N°. 8262.
Dinsdag- 35 Januari.
A". 1887.
Feuilleton.
Eene Katwijksche geschiedenis
<§eze <Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van don- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 24 Januari.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommerg0.05.
PRIJS DER ADVERTENTEEN
Van 16 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17 J.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas-
seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
8)
DOOR
JT. v. Kil.
De zeeman, die zoo ongeveer een half magazijn
van anecdoten in zijn memorie had, liet zich
niet onbetuigd en gaf er verscheidene ten beste.
„Wij moeten aan wenden gaan denken," viel
Joan den verteller eensklaps in de rede, „het wordt
knapjes laat."
„Ja, asjeblieft!" klonk het direct eenparig uit
den mond der dames.
„Nu, dan moet het maar; ik had anders nog
liever wat door gezeild, 't plezierige is er van af,
want de terugreis zal niet zoo vlot gaan, daar we
met zes streken laveeren moeten. De wind is een
weinig in ons nadeel gedraaid't zal wel tegen
den donker loopen, eer we aan zijn. Dus bereidt
je maar voor, nog een paar ferme uren te zitten 1"
Robert had geljjk. De wind was gedraaid en nog
bovendien flink aangewakkerd. De lucht was in
het zuidwesten met donkere wolken bezet, dus 't
was hoog tijd om terug te keeren. Hier en daar
zag men in zee al enkele witte koppen van bre
kende golven, zekere voorspellers van onstuimig
weer. Johns had gewend en bestuurde het nu
moeilijk te regeeren vaartuig met vaste hand naar
Katwyks kust. Gelukkig dat men zoo'n flinken
stuurman aan boord had, die zoo juist met roer
en zeil wist om te gaan! Want, voorwaar, het is
geene kleinigheid, eene boot op zee te besturen,
als men een krachtigen wind en tij tegen heeft.
Men was nog omstreeks een uur van het strand
verwijderd, toen de eerste regendroppels op het
gezelschap neervielen en het vaartuig reeds een
paar kleine stortzeetjes aan boord gehad had, welke
onze vrienden, die lang niet op hun gemak waren,
met een regen van kleine droppeltjes besproeiden.
„Ik wilde dat we al goed en wel thuis waren",
riep William, toen juist weer een golf tegen het
vaartuig brak, „wij worden doornat. Voor mij komt
het er niets op aan, maar voor de dames, 't Spijt
me geducht dat u het zoo moet treffen, vooral
daar ik het zelf ben die u geïnviteerd heb. Wie
had echter ook zulk weer kunnen verwachten?"
„De schuld is aan mij, William", viel Robert in,
„ik had moeten wenden, toen de dames het my
voor de eerste keer vroegen. Maar, om je de waar
heid te zeggen, ik had volstrekt niet op de lucht
gelet. Echter is er volstrekt geen gevaar. Alleen
zullen we duchtig nat worden. Wij moeten ook
nog door de branding heen en dan zal het er
spannen. Aan my is echter niets meer te beder
ven, ik heb toch geen drogen draad meer aan
mijn lijf."
,,'t Is met mij ook zoo", sprak Lizzy hierop,
„maar 't komt er niets op aan. Ik ben wel meer
met zulk weer op zee geweest en heb er nooit
hinder van gehad. U behoeft dus geen zelfverwijt
te hebben, mijnheer Ellen, ik heb het trouwens
zelf ook veel te graag gewild."
,,'t Is gelukkig dat het morgen Zaterdag is",
mengde Joan zich in 't gesprek, die reeds zoo ver
gevorderd was, dat hij den bodem van de schuit
tot zitplaats gekozen had, „maar, zooals je zegt,
't is onpleizierig voor de dames. Hebt ge nog geen
beetje cognac, Robert, ik heb van dat zeewater
zoo'n kinderachtigen smaak in mjjn mond en ben
tevens lang nog niet frisch."
De cognac, geschonken in een bekertje, deed nog
maals de ronde en verdreef den kinderachtigen
smaak van Joan, terwijl hy tevens de magen van
het verkleumde vy'ftal verwarmde. Men was nu
dicht by 't strand gekomen en kon reeds de ge
laatstrekken van den ouden, Johns en eenige an
dere personen, met hooge waterlaarzen, onderschei
den, die naar het strand gekomen waren om bij
't uitstijgen de behulpzame band te bieden.
