N°. 8267. Maandao; 31 Januari. A0. 1887. Feuilleton. Eene Katwpsche geschiedenis i§eze gourant wordt dagelijks, met uitzondering vau gou- en feestdagen, uitgegeven. J. v. Kh. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden, per 8 nutanden1.10. Franco per postL40. Afztnderl jke Nommere0.86. PRIJS DER AD VERTENT IEN Yan 1regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17L Grootere letters tisar plaatsruimte. Voor het incas- eeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. 10) DOOB „■Willeen de Veldmuis, die tny eiken morgen m|n -zeewater brosgt", viel Jorir den spreker in de reden, „schijnt erg het zuur aan hem te hebfeen. Hij maakte 'de opmerking dat die heer vooral een vriend was van de Katwijksche meisges en in het bijzonder van de dochter van den ouden Willenrsen." „'t Is wel mogelijk, maar niet waarschijnlijk," bradht Robert in H midden, „Mina Willemsen is er anders de vrouw niet «naar, om zoo'n bernchten lichtmis voet te geven. Ik heb 'haar altijd voor eem hoogst zedig meisje aangezien, maar ik kan natuurlijk ongelijk hebben. Errare est hunanum! Dat is dromers goed Latijn, niet waar, theoloog?" .„'t QEs, of ik Cicero hoor!" antwoordde ö.e aange sprokene. „Maar, wat -.ik nog vragen wilde, gaart jelui -van avond mede naar 't kamerccncert itt tt groot badhotel? Wij hebben-een invitatie ont vangen." ,jlk kan niet medegaan, daar ik niet tot de •categerie badgaeten behoor," antwoordde Co zeem art. .„Ik 'heb daar nooit toegang." De lezer moot nl. weten, dat men wan tijd tot tyd op 't groot badhotel een GcanJéreoncert gaf, •dat werkelijk heel aardig was. Alleen invité's had den het recht daar to komen. Dit waren in de •eerste plaats zij, die in 't groot badhotel zelf logeer den en verdei- de badgasten, die op kamers an 't 'dorp woonden. De heeren -en dameG, die ic het andere bad hotel Katwijk telde maar tweo groote hotels 'hun domincilie opgeslagen hadden, werden dood eenvoudig gepasseerd. Dit was natuurlijk vanwege •de concurrentie. Gaf men omgekeerd in het -andere hotel een •concert, dan passeerde neen de gsstenwan 't groo-to badhotel. Ik kan dus «iedereen, tie in Kstwflkikomt logee- ren, aanraden, maar een kamer in 't -dorp te ne men, waar hij, behalve dl het andere, nog van alle concerten gebruik kan maken. Mensdhen, die in Katwijk woonden, hadden daar nooit recht van toegang, uitgezonderd misschien burgemeester cum suis en andere «zulke hooge heeren. „Het zal ook zooveel 'bijzonders niet wezen," ging Robert voort, „muziek, die werkelijk mooi is, gemeten we 'bier maar nelden. Ik hoor, dat het geheele corps uit een pianist, een violist en een violoncellist zal bestaan, dus van alles wat. Ga jij ook in de muziekzaal zitten of kom je bij mij voegde hy er aan toe, zich tot William wendende. „Ik weet het nog niet; ik zou eigenlijk liever met jou medegaan, maar ik weet niet, of je vader het wel goed zal vinden." „Kom, kerel, wees wijzer. De oude heeft dolgraag dat je komt. Hij is geheel en al vergeten dat je een zoon van het gehate Albion zjjt. Van morgen zei hij nog dat hy je zoo'n Hinken vent vond en met alle respect van papa gesproken hij is anders niet zoo gauw ingenomen met een vreemde. En de rest, moeder en Lizzy, zijn ook altijd blijde als je eene visite komt maken; vooral de laatste, die kijkt niet voor niets zoo dikwijls in het spiegeltje, dat het geacht op 't strand geeft, 't Is ook geen kleinigheid zoo'n Engelsche lord bij je aan huis te ontvangen; wat zeg jy Joan?" „Je raaskalt weer, zóoals je