A0. 1886.
MIJNE DOCHTER CAROLINE.
ierclag- Noyember.
feze <Qoarant wordt dagelijks, met uitzondering
van fpn- en feestdagen, uitgegeven.
F. VON BULOW.
vja Tjnmhav
LEIDSCH
Tl A UI! I, All.
PEJUS DEZER COURANT:
Voor Loidon per t maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afronderlgke Nommers0.06.
PRIJS DER ADVERTENTTEN
Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas-
seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
20)
VAN
De heeren luitenants spitsten de ooren, er scheen
reeds over mijne vossen gesproken te zjjn. Toen
ik bescheiden antwoordde dat de paarden op mijn
landgoed groot gebracht waren, werden de gezichten
der luitenants heel wat opmerkzamer. Hun gesprek
staakte zelfs voor eenige oogenblikken en nauw
keurig namen zij mij op, als wilden zij zeggen:
„De kerel schijnt dan toch nog niet zoo'n erge
vlegel te zjjn als wjj wel dachten."
Intusschen was de zaal tot op het laatste plekje
gevuld en aller oogen wachtten op de komst van
zjjne Majesteit den koning van Grafenwalde. Doch
bij zulke gelegenheden liet hjj gaarne op zich
wachten, dat hield hjj voor voornaam. Eindelijk
hoorde men een landauer, tot dusver het eenige
rijtuig in de stad, over het slechte plaveisel aan
rollen. De luitenants trokken nog eenmaal aan
hunne uniformen, wierpen nog een blik op knoop
en sabel, keken of alles wel in orde was, draaiden
aan hun baard, zoover die aanwezig was of nog
komen kon, en aller oogen richtten zich vol ver
wachting naar den ingang. De heeren vormden, even
als bjj een cour bjj het hof, twee rjjen om zjjne
Majesteit overeenkomstig zjjn stand te ontvangen.
Luitenant Yon Edelskroon vatte niet ver van de
deur post, om dadeljjk alle mogelijke bevelen te
kunnen ontvangen. Mjj had men op den achter
grond gedrongen; daar ik echter langer was dan
een van de anderen, kon ik uit de verte zien wat
er te zien was. Het gewichtige oogenblik was ge
komen, en binnen trad, zjj het ook niet met mach
tige schreden, de leeuw van Grafenwalde, de laatste
spruit van een koningsgeslacht, Casimir Von Stre-
powski. De geëmailleerde orde van de eene of
andere buitenlandsche grootheid hing op zjjne borst.
De booze wereld zeide, dat hjj zich die ridderorde
tweemaal grooter had laten maken dan het origineel
was. In elk geval kan ik verklaren, dat het kruis
zeer groot was.
In het volle bewustzijn van zjjne hooge waar
digheid liep hjj langs de gelederen, nam de buigingen
der luitenants welwillend aan en richtte eenige
woorden tot den adjudant. Evenals in zjjn huis
alles naar een bepaald reglement ging, was er voor
zulke feestelijkheden een vast programma opgesteld.
Hjj trad het eerst de zaal binnen, op den voet
gevolgd door de paradedochter, daarna de overigon
en tot slot de gezelschapsjuffrouw. Zoo ging het
ook dezen avond.
Juffrouw Caroline zag er boven alle beschrijving
lief uit in haar wit mousselinen kleedje. Zij had
eene donkerroode Camelia op de borst en een in
het haar. Graaf Werdenstein haastte zich om aan
hare zjjde te komen en ik hoorde hoe hjj op zijn
verwaanden toon tot haar zeide:
„Op mjjn woord van eer, mejuffrouw, gjj ver
staat het geheim om in een prachtig toilet te ver
schijnen, mag ik u mjjn arm aanbieden."
Geheel op hare oude, scherp afstootende manier
antwoordde zjj kort maar duidelijk, zoodat het door
alle aanwezigen gehoord kon worden: „Dat zou
niet passen, mijnheer de graaf, zoolang niemand
nog mijne oudere zusters uitgenoodigd heeft."
