N°. 8277.
A°. 1887.
0 1
Eene Katwijksche geschiedenis
Vrijdag 11 Februari.
r, Jrk fortf
<§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
ran <£on- en feestdagen, uitgegeven.
- r-C'
y^i- ><yi V. i
PBIJS DEZER COURANT
Voor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afeonderihjlte Nommere0.08.
PRIJS DER AD VERTENTIEN
Van 1—6 regels/1.06. Iedere regel meer 0.11 V
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het incaa-
soeren buiten de etad wordt 0.10 berekend.
14)
DOOR
«T. v. Rh.
Zonder te weten, wat hjj eigenlijk deed, was
Robert het strand opgegaan en liep, terwijl de regen
in stroomen langs hem neerviel en de felle wind
hem in 't gezicht blies, bijna een uur door, zonder
dat hij aan omkeeren dacht. Naar huis zou hjj toch
niet meer terugkeeren, zyn plan was reeds ge
maakt, reeds dezen avond zou hij het dorp verlaten
en dan naar Amsterdam gaan, waar hij wel een
schip zou vinden, om hem mede te nemen. "Waar
heen Dat kon hem niet schelen 1
Hij was verbitterd en in eene stemming, waartoe
hij tot alles, tot het dolste plan, in staat was. Do
laatste harde woorden van zijn vader hadden hem
diep getroffen en nog meer, daar die woorden uit
eene lastering voortgesproten waren. Wie zou toch
de man zyn, die al die praatjes verzonnen had?
Kareisen?Zijn vader had eens dezen naam ge
noemd, maar de man was nu ziek, zoodat zijn vader
het uit eene andere bron moest hebben. Hjj stond
met half Katwijk op voet van oorlog, zoodat hij
iedereen wel voor den zegsman kon aan zien. Sinds
den dag, dat Lina verdronken was, had hij geen
enkelen vriend meer in Katwijk gehad en toch was
hij onschuldigin 't eerst had hjj geprotesteerd en
menig woordje was daarover gewisseld, maar men
geloofde hem niet. In hem zagen zij den schuldige.
En nu kwam dit weermen had hem verscheidono
malen 's avonds op het strand gezien in gezelschap
van Mina Willemsen.
Zou hij zich omtrent dit punt ook weer gaan
verdedigen, om toch niet geloofd te worden? Zyn
vader had het hem reeds doen gevoelen, hoe zijn
meening daaromtrent was en deze hechtte toch
anders niet zooveel aan praatjes.
Goddank, één troost had hjj ten minste, moeder
zustor en vriend geloofden aan zijne onschuld. Wat
kon hem de rest schelen! William geloofde hem
en die zou wel voor hem optreden, als hy Katwijk
verlaten had, reeds eens had hy dit getoond.
Eensklaps keerde Robort zich om. Hy bedacht
daar, dat hjj van den vriend geen afscheid geno
men had en dit mocht hjj niet verzuimen. Met ver
snelden pas ging hjj terug naar hot gehate dorp
en stond weldra, moede en doornat, voor William.
Zonder een woord te spreken viel hy in een stoel
neder en steunde het hoofd met de hand. Verwon
derd keek de Engelschman Robert aan en vroeg:
„Wat mankeert jou? Je ziet er zoo vreemd uit!"
„Laat mjj even bekomen," klonk het dof terug,
„ik ben moede en doornat."
„Dat zie ik. Wat is er gebeurd?"
„Och, weer het oude liedje, ruzie met den ouden
heer. Hjj heeft mjj met verwijten overstelpteerst,
omdat ik gisteren bjj jou geweest ben en toen,
omdat ik, zooals men hem verteld had, mjj gedurig
met de dochter van Willemsen ophield."
„Wie heeft dat verteld?"
„Ja, dat mag de hemel weten, maar" vervolgde
hjj, terwjjl hy eensklaps oprees en zjjn onverschil
ligen toon varen liet, „ik ben hier gekomen, om
je vaarwel te zeggen, William. Ik verlaat Katwjjk
nog heden."
„Wat?!' riep deze verschrikt opspringend, „Kat
wjjk verlaten? En waarom?"