wel eens meer doet", viel Willi&m lachend in, „lk heb nog nooit bemerkt dat je zuster ingenomen met mij is, ze is eer tamelijk styf en onvriendelijk tegen mjj, en wat dat lordschap betreft, dat is een fictie van je. Ik hen net zoo min lord als jij!" „Maar je hebt toch den titel van baronet?" „Ik?" klonk het verwonderd terug, „wia heeft je dat vertelt?'' „Wel, ik heb het op een brief gelezsa, welke aan je gericht was, daar stond het duidelijk op. En de Jan uit het badhotel heeft hot mij oek gezegd „Nu, die vindt ik goeddus, omdat auo'n pedante kleermaker uit Rotterdam mij zoo'n titel geeft, met de gedachte misschien daardoor meer in de guast te komen en die bediende het adres waar schijnlijk gelezen heeft, geeft ge tuf -©en titel, welke mij volskrekt niet toekomt. Neen ms.n, zoover heb ifc het UEOg niet kunnen brengen I" .„'tfis een komaek geval, ik heb met het onschul digste gezicht van do wereld tineis zitten beves tigen 'flat je baronet waarttrouwens, zy schenen •het 'eok reeds gehoord te hebben. Ik dacht 'het «zeker. Geven de menschen je nog meer namen, welho je niet toekomen? 'Zyt ge wedteelyk wel een Engelscfeman en", voegde hjj er schertsend by, .„heet je wel workelyk Ellen?" William moest -zich een oogenbiik omkeeren, om de blos niet te daten zien, welke by deze laatste, in-scherts uitgesproken woorden, hem dn het gelaat «teeg. Zonder het te weten en geheel onk-nndig had Robert, zooals men dat 'roemt, don spijker op •den kop geslagen. „Wy ztillen er nu maar goen -gekheid van maken", blonk het een ooger.blik later uit Williams mond, „ik sou my maar 'haftsten., je «familie uit de dwaling te helpen en verder ied ereec, wien^e soms over myn baronetschap verteld hebt, op de hoogte te stellen." „O, wat -dat laatste betreft, fik heb -er met geen •mensch over gesproken, üb srpreefc met weinig Katwykers.; dat weet je wel, naetwsnar, William?" voegde hy er zacht aan toe. Dit laatste -hoorden Jean en date gelukkig niet zij hadden hem dan ailiöbt ene «verklaring van -zyne woorden gevraagd. Het was nu ongeveer dwaal f uur geworden -en •dus tyd om het strand met de kofêokamor te -ver wisselen. William stapte dan ook op en -weldra volgden de anderen zjjn voorbeeld. Men zou-elkaar orrrtwee •uur op 't strand weerzien. Op verzoek van William ging Robert met hem mede naar 'tïhotel en weldra ■zaten de beide jonge mannen, jna «een .niet al ite pleizierige wandeling door het mulle zanS, in het ■ons bekende vertrek. Onderweg had William -een besluit genomen. Robert had gevraagd of hij wel weükelyk „Ellen" heette en hy wilde hem nu do volle waarheid zeg gen. Er mocht komen, wat -er wilde. „Robert," zoo klonk het dan ook weldra, „je hebt me van morgen een vraag gedaan, waarop ik je het antwoord nog schuldig ben. Weet je nog, wat je my gevraagd heb?" „Je schijnt ernstig te worden;" antwoordde de aangesprokene glimlachend, „laat ik eens zien, wat ik je gevraagd heb. Ik weet het waarachtig niet meer. Wacht, ik heb je gevraagd of je van avond bij ons kwam, is 't niet?" „Neen Robert, dat bedoel ik niet," hervatte Wil liam ernstig, „je schynt het niet meer te weten. Wel een bewijs, dat je geheel schertsenderwyze my die vraag gedaan hebt. En toch, wanneer ik het antwoord op die bewuste vraag liet hooren, zoudt gy vreemd opzien. Je hebt gevraagd of ik Engelsch- man was en of ik Ellen heette!" „Dat was immers maar gekheid," viel Robert luid lachend in, „wie denkt er nog aan zoo'n dwaze vraag „Van 't oogenblik, dat je my de vraag deed, is zij nog goen