De straffende blik des vaders hielp niets meer en
ik juichte bjj mijzelven over die terechtwijzing, die
beter aangekomen was dan ooit een sabelhouw van
mij het had kunnen doen. Tjjd om een antwoord
te geven bleef hem niet over. Zjj stapte hem trotsch
veorbjj en men zag aan het glimlachen der offi
cieren, dat hun deze terechtwijzing van den weinig
beminden kameraad ook niet ongelegen kwam.
Aglaya, Euphrosyne en Thalia heden in kersrood,
met den geheelen overigen bloemenvoorraad getooid,
en als altijd met kuisch ter nedergeslagen oogen
en juffrouw Neveling volgden.
De ovorste stond op het punt de zaal binnen te
gaan. Op een wenk van den adjudant lieten daarop
de onderofficieren en overige trawanten als uit een
mond het „De overste 1" hooren. Als of er aan een
draad getrokken werd, zoo sprongen alle aanwezigen
bjj dat woord op en aller oogen richtten zich op
hem, den kleinen en toch zoo grooten man. Ja, ja,
zoo'n regimentscommandant in Grafenwalde gold
toen ter tjjd voor een bijzonder wezen, voor wien
alle ruggen zich moesten buigen de tjjden zjjn
intusschen ook in dit opzicht veranderd.
Een genadig, nauw merkbaar knikje rechts en
links, eene lichte buiging voor de officiersdames
en in 't volle besef zjjner eigene heerlijkheid nam
hij in de eerste rij op een verhoogden stoel, zooals
hij het gaarne had, plaats, terwijl zjjne dames zich
aan beide zijden groepeerden. Eerst thans mocht
ook het overige gezelschap weer gaan zitten.
De adjudant vraagt of het concert beginnen kon.
Een toestemmend knikje en de trompetters vingen
met hunne jubelouverture aan en wel met zooveel
vuur, dat iemand in die lage zaal hooren en zien
verging. De ramen rinkeldon, de kroonluchter be
gon te bewegen en het werd in de zaal om te stikken.
Als tweede nummer volgde thans onze Sonate.
Zooals het behoorde, geleidde ik juffrouw Caroline
naar de piano. Volkomen ongedwongen, koel voor
de blikken, die op haar rustten, volgde zij mij;
het publiek scheen voor haar niet te bestaan. Ter
wijl zij zich neerzette, zeide zjj mij eenige hartelijke
woorden van dank voor de bloemen.
Wjj speelden zoo goed als ooit te voren. De toe
hoorders zouden wel gaarne geapplaudiseerd heb
ben, maar daar door den overste geen sein gegeven
werd, onthielden ook de anderen zich.
De oude had zjjn knorrigste masker voorgedaan.
Men zag duidelijk, hoe onbehagelijk hjj zich ge
voelde en dat het dwang en geen vrije wil was,
dat hjj zich hier bevond. Mjjne buiging voor hem
bjjzonder achtte hjj de moeite niet waard om op
te merken.
Met militaire stiptheid liep nu alles van stapel;
slechts tweemalen moest eene kleine pauze gehou
den worden om de kaarsen te snuiten.
Zelfs de harmonie maakte hare zaken zeer goed.
De leden schreeuwden wel verschrikkelijk, maar
de directeur had den mahoniehouten maatstok
wel verdiend, die hem als eene herinnering aan
dezen gewichtigen dag door de leden werd aan
geboden.
In den tusschentijd, dat ik zelf niet behoefde
te spelen, had ik tjjd genoeg om gelaatkundige
studiën te maken. Spoedig kwam ik tot de over
tuiging, dat het publiek, toen de eerste prikkel der
nieuwsgierigheid afgestompt was, zich doodeljjk
verveelde. Het geeuwen begon weldra epidemisch
te worden.
Ofschoon ik veel daarvan op rekening der warmte
kon stellen, bemerkte ik toch wel dat juffrouw
Caroline geljjk had, toen zij zeide dat in heel Gra
fenwalde niemand iets van muziek verstondalleen
de variaties op een ouden soldatenmarsch, die de
stadstrompetter met ware virtuositeit voordroeg,
waren in staat algemeene instemming te wekken
en 't was ook de eenige maal, gedurende den ge
heelen avond dat-ik den oude met instemming zag
knikken.