„Dat zal ik je vertellen. Ik houd hot thuis niet
langer uit, ik heb er genoeg van. Mjjn vader h9eft
van avond tegen mij gezegd, toen ik mjj togen die
lastering verdedigen wilde, dat ik zjjn vertrouwen
voor goed verbeurd had. Dit is te veel; ik wil
het niet langer aanhooren en daarom ga ik heen.
In Amsterdam zal ik wel een schip vinden, dat
mjj over zee voert en, wanneer ik dan over eenige
jaren terugkeer, zullen de gemoederen wel een
beetje bedaard zijn. Denk niet, dat ik ondoordacht
handel, William, 't Is 't beste zoo."
„Dan ga ik ook heen," hernam William droevig,
„als gij weggaat, dan vervliegt al mjjn hoop op
een gunstigon uitslag. Wat zal ik hier in Katwjjk
doen, als gjj er ook niet meer zjjt? Joan en
zjjn zuster vertrekken overmorgen, dan schiet ik
alleen over.
„Gjj moet bljjven, William, als mjjn vader een
maal tot bedaren gekomen is, zal er wel een bljjden
dag voor je aanbreken. Ik ben hier zeker van."
„Ik niet, ik kan het me niet voorstellen, vooral
als jjj ook weggaat. Het was 't beste geweest, als
ik maar direct gegaan was, dan was jou ook veel
verdriet gespaard gebleven en je zoudt waarschijn
lijk nu niet heengaan.
„Denk dat niet. Aan die verwijten van den ouden
heer stoor ik me niet, maar 't is alleen maar die
laatste quaestie, die mjj buiten mjjzelven gebracht
heeft."
„Maar dat kunt ge toch tegenspreken, daar is
toch niets van waar!"
„Ze zouden me niet geloovenik ken dat Kat
wyksche volkje. Ze hebben eenmaal een anti
pathie tegen mjj en deze zal niet ophouden te
bestaan, voordat ik weg zal zjjn en zjj dan hun
ongelyk inzien. Ze zullen Mina Willemsen, als het
praatje ten minste waar is, toch nog wel eens
meer met mijn dubbelganger 's avonds op het strand
zien en als zjj dan weten dat ik weg ben, zullen
zy wel overtuigd zijn."
„Kunt ge niet raden, wie die persoon is?"
„Misschien een student," hernam Robert schouder
ophalend, „er komen er tegenwoordig zooveel hier.'
„Hebt ge Mina in den laatsten tjjd geen enkele
keer meer gesproken?"
„Er zjjn misschien drie weken verloopen, sinds
ik haar voor 't laatst sprak. Je weet, ik had nog
al veel met haar op. Ze was gulhartig en altijd
even aardig voor mjj en daarom maakte ik haar
een beetje het hof. Eens zelfs heb ik door haar
raampje gegluurd. Dit was op den avond, toen ik
jou naar huis gebracht had en daarna nog een
eindje omgeloopen was. Sinds dien avond heb ik
haar nog maar zelden gezien, gesproken nooit."
„Ik zal er eens achter zien te komen," hernam
William hierop, „wie of toch die man is, die 's avonds
met haar langs 't strand moet wandelen."
„Dan kan ik je tevens tegenover Kareisen en
die anderen.schoonwasschen."
„Doe dat. 't Wordt nu mjjn tjjd, ik kan dan de
boot van vjjf uur nog halen. Groet Joan en zyne
zuster van mj) en, vaarwel William, couragealles
zal zich wel ten beste schikken."
Hjj had den vriend zjjn beide handen toegestoken
die ze bewogen in de zyne drukte. „Is je besluit
dus vast? Vaarwel dan, Robert, God zogene je!"
Nog een handdruk, nog een harteljjk woordWil
liam was alleen.
Peinzend zette hjj zich in zyn stoel neder en
gaf zjjn gedachten den vrjjen loop't was eens
klaps, alsof een onwillekeurige aandrang hem van
zjjn stoel deed oprjjzen en hem naar 't raam voerde,
om den geliefden vriend nog eenmaal te zien. Ja,
daar ging nog de krachtige gestalte, zie, hjj wendt
het innemend gelaat naar den vriend en wuift hem
met de hand een vaarwel toe. 't Was of een schok
door William's leden voer; hjj kreeg een gevoel,
alsof dat vaarwel een laatst vaarwel was. Hij wilde
don vriend najjlen, alleen maar om die schoone
trekken nog eenmaal te aanschouwen en in zich
op te nemen, maar hij stond daar, als aan den
grond genageld. „O, Robert 1" klonk het slechts zacht.
