porden? Niet te loochenen valt het dat de Grond
wet van 1848 een daad van verdienste mag heeten
oor deze Grondwet toch zijn sommige rechten feiten
eworden, rechten welke wij niet kunnen ontberen,
elke wij niet kunnen derven. Door de Grondwet van
848 is de rechtsgelijkheid van alle burgers van
erschillende belijdenis, zooal niet immer een prac-
isch feit, dan toch bepaald een rechtsgeldig feit
eworden. Al was het alleen met het oog op deze
epaling, dan kan men haar geen lof genoeg toe
waaien. Veel, zeer veel is ons door haar gewor-
lenvooreerst de vrijheid van den godsdienst,
'ervolgens de vrijheid, al is zij dan ook slechts de
laakte, de onverdedigde vrijheid van het onderwijs.
Maar in diezelfde Grondwet ligt ook een al te
rroote mate van voorzichtigheid verscholen, welke
'oornamelijk zich uit in het kiesrecht. Men heeft
veel willen vasthechten aan oude traditiën, aan
iude beginselen.
Na een uitvoerig historisch overzicht vertoeft
ipreker een oogenblik bij de Grondwetten van
'814 en 1815. Men heeft toen getracht het Vor-
tenhuis te bevestigen met eene Volksvertegen
woordiging, maar zulks op de meest bekrom-
'eae, ja zelfs op de meest onbillijke wijze; men
hield vast aan die oude beginselen, welke slechts
aan willekeur hun ontstaan te danken haddenmen
heeft toen eene Vertegenwoordiging in het leven
geroepen, die nooit ofte nimmer de uiting van het
volk kon zijn. Een strijd tegen het volk, tegen
zijne zeden is echter onmogelijk.
Toen het volk het onbillijke, het onrechtvaardige
van deze Vertegenwoordiging begon in te zien,
toen kwam er een drijven, een stooten tot Grond
wetsherziening tot stand, welke twee factoren aan
de orde stelde: lo. vrijheid van Katholieken gods
dienst, waartegen een vreeselijk verzet zich kantte,
dat echter hot onderspit heeft moeten delvenj
2o. het kiesrecht; en op het stuk hiervan zijn groote
veldslagen geleverd; hier echter heeft men de
overwinning niet kunnen behalen, hier is het veld
behouden door hen, die meenden dat voor goede
Vertegenwoordiging wel is waar een ander kies
recht, maar in sprekers oog toch nog immer een
gebrekkig kiesrecht, noodzakelijk was. Alleen heeft
men bij de Grondwet van 1848 de rechtstreeksche
verkiezingen voor de Tweede Kamer weten te
verkrijgen.
Vóór dit tijdstip kon men de verkiezingen het
best vergelijken met een filtroermachine. Het in
1848 geregeld kiesrecht was te veel aan banden
gelegd, binnen te korte grenzen beperkt, en die
panden en grenzen werden gevormd door den cen
sus. Wat nu is hiervan het gevolg geweest? Eene
onmogelijkheid om goede kiezers te erlangen; art
76 der Grondwet is thans eer. struikelblok ge
worden, de medehelper van onbillijkheid.
Bij het beschouwen der verschillende partijen
en van hare verhouding in de Kamer valt het
volgende het meest in het oogEr zijn drie partijen,
de liberale party, de anti-revolutionnaire party en de
Roomsch-Katholieke party. De eerste vormt de
meerderheid in de Kamer en toch is zg niet de
uiting van de meerderheid van het volk. Hier ver-
wgt spreker deze party, dat zg de regelen door
ware vryzinnigheid gesteld, niet betracht. Wil zg
werkelgk liberaal zgn, dan toone zy zich geneigd
om op Staatsgebied die regelen te stellen, welke
aan alle partgen op gelgke wgze het bestaan, het
leven verzekert, en juist dat doet zg niet. In
tegendeel, zg heeft zich meester gemaakt van het
geen ons allen het liefst, het dierbaarst moet zgn
van de school namelgk.
Welke is thans de stand der partyen? Deze zgn
geheel en al met elkaar in evenwicht; men is steeds
nog op het doode punt, want feitelgk moge dit
niet het geval zyn, zedeiyk en staatsrechtelgk wel.
Eene enkele verkiezing is niet in staat een zoo
grooten ommekeer in het leven te roepen.
Hoe dit alles te veranderen? Door eene nieuwe
kieswet; de schaal moet naar óénen kant overslaan.
De tegenwoordige toestand is onhoudbaar; er zgn
te veel en te gewichtige vraagstukken aan de orde,
met name de sociale quaesties, de arbeid der kin
deren en vrouwen enz. enz., die allen verandering
eischen.
