N°. 8288. Dondei'daa" 24 Kebruari. A0. 1887. Feuilleton. Eene Katwijksche geschiedenis LEID8CH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per S mnanden1-1® Franco per post1A0- Afeonderlpke Nommers-0.05. ft ze fourant wordt dagelijks, met uitzondering ran fon- en feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer/0.11) Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het moan seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. (Slot.) DOOR .1v. Rh. Toen William dienzelfden avond by Johns bin nentrad, kwam de oude kapitein hem met een glimlach op het gelaal te gemoet en drukte hem harteiyk de hand. Mevrouw en Lizzy waren niet tegenwoordig, want beiden waren reeds vroeg ter ruste gegaan. Men sprak veel over den overledene en van de slechte daad, waarvan men hem beticht had, doch die nu geheel en al gelogenstraft was. William had den inhoud van den brief openiyk be kend gemaakt en iedereen wist nu, dat Mina Wil lem sen in Brussel gezien was in gezelschap van een heer met bleek gelaat, zwarte snorren en zwar ten sik en wiens naam, in het vreemdelingenboek opgeteekend, Van Hoven luidde. Eerst had William het aan haren ouden vader verteld, omdat deze daarop het meeste recht had, en te meer, omdat Willemsen zien zou dat hij hem vroeger niet had voorgelogen. De oude man had het echter niet meer kunnen', begrijpen, hy was nu geheel versuft en zijn stervensuur zou niet lang meer uitblijven, 't Was maar gelukkig voor hem, want alles was toch op aarde voor hem voorbij De Katwijksche menschen waren dus eindelyk van hun dwaling en ongelyk overtuigd en stortten nu al hun toorn over den werkelijken verleider uit. Wel wisten ze dat Van Hoven het met de zedeiyklieid niet zoo nauw nam, maar zóó iets hadden zy toch niet verwacht. Zij hadden wel ge hoord dat hij uit was, maar die man ging zoo dikwijls uit, daar kon men geen rekening mede houden. Kareisen, de man die altijd zooveel kwaad van Robert gesproken had, was diep ver nederd. Hij durfde zyne oogen niet opslaan, toen William hem dien middag tegenkwam en, zonder een woord te spreken, stil bleef staan en hem strak in het gelaat keek. Dikwyis, nu eiken dag by'na, herhaalde William zy'n bezoek bij de Johns en raakte daar langza merhand geheel thuis. Zoo ging de tyd voorbij. Op een avond, toen William weder in de ruime woonkamer bij hen zat, sprak hy er over dat hy weldra zou moeten heengaan, daar zyne zaken in Giwan het eischten. Zyn broeder had hem reeds dikwijls geschreven en werkelijk, hij mocht niet langer uitblyven. Lizzy verbleekte toen zy dit hoorde en de moeder sprak zacht„Wat zal het dan eenzaam hier zyn, als gy er ook niet meer zyt. Robert is voor goed heengegaan en wilt gij nu ook heengaan?" „William zal nog wel niet heengaan, vrouw", viel de oude Johns in, „hij zal nog wel blijven!" „Maar ik heb reeds geschreven, dat ik weldra overkom", bracht William hiertegen in. Johns keek hem oplettend aan en zeide: „Dus kan niets je terughouden, niets?" William antwoordde niet. „Lizzy, kom eens bij mij!" klonk het een oogen- blik later ernstig uit den mond van Johns, „geef my je hand en jij, William, kom ook hier staan." Toen vervolgde hij„Kinderen, ik heb u beiden in de laatste dagen gadegeslagen en ik heb gezien dat de genegenheid, welke je voor elkaar koestert, waarachtig en zuiver is. Daarom wil ik me niet langer verzetten tegen hetgeen ge beiden wilt en wat uwe moeder zoo gaarne zou zien. Weest dus gelukkig met elkander!" Toen omhelsde Lizzy den vader en William dankte hem