Maandag 7 Februari.
A0. 1887.
Pit nummer bestaat uit Drie Bladen.
De keerzijde der medaille.
N°. 8273.
§tze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
ran fon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 5 Februari.
LEID
DAGBLAD.
PRIJB DEZER COURANT:
Voor Lelden per 8 meenden.1.10.
Fruico per poet1.40.
Afzonderlijke Nommere0.05.
PRIJS DER AD VERTENTCEN
▼m» 1—8 regel» 1.05. Iedere regel meer/0.171.
Grootere letters nur plaatsruimte. Voor het inoes-
seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Hebben we, in een vorig artikel over den arbeid
der Commissie van enquête sprekende, er ons over
verheugd dat althans zulke hoogst ergerlijke mis
bruiken als waartegen men thans in België door
wettelijke maatregelen wil trachten een dam op te
werpen, te Amsterdam uit het tot dusver gehouden
onderzoek niet zijn gebleken, we zouden een
onverdedigbaar optimisme aan den dag leggen, als
we het oog gesloten hielden voor feiten en toe
standen, die dringend verbetering eischen, omdat
zij werkelijk onhoudbaar zijn.
Onderscheiden getuigenissen hebben aangetoond
dat er bij sommige inrichtingen veel te lang ach
tereen wordt gearbeid. Onze beperkte ruimte laat
niet toe, dat wij aanhalingen geven uit de ver
schillende getuigen-verhooren, en daarom wenschen
we ons ook te onthouden van het noemen van
bepaalde personen. Het schijnt dat het bakkersvak
in dit opzicht al in een vrjj droevige conditie ver
keert, en nu vinden wij het een akelige gedachte
dat het brood, waarmee men zich dagelijks voedt,
verkregen moet worden ten koste van de gezond
heid, ja van het leven van een aantal mannen en
jongens, die in den letterlijken zin des woords dag
en nacht worden afgebeuld. Daar er in dat vak,
als gevolg van de verleden jaar gehouden tentoon
stelling, meer aansluiting gekomen is, zullen de
patroons wèl doen, met in onderling overleg te
treden, ten einde dien gruwel, waar hjj ook bestaan
moge, ernstig te bekampen.
Doch ook in andere vakken wordt gezondigd;
belangstellenden raden wij zeer aan, de verslagen
der Commissie daarover te lezen. Er valt veel uit
te leeren.
We behoeven niet de moeite to doen, in levendige
kleuren te malen wat er terecht komt van den
lichameljjken welstand en van de zedelijke vorming
der werklieden, die niet slechts al den tijd, welken
zij beschikbaar houden rla aftrek van de uren voor
den slaap en voor een haastig maal bestemd, moeten
geven aan een dikwijls eentonigen arbeid, maar
wier nachtrust zelfs gedeeltelijk in beslag wordt
genomen; ieder begrijpt dat vanzelf. Terecht is
meermalen beweerd dat de hervorming der maat
schappij moet uitgaan van het huisgezin; maar
dan moet het huiselijk leven werkelijkheid worden,
geen fictie blijven zooals het geval is wanneer het
hoofd, wiens leiding het bezielend element behoort te
zijn, daaraan steeds wordt onttrokkenwanneer hij
zelden gelegenheid heeft, met zijn kinderen te
spreken, hen in hun ontwikkeling gade te slaan.
De arbeid wordt dan metterdaad een vloek; hij
vernietigt het menschelyke in den mensch, en
maakt hem tot erger dan een slaaf. Mag men er
zich dan wel over verbazen, dat op sommige oogen-
blikken de dierlijke neigingen, niet onderdrukt door
de edele aspiraties die het familieleven opwekt en
opkweekt, de overhand verkrijgen? Ja, doch alleen
in zooverre, dat er in die afgetobde menschen nog
pit genoeg is, om verzet te beproeven, en de over
macht der brutale kracht aan te wenden om voor
lotsverbetering te strjjden of in de worsteling onder
te gaan.
Wat later, als het onderzoek zal zijn afgeloopen
en over het geheele land de gewenschte inlichtin
gen zijn verkregen, de vrucht zal zijn van dion
omvangrijken arbeid, moeten we geduldig afwachten.