Men koestert over het algemeen vrees voor uit
breiding van kiesrecht. Men pleegt te zeggen door
uitbreiding van kiesrecht geeft men velen onbevoegden
deel in het bestuur van den Staat. Dat echter is
geheel en al onwaar. Want heeft een kiezer wol
deel aan het bestuur van den Staat? Wanneerdezo
vraag bevestigend beautwoord moest worden, dan
zou de Volksvertegenwoordiger natuurlgk óók deel
nemen aan het bestuur van den Staat en dit is in
lynrechte tegenspraak met de Grondwet zelve,
die verklaart: „De uitvoerende macht berust bij
den Koning." Maar hg neemt dan toch deel in de
wetgeving? Ook hierin bedriegt men zich grooten-
doels; immers niet alleen de Tweede Kamer maakt
wetten, maar drie organen zgn hiertoe noodig,
namelgk do Eerste Kamer, de Tweede Kamer en
de Koning. En deze drie organen zyn allen vrg,
allen onafhankeiyk van elkaar. Een wet kan niet
anders tot stand komen dan na volkomen goedvinden
van deze geheel van elkander gescheiden lichamen.
Wanneer dit nu zoo is, dan i3 de invloed, wel
ken de kiezer uitoefent op de wetgeving, al buiten
gewoon gering. Maar er is nog meerde gekozene
is niet de lasthebber van den kiezerook h y is
vrg, ook hy is onafhankeiyk, ook hg staat daar
slechts gebonden aan eigen eer en aan eigen geweten.
Wat hoeft de kiezer dan te doen? Niets anders
dan naar zyn beste weten den persoon aan te
wgzen, die de hem opgedragen taak op de meest
trouwe, meest stipte wgze zal vervullen, in het
belang van het geheelo land, niet enkel voor het
district alleen, dat hem afvaardigt.
Hoe moet het kiesrecht hervormd worden?
Moet er algemeen stemrecht worden gegeven?
Hoewol spreker door voorbeelden aantoont dat dit
niet zoo gevaarlgk is als men tracht te bewereD,,
wil hg er echter geen pleit voor houden.
Beperkt stemrecht dan? Misschien, maar in elk
geval anders dan dit thans geregeld is. Er bestaat
op dit oogenblik geene zedelgke betrekking tusschen-
het Volk en de Vertegenwoordiging; want men.
zal toch niet kunnen verklaren dat deze Kamer de
uiting is van het volk. Zulk eene Kamer kan geen
sympathie vinden bg hare kiezers, die zg toch
onverbiddelgk noodig heeft.
Wat zien wf) thans? Wg hebben eene uitstekende.
Kamer, wa3rin vee? talent, veel werkkracht zetelt
waar meer gewerkt en gearbeid wordt dan in
eenige andere wetgevende macht van Europa. En
niettegenstaande dat durft de pers, die zooal niet
de openbare meening, dan toch de koningin der
openbare meening is, steeds te verklaren dat er
geen ellendiger, geen vadsiger Kamer dan de onze
is te vinden. Waaraan is het te danken dat deze
uitingen overal echo's vinden? Vanwaar al die
instemming? Omdat het Nederlandsche volk niet
begrgpt dat hy, die zgn neus (hier de Kamer)
schendt, ook zyn aangezicht schendt, omdat het
Nederlandsche volk niet gevoelt dat het zich zelf
blameert door op de Vertegenwoordiging steeds een
blaam te werpen.
Zóó is de toestand op hot oogenblik en dat
alles heeft tot oorzaak onze slechte kiesrechtre
geling. Uitbreiding van kiesrecht, van nieuwe ge
schikte kiezers is dus een noodzakelykheid gewor
den, want hun wil moet men leeren kennen. Hier
mede moet rekening gehouden worden. De tyd,
de omstandigheden willen het: en zoo men hier
aan geen gehoor geeft, dan wachten ons moeielgke
gebeurtenissen in de toekomst. Het water, dat zwelt
en wast, kan nog tegengehouden worden door een
dgkmaai- vertoont zich de stroom in al zgn
woede, in al zgn kracht en onstuimigheid, dan is
het onmogelgk hem langer weerstand te bieden.
Men kan alzoo niet zeggen: „wg blgven staa»
bg het bestaande en geven niets meer". Zg, die
zoo redeneeren, hebben dikwgls later oneindig veel
meer prgs moeten geven dan anderen, die bgtgds
aan den drang der omstandigheden gehoor hebben
verleend.
Die drang, welke zich op het oogenblik aller
wegen met kracht, met geweld doet gevoelen, ia
de uitbreiding van ons kiesrecht. Mocht dit dan'
zich bewegen in de riehting der democraten, de
Kerk staat immer daar om haar te helpen, te steu
nen en den weg te wgzen!
Uitbundige toejuichingen vielen hierop den spre
ker ten deel. Namens de aanwezigen bedankte de
heer Op de Laak den spreker voor de eer door
zgn optreden aan de Katholieke Vereeniging be
wezen en voor de schitterende redevoering door
hem over een ook voor hare leden zoo belangrgk
onderwerp te dezer plaatse gehouden.