De boot was nu in de branding. Stortzee op
stortzee sloeg over het hevig stootende vaartuig
en maakte de zeillustigen nog natter en kouder.
Een algemeen „Goddank!" ging er op, toen de
boot eindelijk grond had en de vrienden op de
respectievelijke ruggen van Krijgsman en Koster
gezeten, op het vaste land gedragen werden.
Zonder te wachten ging ieder naar zjjn woning,
terwijl men de boot aan de zorgen van de beide
zeelui overliet.
In de eerste plaats drooge kleeren en dan een
flink warm maal was iets, dat voor allen, Robert
zelfs niet uitgezonderd hoogst noodzakelijk was.
Op den avond van denzelfden dag troffen William
en Robert elkaar nog in „de Kroon" aan. Zij speel
den, ouder gewoonte, en daarna ging Robert met
William mede naar zyn kamer. Willam had hem
iets te vragen, zooals hij zeide.
Toen beiden dan ook in het hotel gekomen
waren en in een stoel tegenover elkander
plaats genomen hadden, sprak de Engelschman:
„Robert, ik moet eens hoog ernstig met je spreken.
Je weet reeds, eens heb ik je gevraagd, of er
tusschen jou en Lina Dirksen eenige verhouding
bestaan had en je hebt toen „neen" geantwoord.
Dezen morgen kwam het gesprek weder op dit
oude punt. Een man, dien wy allebei kennen en
dien ik hoogacht, zoowel om zjjn hooge jaren als
om zyn gezond verstand, heeft my veel verteld
omtrent die zaken en op zoo'n manier en met
zulk een zekerheid gesproken, dat ik op dat oogen-
blik werkelijk en stellig dacht, dat jij schuld
hadt. Zeg my, Robert, rondborstig, wat er van de
zaak is. Ik zou het zoo gaarne weten willen."
„William," klonk het ernstig terug, „ik heb niet
gelogen, toen ik je vragen eens met „neen" beant
woordde. Zoo waarachtig als ik leven heb, ik be
zweer je, dat ik nooit iets met Lina uitstaande
heb gehad, 't Is waar, ik heb haar gekend, zelfs
veel van haar gehouden, daar ze met haar schoon
heid en hartelijkheid iedereen voor zich innam,
maar ook verder niets. Ik was werkelijk ontroerd,
toen ik haar droevig uiteinde vernam. Men heeft
in dit verbleeken van my een bewijs van schuld
gezienik weet dit. Reeds meer dan eens heb ik
my by myn vader over dit punt moeten verdedi
gen. Ik heb een groote ondeugd William, en die
ondeugd is, ik ben te onverschillig. Het kan mij
niet bijzonder veel schelen, wat de Katwijksche
menschen van my denken en zeggen en daarom
doe ik ook geen moeite my tegenover hen schoon
te wasschen. By jou echter, William, wil ik niet
dat iets bestaat, dat je tegen rnjj in kan nemen
en de reden, waarom ik dit niet wil is, dat ik veel
van je heb leeren houden. Gelooft ge my nu?"
„Ik geloof je, Robert," sprak William ernstig,
„wy zullen er niet meer over spreken 1"
(Wordt vervolgd.)
Krachtens de voorwaarden der 4'/j percents-
geldleening ad 125,000, moeten jaarlijks in de
maand Januari de schuldbrieven by loting worden
aangewezen welke met 30 Juni d. a. v. aflosbaar zijn,
voor welke aflossing op de begrooting voor 1886
een bedrag van 4000 is uitgetrokken, terwijl tel
ken jare eene beslissing genomen wordt aangaande
de bestemming te geven aan de over het vorig
jaar ontvangen gelden, die voor aflossing van
schuld of kapitaalvormig moeten worden besteed
Behalve de bovengenoemde ƒ4000 voor aflossing
van 4-pcts.-schuldbrieven ad 1000, der 472-percents-
geldleening, is op de begrooting voor 1886 een
bedrag van ƒ8600 uitgetrokken voor kapitaalbe
legging op den post Aankoop van inschrijving op
het Grootboek.