Toen van vele zijden werd aangedrongen op wette
lijke voorzieningen, allereerst op nadere beperking
van den arbeid van kinderen, niet-volwassenen en
vrouwen, werd de exceptie opgeworpen, dat. do
leden der Volksvertegenwoordiging, en zelfs de
Hooge Regeering, onbekend zyn met den feitelijken
toestand, met de eischen der nijverheid en de wen
schen der werklieden. De enquête dient in de eerste
plaats om de gronden voor die bewering weg te ne
men, en daarentegen een vasten bodem te leggen voor
sociale hervormingen. Maar al mocht men het ook
daarna over sommige zaken niet spoedig eens wor
den, en naar het ons voorkomt zou het punt:
wettelijke beperking van den arbeidsduur voor vol
wassenen de meeste moeilijkheden geven, dan
nog juichen wij het onderzoek toe, omdat het pu
bliek geweten er door wakker geschud wordt. Ja,
wij allen, solidair aansprakelijk voor den algemeenen
maatschappelijken toestand, wy zijn verplicht ons
die dingen aan te trekken, zonder zelfs de tusschen.
komst des wetgevers af te wachten. Als men ons
toeroept: Ziet, daar is het kwaad, dan moeten
wjj het aangrijpen, het niet beschouwen als iets
dat ons persoonlijk niet aangaat. Wij moeten, om
maar iets te noemen, geen werkgevers begunstigen
die, om misschien iets goedkooper dan anderen te
kunnen produceeren, hun werklieden niet goed be
handelen; we hebben het recht, we zijn verplicht
den eisch te stellen, dat zij, van wier arbeid wij
de vruchten genieten, bij dien arbeid niet het lévens-
geluk en het besef van menschenwaarde inboeten.
Dat is een voorschrift der humaniteit, hetwelk
krachtiger dringt dan geschreven wetten, die, als
alle menschenarbeid, steeds onvolmaakt en vatbaar
voor verbetering zullen zijn.
Wy zeiden zooeven, dat wy het uiterst moeiiyk
achten, door maatregelen van wetgeving den ar
beidsduur binnen redelijke grenzen terug te brengen.
Zelfs over de wenschelykheid heerscht in de krin
gen der werklieden verschil van gevoelen, omdat
men zich geen rekenschap kan geven van hetgeen
er het gevolg van zijn zou.
By minder werkuren zou er naar verhouding
meer en beter gearbeid worden, dat achten we
vrij zeker, doch die vermeerdering zou natuurlyk
niet geëvenredigd zyn aan de vermindering der
werkuren; zoodat, wanneer nu een werkman veer
tien uren per etmaal in het touw is, hy niet even
veel zou verrichten in tien uren. Het spreekt van
zelf, dat de loonen daardoor zouden verminderen,
al behoeft men daarom de hoop niet op te geven,
dat ze na verloop van eenigen tyd weer het tegen
woordig peil zouden bereiken. De werkgever zou
meer menschen in zyn dienst moeten nemenwerd
bovendien het verbod van kinderarbeid tot het
veertiende jaar uitgebreid, dan zouden ook die
werkkrachten over welke men de vrye beschik
king verloor, door andere vervangen moeten worden.
Dat zou de werkeloosheid, het groote kwaad van
dezen tyd in een aantal gemeenten, doen vermin
deren, een niet te versmaden vrucht van de
bemoeiing der wetgevers. Ook zou dan het aanbod
van bruikbare en voor haar taak berekende werk
krachten minder worden, hetgeen hoogst waar-
schynlyk eenige ryzing der loonen ten gevolge
zou hebben. Maar dat alles zou niet op eens kun
nen geschiedener zou noodzakelyk een overgangs
tijdperk ontstaan, gedurende hetwelk sommige in
komsten wel eenige inkrimping zouden ondergaan.
De werklieden, over deze quaestie geraadpleegd,
erkennen dat bezwaar, en sommigen verklaarden
zich dus wel vóór wettelijke beperking van den
arbeidstyd, doch onder voorbehoud van tegen loons
vermindering gewaarborgd te zijn, een eisch,
waarvan wy de vervulling niet mogelijk achten.
