FAMILIE SNATERS. N°. 8298. Dingdag* Maart. A0. 1887. ftze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering ran fon- en feestdagen, uitgegeven. EEN DAG UIT HET LEYEN I». J. ANDRIESSEN. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: V»or Ltld«n per 9 manden.1.10. Fwnoo p*x port Aftondsrltfk» Nomm.n.0.06. PRIJS DFIR ADVERTENTEEN: Vtn 1—6 regel» 1.09. Iedere regel meer 0.17» Grootcro letter» nser plaatsruimte. Voor het tnes»- ■eeren buiten de «t»d wordt 0.10 berekend. 4) VAN DE EENE SCHETS DOOK Mevrouw was 't nog met zichzelve niet eens, of ze met tirailleervuur, dan of ze met grof geschut zou beginnen. Ze besloot tot het laatste, en dacht „het is beter als ik doe als de joden en de visch- vrouvven, en maar wat overvraag, dan kan ik later wel wat afkomen." Toch ontbrak haar nog de moed, ofschoon Cle mentine reeds statig haar zwanenhals boog, Floren tine haar eene oog toeneep en haar hoofd snel links draaide en Emma even knikte; als wilden ze te kennen geven, dat het nu de rechte tijd was om te beginnen. „Steek nog een sigaar op, lieve Snaters," klonk het weer zoo poesvriendelijk uit mevrouws mond. „Ja, maar dan gaan ze allemaal op," zeide mijn heer Snaters. „Welnu, daar zijn ze voor bestemd," hernam me vrouw: „Em, geef pa een vlammetje!" Nu vatte mevrouw moed, legde haar beide ar men met de ellebogen op de tafel, zoodat de handen over elkander kwamen, en begon: „Hoor eens, lieve Snaters, je hebt vandaag uw traktement ontvangen. Nu hebben de kinderen dit maal niets noodig, zooals je van middag wel zult gemerkt hebben. Weet je wat we nu eens mees ten doen?" „Onze achterstallige schulden betalen!" dacht Snatersdoch hij durfde 't niet zeggen, carc'était la mer a boire! „Neen, vrouw," antwoordde h{J. „Dat zal ik je zeggen," antwoordde zij. „Ik kon u voorstellen om met ons negenen naar de co- médie te gaan of naar de opera, maar dan zou je denken, dat het mij in mjjn bovenste verdieping scheelde. Och, neen! Hoe graag de meisjes en ik ook eens een opera zagen, dat is geen spekje voor ons bekje, en daar kunnen we ons best over heen zetten. Maar weet je wat we zoo graageen3 wilden „Hoe kan ik dat weten? Als ik het wist, be hoefde je 't me niet te zeggen." „Nu, raad eens!" „Hoe kan ik dat raden? Je kunt wel aanstaanden 21sten Mei met de geheele familie naar Amster dam willen gaan, om de feesten bij te wonen." „Maar lieve Snaters! Dat zou immer8 zijn om ons te ruïneerenEn daar hebben we ook geene toiletten naar. Niet dat ik en de meisjes niet met onze toiletten tevreden zijn", (voegde zy er bij, daar mijnheers voorhoofd eenigszins betrok) „o, neenik heb u al gezegd dat we niets noodig hebben. Maar, maar.weetje.kortom we moesten van de week eens menschen zien." 't Woord was er uit - de kogel was door de kerk. 't Was een verlichting voor mevrouw Snaters en hare dochters. „Hé, wat blief je?" vroeg mijnheer Snaters, als ware hjj doof. „Heb ik wel verstaan? Menschen zien? Welnu, ga dan maar voor de ramen in de zijkamer zittendan zie je menschen met de vleet." „Papa is toch altijd even grappig!" zeide Cle mentina. „Eu zoo geestig!" riep Florentine. „Papa begrijpt u heel goed, ma", zeide Emma. „Nu, zou een ambtenaar aan 't ministerie van binnenlandsche zaken niet begrijpen, wat de uit drukking beteekent menschen te zien?" vroeg mama. „Wel, wat zeg je van ons plannetje, hé?" „Wat ik er van zeg?" vroeg Snaters. „Ik kreeg vandaag juist een briefje van mijnheer A., die vroeg of ik zoo goed wou zijn om eens aan 't schoolgeld van de jongens te denken. Mij dunkt. „Hé, hoe brutaal!" riep mevrouw uit, „hij mag waarlijk blij zijn dat we de kinderen bij hem laten want extra leeren doen ze niet. En dat iemand, die je nogal begunstigt. doch laat ons van dien brutalen man afstappen en tot ons plan terugkeeren. Nu, wat zeg je er van, Snaters? We mogen toch onze vrienden wel eens weeromzien. Als ze ons verzoeken, slaan we de invitatie nooit af, ofschoon 't ons een kwartje de man aan de meid kost, en ik wel eens een schelling of acht stuivers met schimmelen verloren heb, en als ze bankten nog meer. Maar we hebben ze in geen tijden terug gevraagd. En ons fatsoen eischt dat toch. Soit, wil je 't niet doen, la bonne heureMaar dan bedank ik voortaan ook voor alle invitaties." Dat was nu wat al te kras. Mijnheer Snaters was dol op zulke partijtjes, waar hij goede sigaren rookte, lekker at, en in een ferm glas wijn de dagelijksche zorgen vergat. Hij begon dus van koers te veranderen en bij te draaien. „Maar 't zal zooveel geld kosten", zeide hy. „Vooreerst de wpn." „Dat zal zoo erg niet loopen, man", hernam mevrouw Snaters. „Vooreerst zijn de helft dames en die drinken een of twee glaasjes. Dan zitten we wat heel lang aan de thee. Daarby zyn onze wynglazen niet