eenkomst van figuur, uiterlijk, gelaat en houding,
welke tusschen deze cocotte en de gravin Corniska
bestond, hetgeen hem dan ook de vraag tot haar
deed richten„Vous n'avez pas de soeur dans la
noblesse
Heude Sillery, die toevallig op dit oogenblik hare
geldelijke pretenties op Niniche kwam doen gelden,
ontmoette hier haren vroeger zoo beminden bad
knecht, thans gemetamorphoseerd in „Lo prince
Ladislas''; zij wordt door den Poolschen Cor
niska als Niniche aangesproken en deze op zijne
beurt ziet zich in hare oogen tot koning van Polen
verheven. De vurig verlangde brieven worden den
politicus op eene onverwachte wijze overhandigd,
maar even onverwacht, een weinig later, wederom
ontfutseld door Grégoire, Anatole en Niniche, thans
in complot.
Dit is in korte woorden, in grove trekken de
inhoud van de gisteravond hior door een Fransch
gezelschap opgevoerde vaudeville operette van
Millaud en Hennequin. Het was een stuk geheel
en al beantwoordende aan de eischen door de tegen
woordige Fransche school aan bepaalde farces, aan
„pieces a tiroir" gesteld. In „Les trois chapeaux
de paille", „les dominos roses", „la tète de Linotte")
„Fiacre 117" en thans ook hier, overal dezelfde
truc, overal dat „va et vient continuel," overal
die verwarring tusschen personen en zaken.
Hier gold bovendien nog eene voortdurende ver
wisseling van kleedingstukkende pantalon van
den een diende een oogenblik later tot beendekking
van den ander, hetgeen natuurlijk het zjjne er
toe bjjbracht tot het in het leven roepen van
menigvuldige quiproquo's.
Het geheel was verrjjkt met een aantal quodlibets,
„jeu de mots," niet altijd van het fijnste allooi,
en insinuaties, waarvan die omtrent het verschil
tusschen medailles en ridderorden, door Grégoire
ten beste gegeven, een bepaald succes had.
"Wat de zang aangaat, deze valt niet bijzonder te
roemenslechts mme. Mégay en de heeren Emma
nuel en Dupuis zongen eenige coupletten; de luide
bijvalsbetuigingen welke de laatste inoogste met
zijne „course d'omnibus", was ongetwijfeld meer eene
hulde aan zijne voordracht on vooral aan zijne lon
gen dan wel aan zijne stem; mad. Mégay bezit
eene zuivere sympathieke sopraan, maar ontbloot
van alle kracht.
Meerdere lof verdient het spel. Alles was vol
verve en brio, alles geanimeerd; er heerschte
leven, gloed en bezieling op het tooneel, het was
geene comedie meer, het was natuur. Wat eene uit
stekende type van een „niais" werd ons doordien
Anatole geleverd en wat was hij consequent in die
opvatting, geen enkel oogenblik verloochende hjj
dat vadsige, dat trage, waarmede hij den „pschut-
teux" karakteriseerde, zelfs niet in de meest be
narde oogenblikken, waarin een woedend echtge
noot den verleider zijner vrouw tracht in zijne macht
te krijgen.
Mad. Mégay leverde ons eene cocotte geheel en
al naar het leven, naar de werkelijkheid geschetst
zij was de bekoorlijke, de lieftallige sirene, in staat
velen in hare netten te lokken, zij was de beval
lige, elegante vrouw, ons zoo menigmaal door Grévin
te aanschouwen gegevenook Heude Sillery in hare
vreugde, in hare blijdschap het woord gericht te
hebben tot den koning van Polen, diens hand aan
hare lippen gebracht te hebben, was zeer goed.
De heer Legrenay is een oude bekende van ons
publiekniettegenstaande de hooge jaren, waarmede
deze grijsaard gezegend is, bewondert nog ieder dat
losse, vrije spel en die merkwaardige mimiek. Ook
gisteravond ontbrak het hem als de graaf Corniska
en tevens als commissionnair in ridderorden van
St.-Pothin, niet aan warme bijvalsbetuigingen.
Het minst beviel ons de heer Emmanuel als
Grégoire, er lag iets gedwongens, iets stijfs in die
persoonlijkheid, hetgeen te meer onze aandacht trok,
bij de vergelijking met het overige personeelslechts
in de laatste acte kon hjj, volgens onze bescheidene
meening met de anderen gelijken tred houden.
Het niet bijzonder talrijk publiek werd eerst te
middernacht in de gelegenheid gesteld huiswaarts
te keeren. Een langdurig genot derhalveMr. L. H.
Dc uitvaart van prof. Simon Thomas.
Een breede kring van deelnemenden uit allerlei
rang en stand, zoowel van de mannelijke als
vrouwelijke kunne, had zich hedenmorgen op den
doodenakker aan het einde der Groenesteeg om de
geopende groeve geschaard, welke het stoffelijk
overschot zou ontvangen van den zoo diep be
treurden hoogleeraar dr. A. E. Simon Thomas.