met gelukkigen blik. En die goede moeder was zoo innig blijde, want toen William met Lizzy naast haar nederknielde, legde ze de handen zegenend op zijn hoofd en stamelde: „Nu heb ik weder een zoon!" Kalm en gelukkig ging de avond voor de twee geliefden om, zy tegen den krachtigen schouder aangeleund en hij met zyn arm de ranke leest omvat houdende. Het verweende gelaat naar hen toegekeerd, beschouwde de moeder hare twee be minde kinderen en hare bleeke lippen prevelden soms een bede voor een bestendig geluk in hunne aanstaande nieuwe levensperiode. Toen William dien avond naar zijne kamer terugkeerde en Johns hem tot zyn hotel wegbracht, zeide deze by het afscheid: „William, ik heb je nog één ding te zeggen. Mijn grootste schat heb ik je toevertrouwd, dus laat hy niet te ver van mij gaan." Reeds tweemaal heeft de sneeuw op Robert's graf gelegen en reeds meermalen, na dien laatsten September, heeft de storm over Katwijk heenge- woed en de bloemen en kranzen op zyn grafsteen doen verdorren, maar zyne herinnering leeft onver- bleekt in de harten van allen voort. Joan had ge ïyk gehad, toen hij eenmaal zeide, dat het nood lottige geheim juist zou medewerken, om zyne nagedachtenis te huldigen en te eeren. Alles hadden zy vergeten, alleen dat sterven niet Terwiji ik dit neerschryf zit ik op my'n werk kamer in de stad mijner inwoning en de pendule op den schoorsteen wyst reeds over middernacht, 't Is buiten onstuimig weer, de Maartsche buien werpen de hagelsteenen tegen mijne ramen aan en doen soms met hare rukwinden de vonken uit myn open haard vliegen. Het licht, dat mij begint te begeven, werpt nog slechts een flauw schijnsel in myne kamer en hult de buste van den grootsten dichter, die nu van zijne hooge standplaats meewarig op mij schynt neer te staren, in eene sombere duisternis. Ik werp mij achterover in mijn stoel en, terwijl ik de hand voor de oogen druk, zie ik bekende gezichten voor mijnen geest heen en weer zweven. Ik zie den ouden Johns met zyne vrouw, stil en tevreden in Katwijk, al hunne hoop op den kleinen Willem gevestigd houdende, die nu reeds in de naburige stad het gymnasium bezoektWilliam en Lizzy, overgelukkig in en door elkaar, in onze hoofdstad een ruim huis bewonende en vol zorgen voor hun kleinen Robert, die reeds een gouden horloge van zy'n grootvader gekregen heeft; Joan, op zyne studeerkamer in de academiestad, druk bezig met zyne dissertatie en Cato, die weldra hare moeder zal verlaten om, aan de zy'de van een be minden echtgenoot, een eigen huis te gaan bewonen. Nog meer gezichten ryzen voor myn werkenden geest op, maar 't zyn geen gelukkige gelaatstrek ken meer. Ik zie nu een bleek gelaat met holle oogen en zwarten knevel en sik, op het kussen van een bree- den ziekenstoel rustend. De kranke schynt te slui meren en het is misschien gelukkig voor hem, want anders zouden zeker de woorden, in het aangren zende vertrek gesproken, tot hem doorgedrongen zijn. Tegenover eene eerbiedwaardige dame met gry'ze krullen staat daar een man van de wetenschap en zegt tot haar„Ik wil u niet misleiden, mevrouw, uw zoon kan niet lang meer leven. Geneesmiddelen kunnen niet meer baten, want zyne gezondheid is geheel en al verwoest!" Nog zie ik een bleek vrouwengelaat voor my heen zweven en het is ook een gezicht met inge vallen trekken en koortsachtig schitterende oogen. De vrouw ligt te bed in eene ruime en frissche zaal en luistert met afgewend gelaat en ongeduldig naar de woorden van eene dame, die haar aanmaant toch niet zoo