Daarentegen is op den post Geldleening ter voor
ziening in de kosten van buitengewone werken
in ontvangst gebracht ƒ4200 voor het dempen der
Zijdgracht, welke post sedert de vaststelling van
de begrooting bij suppletoire staten is verhoogd
met 7600 voor demping der Kool-en Brandewijns
grachten, met ƒ3800 voor verhooging van de kos
ten demping Zydgracht, met ƒ10,000 voor uit
breiding van het kapitaal der Gemeente in de
Bank van Leening, zijnde tot dusverre door Com
missarissen der Bank slechts over een bedrag van
ƒ4000 beschikt, en eindelijk met 4650, voor den
aanleg van straten enz. op het terrein der Leid-sche
Bouwvereeniging aan de Haverzaklaan, te zamen
uitmakende een bedrag van 30,250.
Verder is op den post Opbrengst van den verkoop
van gemeente-eigendommen het gewone bedrag van
500 in ontvangst gebracht. Werkelijk is echter
ter zake ontvangen ƒ2398.50 wegens verkoop van
grond, als: van J. Van Veen ƒ31, E. J. Schlette
ƒ19.50, Gebrs. Van Hoeken 20, A. H. Römer
ƒ1128 en R. Koekkoek ƒ1100. Hierbij gevoegd de
som van 8600 uitgetrokken op den post Aankoop van
Inschrijving, zal een bedrag van 10,998.50 kunnen
strekken in mindering van de door geldleening te
dekken uitgaven ad 30,250, welke alsdan zullen
bedragen ƒ19,251.50. Blykens de rekening over
1885 was van de 4-percents-geldleening ad 500,000
nog beschikbaar ƒ58,227.07, zoodat niet tot het
opnemen van gelden behoeft te worden overgegaan.
B. en Ws. geven den gemeenteraad alsnu in
overweging te besluitenlo. dat van het overge
bleven bedrag der 4-percents-geldleening bovenge
meld ad 58,227.07 zal worden afgeschreven
ƒ19,251.50, zoodat alsdan het beschikbaar bedrag
blijft 33,975.57; 2o. dat van de 4^-percents-geld-
leening ƒ4000 zal worden afgelost, waarvoor de
noodige gelden op de begrooting voor 1886 zijn
uitgetrokken.
De commissie tot het houden eener nationale
tentoonstelling van bloemen, planten, vruchten,
groenten en aanverwante artikelen in de maand
Augustus a. s. te Leeuwarden, vanwege de Friesche
Tuinbouwvereeniging, heeft door het geheele land
eene circulaire verspreid, waarbjj de medewerking
wordt gevraagd van de leden der genoemde Ver-
eeniging, van alle lief hebbers van planten, bloemen,
groenten, vruchten enz. en van alle belangstellenden
in tuinbouw, nijverheid en kunst. Het plan der
tentoonstelling is op breede schaal ontworpen en
zal gelegenheid aanbieden, zoowel voor den be
oefenaar, als voor den voorstander, liefhebber en
begunstiger, het omvangrijke tuinbouwvak te leeren
kennen. De onkosten zyn begroot op ongeveer
7000; zij worden gerekend, voor de helft te
kunnen worden gedekt uit de fondsen der Ver-
eeniging en de entréegelden. Voor de andere helft
wenscht de commissie een waarborgfonds in het
leven te roepen.
Den kapitein-ingenieur P. G. Van Schermbeek,
van het corps genietroepen die gedurende drie
jaren in Japan de genie-werkzaamheden heeft ge
leid werd dezer dagen door den Japanschen minis
ter van oorlog, namens den keizer, dank betuigd
voor de door hem bewezen uitstekende diensten,
terwyl hem de ridderorde van de Rijzende Zon
werd aangeboden.
Ook de Nederlandsche regeering ontving Zr. Ms,
dank voor de bereidwilligheid, waarmede zy den
heer Van Schermbeek ter beschikking van het
Japansche gouvernement had gesteld, (I).)