Toen de met drie kransen bedekte kist zich op
de lijkbaar bevond om naar do laatste rustplaats
te worden gedragen, sloten zich, achter de treu
rende familieleden, ook de collega's des overledenen
en vele anderen bij den stoet aan.
Alvorens de doode in den grafkelder werd neer
gelaten, trad do rector-magnificus der universiteit,
dr. H. G. Yan de Sande Bakhuyzen, naar voren
om er op te wijzen hoe zwaar deze gang naar
deze plaats was, waar nog slechts een jaar geleden
de zoo hooggeachte Heynsius er was heen geleid.
Zwaar is de slag die ook nu weer is geslagen.
De redenaar wees daartoe op de diepe beteeke-
nis, welke in dit verscheiden lag opgesloten voor
do wetenschap, waaraan de overledene zich zoozeer
wijdde; terwijl deze zich daarenboven bij zoovelen
wist bemind te maken. Hij was een aangenaam,
onderhoudend leermeester, innemend in den omgang,
bij allen de hoogste waardeering inboezemende,
steeds het belang der wetenschap en dat zijner leer
lingen behartigende. Daaraan heeft hij zijn roem
te danken en daarom is het een eer zich een leer
ling van Simon Thomas te mogen noemen. Maar
naast den geleerde staat ook de medicus, wion
nooit iets te veel was voor anderen nuttig, om anderen
bohulpzaam te zijn. Zoo gaarne hadden wij gewenscht
dat hjj de voldoening had mogen smaken op zijn
arbeid terug te zien. Helaas, het mocht zoo niet
zjjn. Thans is ons hart vervuld met weemoed, maar
ook met dankomdat wij zooveel van hem hebben
mogen leeren. En ook daardoor zal men Simon
Thomas nimmer vergeten.
Daarna sprak prof. dr. T. Zaayer uit naam der
faculteit van geneeskunde, waarvan de overledene
een sieraad was. Verliest spr. zelf niet alleen een
hooggewaardeerden ambtgenoot, met wien hij twin
tig jaren streefde naar een zelfde doel, maar ook
een leermeester en vriend, die hem steeds met dank
baarheid zal vervullen, de faculteit verliest een man,
die gedurende 38 jaren het ambt bekleedde, dat hem
afzonderlijk werd opgedragen en waarin hij het in
hem, toen hij nog een jong medicus was, gestelde
vertrouwen niet beschaamd heeft. Zijn loon is niet
achtergebleven. Want van zjjne kweekelingen staat
er een als hoofd der geneeskundige inrichtingen te
Zetten, terwjjl twee anderen (de heeren Halbertsma
en Sanger) het hoogleeraarsambt aan de Utrechtsche
en Groningsche hoogescholen bekleeden. Daaren
boven hebben vele eervol bekende verloskundigen
in ons land aan hem hunne kennis en bekwaam
heden te danken, en zelfs in het buitenland is hij
met roem bekend. Wjj hadden hem zoo lief en
zullen zijne nagedachtenis steeds bljjven hoogachten
Woorden van troost tot de aehterbljjvonden rich
tende, wees spr. er de zonen op hoe hun vader hun
een voorbeeld van trouwe plichtsbetrachting was en
een man van ware humaniteit, wiens voetspoor zjj
hebben te volgen.
De heer P. J. Van Wijngaarden bracht als praeses
van het studentencorps hulde aan den overledene,
wiens heengaan misschien kalm is geweest, maar
daarom niet minder treffend, niet alleen voor de
familie en niet enkel voor de vrienden, maar ook
voor de studenten, vooral voor zjjne leerlingen, die met
hen treuren. Als getuigenis daarvan voegde hjj bjj
de drie kransen een vierden.
Wat en hoe de overledene voor die leerlingen
steeds geweest is, werd geschetst door den praeses
der geneeskundige faculteit, den heer Slotemaker,
óók van welk een weldadigen invloed het op hunne
studiën was zóó als hij hen altjjd aanmoedigde en
opwekte tot den arbeid, hoe vriendschappelijk h\j
met hen tevens in den omgang was. Een vijfde krans
welken zijne medeleden aan Thomas' nagedachtenis
wjjdden, was er het dankbare zinnebeeld van. Ook
was het op initiatief van den overledene dat er
hier ter stede eene vereeniging werd opgericht,
welke tot sieraad strekt van het studentencorps,
de zoo nuttige vereeniging tot ondersteuning van
behoeftige kraamvrouwen, welke zoo op aller sym
pathie mag bogen.
Dr. H. A. Boursse Wils herdacht den overledene
als lid van de afdeeling Leiden der Maatschappij
tot bevordering van Geneeskunde, wier bloei
hoofdzakelijk te danken is aan den innigen band
welke er tusschen de wetenschap, de hoogleeraren,
en de practici bestaat. Ook bij Simon Thomas werd,
in rnoeielijke gevallen, nooit tevergeefs om raad ge
vraagd. Steeds stelde hjj zich welwillend ten dienste
en ook immer, zoolang hij lid der afdeeling was,
woonde hjj met ijver de vergaderingen bij, waarop
hjj zoo dikwijls licht verspreidde. Spr. was nog
tijdens hunne studiën een tijdgenoot van hem,
van wien hij zelfs te Amsterdam, al was spr. hier
student, veel leerde als hjj hem aldaar in het
Binnengasthuis rondleidde.