Maar er is een bezwaar, dat nog moeilyker uit
den weg te ruimen is hoe zal een verbod tot over
schrijding van een wettelijk' maximum van werkuren,
eenmaal algemeen vastgesteld, ook algemeen te
handhaven zyn?
We zien de mogelijkheid, wanneer er althans
behooriyk toezicht van overheidswege wordt uitge
oefend, by industriëele inrichtingen, waar niets kan
gedaan worden zonder onmogelijk te verplaatsen
machinerieënmaar er zijn ook werkplaatsen, waar
een deel van den arbeid mee naar huis gegeven
kan worden. In het sigarenmakersvak byvoorbeeld
zyn een groot aantal thuiswerkers; hoe zal men
die menschen willen beletten thuis, misschien op een
kouden, tochtigen zolder, als de ruimte in de woon
kamer geheel door vrouw en kinderen in beslag
moet worden genomen, een halven nacht te
„schrooien", zooals de gebruikeiyke term luidt?
In de vragenreeks, verleden jaar door het Neder-
landsch Werkliedenverbond, (voorzitter de heer B. H.
Heldt, thans lid der Tweede Kamer en lid der
Commisse van enquête) tot de afdeelingen gericht,
komt ook deze voor: „Wenscht gy zulk een wet
ook in toepassing te brengen op arbeid welke in
huis voor eigen rekening of voor rekening van
anderen wordt verricht (tehuiswerkers of onder
nemers zonder gezellen) Wy achten dat een
onmogelyke vraag, want wie ter wereld zou de
overtreding van zulk een verbod kunnen en zelfs
mogen contróleeren Toch waren er van de 19
afdeelingen, waarvan antwoorden zyn ingekomen,
niet minder dan elf, die zich beslist verklaarden
vóór de toepassing van den maatregel ook op de
thuiswerkers; enkele achtten die toepassing zelfs
„dringend noodig." Zulk een advies komt ons inder
daad onverklaarbaar voor. Zoo zouden wo in one
eigen woonvertrek of in eenig ander gedeelte van
onze woning, zonder dat we daarmee de vryheid
van iemand aan banden leggen, niet mogen gaan
zitten schoenlappen zoolang we verkiezen, gesteld
dat we daartoe lust en geschiktheid hadden? We
vinden aan het eind van dat gedeelte van het
bedoelde rapport nog toegegeven, dat wel eenig
werk voor liefhebberij of voor huishoudelyk ge
bruik, alsmede het repareeren van kleeding en
schoeisel voor huisgenooten toegelaten zou
kunnen worden; zóó ernstig heeft men de
mogelijkheid van deze inbreuk op de persoonlijke
vryheid in overweging genomen.
Er is over het onderwerpwettelijke regeling van
arbeidsduur nog veel te zeggen, en we stellen
ons ook voor er nader op terug te komen. Voors
hands wilden we slechts opmerken dat deze quaestie
misschien wel de moeielykste van alle is. Intus-
schen, in afwachting van hetgeen de wetgever er
op zal vinden, laat ons, elk voor zich, eens na
denken wat hy persoonlyk doen kan om desla-
verny, waaronder een deel onzer landgenooten ge
bukt gaat, op te heffen.
De Nederlandsche Floralistenbond hield gister
avond zijne gewone huishoudelyke vergadering in
zyn lokaal op den Burg.
Na lezing der notulen en ingekomen stukken,
was aan de orde een voorstel van het bestuur tot
het geregeld behandelen, gedurende de winter
vergaderingen, van eenige der voornaamste planten-
familiën. Toen dit voorstel met algemeene stemmen
was aangenomen, kwam het eerst aan de beurt
de Pelargonium Zonale. Besloten werd hier
van een stamboek te maken, met aanteekening der
beste soorten, voornamelijk geschikt voor winterbloei.
Na behandeling van een paar punten van meer
huishoudelyken aard, leverde de heer D. Mater eene
korte bydrage over de Liliums in het algemeen
en hare cultuur in het bijzonder. Spreker beschouwt
de Lilium als eene plant, die men altijd eene eere
plaats moet waardig keuren. Ze worden gevonden
in alle deelen der were1*!, behalve in Australië.