groot, en dat scheelt ook al heel gauw een glas of drie, vier op een flesch. Als we een kwart anker opdoen, zullen we er al heel ver mee komen." „Een kwart ankerDat zyn elf flesschen I Dat is nooit genoeg." „Nu, doe dan een half anker op. Wat er overblyft, is nooit weg. Dan kun je zoo 's avonds eens een glaasje wyn drinken. Je neemt nooit iets voor u zelf; doe het dan in 't vervolg eens." „Maar dan 't overige. Vooreerst een taart?" zeide mynheer Snaters. „We nemen een vruchtentaart, die is heel groot van omvang en maakt veel parade." „Maar de banketbakker is duur." „Nu ja; maar je begrypt dat er van die taart nog wel wat overblyft, en dat is voor de drie kleintjes." „En ze lusten het zoo graag", zeide Emma. „En jy niet minder, Emma", hernam mynheer Snaters. „Dus artikel twee is afgedaan." „Toegestaan", verbeterde mevrouw. „Maar nu een ossenhaas, een ham, zalm, paling, kippetjes „Houd op man!" riep mevrouw Snaters uit. „We kunnen wel dansen, al dansen we niet met de bruid! Nu je 't zoo opvat, kan ik wel begrypen dat je er de stuipen van op het lyf kreegt." „Geen wonder", zeide Clementine. „Maar 't be hoeft geen souper te zyn, of 't by den koning is. Doodfamiliaar. „Nu, laat eens hooren," hernam mynheer Snaters. „We laten een stuk kalfsvleesch van een pond of acht vaR den slager komen en dat braad ik zoo heeriyken Ir maak er wat dril by - je zult eens zien hoe dat pareert. Zoo wat schyfjes citroenen er boven op en een klein bouquetje. „U kimt wel 't bouquetje van myn zomerhoed van verleden jaar nemen," zeide Emma. „Zoo'n stuk kalfsvleesch loopt op," zeide mynheer Snaters. „Nu ja, maar je moet berekenen, dat het wel op loopt, maar niet opgraaf. Bereken eens hoeveel middagen we met het overschot toe kunnen." „En bedenk dan eens, papa, dat we byna niet meer weten, hoe kalfsvleesch smaakt," zeide Emma. „Bedenk ook nog eens, dat we in deze drie maan den geen laarzen noodig hebben, en tracteer ons dus eens op kalfvleesch." 't Artikel laarzen was een afdoend argument. „Nu danacht pond kalfsvleesch," zeide mynheer Snaters. „En nu," zeide mevrouw Snaters, terwyi zy met den vinger op de tafel wees, „staat hier de taart en daar het kalfsvleesch, en als middenstuk een vaas met gemaakte bloemendie kosten geen geld." „En hoe zul je die krygen?" vroeg mynheer Snaters. „Ik heb van morgen een prachtigen bouquet by den uitdrager gezien, en die wil de man my voor een avond tegen den prys van vier schellingen ver huren. Maar 't is ook een prachtstuk, hoor! En hy is uit een ryken boel gekomen." „Ja, 'k heb nog nooit zoo iets moois gezien, dat moet ik zeggen," zeide Florentine. „Er zitten ka pelletjes op." „En de dauwdroppels hangen in de kelken van sommige bloemen." „Dauwdroppels uit de glasfabriek!" bromde myn heer Snaters tusschen de tanden. „'t Zelfde, of ze uit de glasfabriek of uit die van onzen lieven Heer komen," hernam mevrouw Snaters. „Dus nu zie je, hoe goedkoop je er afkomt, man. Wat wyn, een stuk kalfsvleesch, een taart en vier schellingen voor 't middenstuk." „En is dat de geheele tafel?" vroeg mynheer Snaters. „Dan zal ze kaal afsteken by die van anderen." „Nu ja, nog wat kleinigheden er by; maar daar spreken we niet van. Als we maar eerst de hoofd schotels bepaald hebben, dan komt het andere wel terecht. Twee schaaltjes met gerookt vleesch, twee met augurkjes, twee met uitjes, twee met saucis, twee met kalfsdril, een stuk kaas, wat sinaasappels, 4e broodbakken, de botervlootjes, en je zult eens zien wat een prachtige tafel 't zal wezen." „En dan de sigaren „Daar zorgt papa voor, en voor kaarten ook," zeide Clementine. „Mama zal wel voor stearine- kaarsen zorgen, niet waar, mama?" „Welzeker, kind," antwoordde mevrouw Snaters gemoedeiykterwyl mynheer berekende, dat de hoofdschotels nog al een langen nasleep hadden. „Ik zal er wel voor zorgen, dat alles keurig en netjes is, en dat het er royaal uitziet, zonder veel geld te kosten," hernam mevrouw. „Maar hoe kom je aan het tafelgoed, aan 't zilver aan „Je vergeet, dat we tante Dientje hebben," zeide mevrouw, „en dat Clementine naar haar vernoemd is." (Eigeniyk heette ze Tante Tientje; maar dan volgden die twee tt's zoo scherp op elkaar; ook had zy er, toen in 't jaar 21 de gouden tientjes in zwang kwamen, zooveel over moeten hooren, dat ze verzocht had, voortaan Dientje genoemd te wor den. Die goede vrouw was ook al niet voor den gouden standaard.) Doch dit in 't voorbygaan. En om tante Tientje nu maar niet boos te maken, zullen we haar ook maar tante Dientje noemen. „Je vergeet," zeide mevrouw dan, „dat we tante Dientje hebben, en dat Clementine naar haar ver noemd is. Nu is haar petekind van daag naar haar toe geweest, om haar te verzoeken Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5