minuut uit myn gedachten geweest, Robert, en de slotsom is, dat ik je die vraag naar waarheid beantwoorden zal. Myn naam is niet Ellen 1' „Niet?" klonk het verwonderd. „Hoe heb ik het nu met je? En hoe heet je dan?" „Myn ware naam is William Hope en ik ben een familielid van je!" „Van Hope van Giwan Een zoon van den man,- die „Ga maar niet voort, "Robert, ik ben een zoon van den man, die indertyd ja braven grootvader de behulp zame 'aand weigerde en hem aan zyn lot overliet 1" „D:at zal je ook niet in de gratie by den ouden heer brengen;" hernam Robert peinzend, „ik zou je ma;jx niet raden, als hy dit soms te weten komt, by oms aan huis te komen. Je kunt er je geen voorstelling van maken, hoe verbitterd hy steeds iyhy aou zich waarachtig niet ontzien, als je eeros kwam, je de deur uit te gooien. Maak daar «staat 'Oip 1" „Ik weet dit," sprak William kalm, „ik heb eons gehoord, hoe hy over zyn Engelsche familie dacht i ik heb in zyn driftigen toon den haat ge- Hezen, dien hy tegen zijn oom, myn vader, koesterde, 'toen hy alleen nog maar iemand voor zich had, •die, 'i.ooals hy niet anders wist, slechts van dezelfde natie was en ik kan daar naar afmeten, hoe hy zal zyn, wanneer hy met een lid van die gehate familie te doen heeft. Ik vertel het je, Robert, omflat ik op dit oogenblik in een valsche positie sta en. ik deze wil doen ophouden. Myn uitdruk- kélyke< wensoh is, dat je heden nog alles tegen je •vader zegt, maar," zoo ging hy energiek voort, „zeg er d an tevens by, dat zyn oom op zijn sterfbed -diep berouw gekregen heeft, dat hy, een uur voor zyn dood, zyn zoon William met een heiligen eed deed bekhoven, geld noch tyd te sparen om den zoon v&n zijn broeder op te sporen en hem te helpen, •over al -waar hij kon. Zeg, dat die heilige gelofte volk omen gehouden is, dat de zoon meer dan twee jaren-, gezocht heeft en dat die zoon nu gereed staathem de vriendenhand te reiken, wanneer hy maar* .vergeven en vergeten wik En dit is, dunkt me, nu niet moeilijk meer. Den eersten stap heeft myn vader gedaan; het kan den uwen niet moeilijk meer vafien my de hand te reiken!" Ro bert schudde treurig het hoofd en langzaan* sprak hjj: „M&n vader, beste William, is ónvéïr- zoonlyik. Misschien laat hy zich een oogenblik mede- slepen,, wanneer ik hem alles vertel, maar de haat drijft toch weer boven. Ik ken myn vader! 'tSpyfe. my meer, dan ik zeggen kan, maar er valt weinig aan te doen. Ik,, zad nu naar huis gaan en alles mededeelen- zooate je begeerd hebt; verder op den dag kom ik neg wel l>y je. Wai er ook gebeuren moge, wy bly ven vrienden i" Een harftelpe handdruk bezegelde dit woord en- de deur viel achter Robert dicht. Zooals nog al eens veel gebeurde, kwam Robert weer te laat woer het middageten. Allen zaten reed» aan tafel, toen hy binnenkwam en de mama be knorde hem in 't vriendelyke, dat het nu al de» derden middag was, dat hy over tyd thuis kwam „Natuurlyk weer op 't badhuis geweest," bego» de oude Johns, „jy en Ellen zyn niet van elkaar af te slaan. Nu, 't is goed gezelschap. Ik heb daar zoo juist al tegen je moeder gezegd, dat hij van avond maar weer eens moest komen. Dat is ge zellig en ge zyt immers thuis, niet waar?" „Zeker vader, maar ik wilde u eerst straks ergens over spreken, na het eten." „Heeft het zoo'n haast? Wacht tot by de thee- na t eten moet ik even het gras hooren groeien!" Zoo noemde de oude Johns zyn middagdutje. „Zooals u wil, vader; haast heeft het niet." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 9