Tegen 9 uren stierf de laatste toon weg en dat
was het teeken voor den apotheker Groenboom em
het geheele gezelschap in Bengaalsch vuur te zet
ten. S:iel verhief zich de overste om in dezelfde
orde als hij gekomen was, de zaal te verlaten. Dit
geschiedde met zooveel overhaasting, dat ik niet
eens tjjd had om afscheid van juffrouw Caroline
te nemen. Weinige minuten daarna hoorde men de
oude landauer weer weg rjjden.
Hartelijk bljjde was ik, dat de zaak afgeloopen
was. Zóó gemakkelijk zou ik er echter niet afko
men. Van alle kanten kwamen mjjne bekenden uit
het burgercasino om mjj schoone en zeker ook
goedgemeende woorden te zeggen, en de burgo-
meester hield eene hoogdravende rede over mjjne
opofferingen voor het welzjjn der stad. Niet zonder
veel moeite wist ik eindelijk te ontkomen.
Thuis gekomen viel mjj bjj het rangschikken
mjjner muziek een los blad in het oog:
De herinnering aan het goede,
Houdt ons altoos wel te moede.
De herinnering aan het schoone,
Is het heil der menschenzonen.
Maar herinnering aan het Ééne,
Bljjft het beste naar ik meene.
Het krachtige schrift, dat mjj reeds eenmaal
onder de oogen was gekomen, liet geen twjjfel bij
mjj over wie de schrijfster was. Was het toeval
of opzet, dat dit blad mjj in handen kwam? Ik
weet het niet. Meer dan eenmaal las ik de vers
regels over, daarna legde ik het blad, met ge
dachten vervuld, als tweede stuk in het herinne
ringsvak.
IX.
Een slechte nacht volgde op dien avond en on
danks alle moeite kon ik niet in slaap komen.
Al de aandoeningen, welke mjj die dag gebracht
had, bestormden mjj opnieuw.
Iedereen zal in zulke slapelooze nachten onder
vonden hebben, dat opgewonden denkbeelden licht
afmetingen aannemen, die spotten met alle verstand.
Het geluk bouwt luchtkasteelen, een klein ongerief
opent afgronden, de muis wordt een olifant en het
woord wordt reeds daad. Een vonkje doet in wei
nige miButen een groot gebouw in vlammen staan
dat in de werkelijkheid bjj overleg tot een kaarten
huisje zou inkrimpen.
Zoo ging 't mjj in dien nacht.
Daar ik niet veel aanleg voor zulke phantasien
bezit, bljjven die, welke bjj mij ontstonden, lang
bjj mjj in herinnering.
In gedachten doorliep ik de weken, die ik reeds
hier was, riep mjj alle beleedigende tooneelen weer
voor den geest, zag de intellectueels nietigheid en
bekrompenheid die mjj omringden en gevoelde hoe ik
niemand had bjj wie ik mjj kon aansluiten. Onder
omstandigheden, die geheel in strjjd met mjjn ka
rakter waren en waaraan ik toch niet kon ontloo-
pen, nog vele maanden te moeten doorbrengen, dat
vervulde mjj dien ochtend met eene ontzetting, die
ten slotte mijne kwellendste gedachte werd.
De oude mevrouw Von Rottenberg was eene zeer
beminnenswaardige dame, die mjj zeer goedgezind
was, daarvan was ik door en door overtuigd, maar
zjj kon onmogelijk vergoeden wat mjj ontbrak. Mjj
ontbrak een element, dat uit een zelfde wortel
was ontsproten, dat op een zelfden grond was ge
teeld, dat jeugdige belangstelling niet alleen met
mij deelde, maar ook met mij voelde en dacht, dat
ook zin had in mjjne ernstige studiën. De eenige
lichtstraal die in al deze duisternis overbleef, was
ook verdwenen, mij bleef slechts de herinnering
aan dit zoo eigenaardige meisje, dat mjj tusschen
al de kwellende gedachten in al hare liefelijkheid
steeds weder voor den geest trad. - Die herinne
ring kon toch niemand mij ontrooven.
(Wordt vervolgd.)