Na hom nu eveneens een „rust in vrede" te hebben
toegeroepen, was het vervolgens ds. C. G. Chavannes,
die als predikant der Waalsche gemeente eenige
woorden van waardeering sprak voor den over
ledene, wiens wetenschappelijke studiën hem niet
beletten tevens een waar Christen te zijn en in
wien de gezonde philanthropie een vereerder vond.
Niet als een beoefenaar der wetenschap, noch
als leermeester, maar als een diep betreurd
vriend, als mensch, schetste ten slotte de hoog
leeraar dr. G. D. L. Huet den doode, wiens hand
we nog voelen drukken, wiens stem we nog hooren
klinken. Ook hem werd tijdens zjjn leven geen leed
gespaard, maar toch bleef hij dan welgemoed, an
deren ter wille, hen zelfs als zij in kommer of
nood verkeerden, opwekkende en opbeurende. Zoo
iemand, dan blijft hjj in aandenken als een trouw,
hartelijk vriend, dien men niet kan en niet mag
vergeten. Die hem vereeren, ze zjjn ontelbaar!
Met een door snikken onderbroken woord van
dank door den oudsten zoon, geneesheer te Rotter
dam, ook namens de overige familie, voor de wel
sprekende hulde aan zjjn vader bewezen, was de
plechtigheid volbracht, welke op velen blijkbaar een
diepen indruk maakte.
BUITENLAND.
Fraukrijk.
In den aanvang der gisteren gehouden zitting
van de Kamer van Afgevaardigden werden eenige
bedekte hatelijkheden gewisseld tusschen den heer
Rouvier en de regeering. De heer De Freycinet
betuigde op ironische wijze zjjn dank. De regeering,
zeide hij verder, was van oordeel dat op den pre
sident van den Raad niet de plicht rustr by elk
hoofdstuk der staatsbegrooting te antwoorden. Hij
betreurde de zoo even gesproken woorden, waarvan
het doel is om de Kamer tegen de ministers op
te zetten. Hjj rekende op de goedkeuring van alle
republikeinen en geloofde dat zij, die tegen de
kredieten stemden, het niet op het ministerie ge
munt hadden.
Daarop werd de beraadslaging over de staats
begrooting hervat, en wel over hoofdstuk 49, waarop
den vorigen dag door de Kamer eene vermindering
van 618,000 fr. word aangenomen.
De algemeene rapporteur, de heer Wilson, deelde
mede, tot welke verminderingen de commissie had
besloten.
De minister van financiën, de heer Sadi Carnot,
verklaarde de verminderingen te verwerpen en de
oorspronkelijke cijfers te handhaven.
Niettemin werden de reductiën met 411 tegen
99 stemmen aangenomen. (Levendige beweging.)
De Kamer vereenigde zich verder (met 500 tegen
18 stemmen) met eene vermindering van 12 milli-
oen op de hoofdstukken betreffende de thesauriers-
generaal en de bijzondere ontvangers.
De minister van financiën gaf niet te kennen
hoe de Regeering over die reductiën dacht.
Groot-Brltannlë.
Gelijk reeds is gemeld, heeft de Britsche regeering
den 30sten October bezit genomen van het eiland
Socotra. Dit eiland is na Madagascar hot grootste
Afrikaansche eiland in den Indischen Oceaan, ligt
ten oosten van Kaap Guardefui en heeft eene uit
gestrektheid van 3500 vierk. mijlen met eene be
volking van 10,000 bewoners. Het eiland is niet
bijzonder vruchtbaar, doch is van belang als han
delsstation.
- Uit Bombay wordt gemeld dat een karavaan,
uit Ghusni te Lahore aangekomen, het bericht bracht
eener nieuwe overwinning van de Ghilzai's op de
troepen van den Emir. Een deel der Afghaansche
soldaten liep met de artillerie over tot de opstan
delingen. Men beschouwt den opstand, welke wordt
geleid door godsdienstige dweepers, als een verzet
tegen het verbond, dat de Emir met de Engelschen
heeft gesloten.
Het prinsje van Battenberg is het 36ste klein
kind van koningin Victoria, die bovendien reeds
voor de 5de maal overgrootmoeder is.
Talecrammeiii
SOFIA, 25 November. De cadetten brachten een
aanklacht in tegen kapitein Tepavitcharoff, daar hjj
pogingen aanwendde om eenige cadetten tot oproer
aan te sporen, die deel namen aan de samenzwe
ring van 19 Aug., maar aan wie later gratie werd
verleend. Dit feit gaf den commandant aanleiding