Zevkndb Hoofdstuk.
Den volgenden dag was Katwjjk vervuld van
praatjes en geen wonder ookl Toen de roeders
's morgens onder de veranda van „de Kroon" op
den uitkjjk stonden, was de oude Willemsen eens
klaps als een dolzinnige komen aanhollen en had
daar, onder het herhaald geroep van „Mjjn dochter
is heengegaanZjj hebben haar mjj ontstolen I" alles
in opschudding gebracht. De man was geheel van
streek. Hjjgende deed hjj een verward verhaal van
een brief, dien zy achtergelaten had, en barstte in
vervloekingen los over den man, die zijn kind ge
roofd had. De heer Van Djjk, die ook tegenwoordig
was, had medelijden met den man. Hjj nam hem
bjj den arm en voerde hem, als een kind, naar
zjjne woning terug. Daar aangekomen zonk de oude
loods in zyn oude, wrakke leuningstoel neer. Spreken
kon hij niet; alleen wees hy maar op het gekreukte
papier, dat op de tafel lag. Van Djjk nam het op en las
„Mjjn vader,
„Wanneer gy dezen brief leest, ben ik reeds ver
„weg. Döe geen moeite, my weer te vinden; het
„zou toch tevergeefs zijn. Later kom ik terog, als
„hij een dame van mjj gemaakt heeft, want dit
„heeft hjj beloofd. Mina."
Meewarig blikte de reoder op den zwaar beproefden
man, die, als vernietigd, voor hem zat. Zacht vroeg
hjj: „Kent gjj den man, die uwe Mina medege
nomen heeft?"
Snikkend beurde Willemsen het hoofd op en ant
woordde: „Hoe zou ik hem kennen? Ik dacht altjjd,
dat Mina zich nooit met heeren afgaf."
Van Dijk keek vóór zich. Hjj had zjjn eigen ge
dachten omtrent den verleider. Wie zou het anders
kunnen zjjn dan die zoon van Johns? Deze was
immers ook weg; men had hem in de boot zien
stappen en zeker had hy Mina in do naburigo stad
afgewacht. Dit stond bijna vast. Eerst wilde Va»
Djjk alles mededeelen, maar daarvoor dacht hjj
toch te edel. Met volle zekerheid kon hjj niets
zeggen en, wanneer het werkelijk waar was, zou
Willemsen het toch vroeg genoeg te weten komen.
Door geheel Katwjjk was deze gebeurtenis al ia
kleuren en geuren verspreid en rjjkeljjk geïllustreerd.
Iedereen geloofde en vertelde het zelfs voor zeker
dat Mina Willemsen en Robert Johns er samen
van door gegaan waren. Het praatje kwam natuur
lijk ook ter ooren van Robert's familio en do vader
zelf deed niet eens moeite het tegen te spreken;
hjj geloofde het ook. Hjj had zjjn vrouw en dochter
den vorigen dag medegedeeld, dat Robert in drift
weggeloopen was en had hiervan de reden gezegd.
Het bleek nu toch werkeljjk, dat hjj geljjk en het
volste recht gehad had geen vertrouwen meer in
zijn zoon te stellen. Zwjjgend hadden mevrouw en
Lizzy toegehoord; zy hadden het hoofd gebogen
voor den toorn van den vader, maar gelooven
neen, Robert was niet slecht!
De goede moeder had den afgeloopen nacht in
tranen gewaakt. Misschien zou Robert nog terug
keeren, maar haar wachten was tevergeefs geweest.
Eerst toen de ochtendzon door de ramen gluurde,
had zjj den slaap kunnen vatten en was kort
daarop weer door onrustige droomen wakker ge
worden. En toen dat praatje en de toom van de*
vader, die opnieuw losgebroken was, 't waren
uren geweest, die zjj nimmer vergeten zou.
Wordt vervolgd.}