verhard te zyn. Haar vader is reeds van verdriet om haar gestorven en alles heeft zich met afkeer van haar gewend. Het asyl heeft haar nu opgenomen en laat er nu toch eenigen zegen op dat werk rusten! Meerdere beelden schy'nen niet voor mij te ver rijzen en toch is het mij, alsof ik nog een duisteren en onzekeren omtrek zich zie vormen. Gedurig ver- dwy'nt hy weer en wordt door andere gestalten verdrongen, maar eindelyk toch is hij helder voor mij en nu zie ik zoo bekende gelaatstrekken voor mij ontstaan, bleek en strak, en ik aanschouw een donkergelokt hoofd met gesloten oogen en ver warde haren. Ik span myn geest nog meer in en zie hem dan duidelijk voor my, zooals hy daar op dat strandduin lag en, terwijl ik myn blikken strak op het droe vige beeld gericht houd, schijnt het my eensklaps toe, alsof er in die trekken eene verandering plaats grypt en ik zie, hoe die strakke lynen wegvloeien en plaats maken voor zachtere, hoe die gesloten oogen zich openen en die styf op elkaar geperste lippen zich tot een vriendelyken lach plooien en daar zie ik Robert Johns weer voor my, zooals hy in zijne goede dagen was,'wanneer hy my met zyn vroolyk en oprecht gelaat een „goeden morgen" toewenschte. O Robert, voor u myn laatste, myn beste woord Gy waart goed, gij waart edel, vele, de schoonste deugden sierden u, maar één ondeugd kleefde u aan en deze hebt gij zwaar genoeg geboet, want zy heeft er veel toe bygedragen u een ontydig graf te bezorgen! Rust in vrede! Het Koningsfeest. Bij gelegenheid van 's Konings verjaardag hebben de leerlingen der openbare school te Leimuiden een prettig feest gevierd. Door ruime bydragen der burgery gesteund, kon de daarvoor opgetreden commissie hen rykelijk op chocolade en krenten brood onthalen. De school was versierdeen flinke tombola bevatte voor ieder der 130 kinderen eene verrassing. Opgetogen trok het jonge volkje huis waarts. 's Konings zeventigste geboortedag zal niet licht vergeten worden. Een woord van dank aan de milde gevers vinde in dit blad ook eene plaats. De zangschool van Koudekerk gaf op denzelfden dag hare jaarlijksche uitvoering. De directeur, de heer J. Hoek, had gemeend geen geschikter dag te kunnen uitzoeken dan wel juist de geboortedag van den Koning. En bovendien kan zeker zeer de uitvoering als goed geslaagd worden vermeld. Alle zangstukken toch, zoowel van de eerste als tweede afdeeling. werden goed gezongen. In de pauze gaf de zangvereeniging eenige stukken ten beste. Jam mer dat zij niet meer bestaat; maar het aantal dilettanten en de uitvoering der stukken doet onzen berichtgever veronderstellen, dat zy wederom teeke nen van leven zal blyven geven. Aan het einde herdacht de burgemeester den dag van den 19den Februari; hy hoopte tevens dat Koudekerk dien dag nog menigmaal zal kunnen vieren. De zaal was zeer goed bezet en smaakvol gedecoreerd. Op den morgen van den 19den werden de kinderen van de school onthaald en kregen ze tevens een souvenir aan dien dag, bestaande in een portret van Z. M. In optocht, versierd met veel oranje, trokken zy zingende de gemeente door. Alleen ter wegneming of ter voorkoming van verkeerde gedachten, dient gemeld dat by gelegen heid van 's Konings verjaardag, op geene enkele school te Wassenaar de léerlingen onthaald zyn van gemeentewege, maar op alle uit particuliere fond sen. Den leerlingen der openbare school in het dorp o. a. werd een feestje bereid door en op kosten van het onderwyzend personeel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5