Landpachtregeling. Gemengd Nieuwe» De officier van justitie te Breda verzoekt per telegram te worden bekend gemaakt met de verblijfplaats van: lo. Herman Smitz, bij genaamd Lange Snijder, geboren te Dusseldorp, wonende te Gent (België)hij draagt in een zwart verlakt zeildoekje eenige gedrukte platen, land schappen en beelden voorstellende; hij spreekt Duitsch met Hollandschen tongval en drukt zich in de Hollandsche taal zeer goed verstaanbaar uit; 2o. Fredrich Jortan, bijgenaamd De Zwarte Beijer, 21 jaren, geboren te Herzogenowisch, wonende te Tipihij spreekt Duitsch met Hollandschen tongval, doch drukt zich slecht in de Hollandsche taal uit; 3o. Theophile Bruneel, 21 jaren, geboren te Lich- tervelde, wonende te Aertrjjcke (België); ook hi) was in het bezit van gedrukte platen of schilde rijen, in zwart verlakt doek gewonden. Zoo mogelijk wenscht de justitie ook bijzonderheden omtrent hunne wjjze van leven te vernemen. Ook verzoekt de justitie te Breda opsporing, aanhouding en bericht van den kassier by de werk plaats der Staatsspoorwegen te Tilburg, tegen wien door den rechter-commissaris in strafzaken te Breda een bevel tot voorloopige aanhouding is verleend. De Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoor wegen heeft eene premie van 500 fr. op zijne aan houding gesteld. Zooals men weet, wordt deze ambtenaar verdacht van verduistering van hem toevertrouwde gelden. De overstrooming in Frankrijk. Blijkens de uitvoerige bijzonderheden betreffende de overstrooming in het zuiden van Frankrijk, is daardoor zeer aanzienlijke schade aangericht. De Rhone is zóó gewassen, dat de gemeenschap tusschen Mallemort en de naburige gemeenten ge heel is afgesneden. Een rijtuig met vier personen is omgeworpen, maar de personen werden met moeite gered. By Apt zijn 300 schapen en eenige paarden verdronken. Overal trekken patrouilles rond, ten einde, zoo noodig, hulp te verleenen. Het ergste zijn de verliezen te Avignon, waar een viertal wijken, met de aangrenzende straten geheel onder water werden gezet. De inwoners moesten hun huisraad naar boven brengen, daar het water de beneden-verdieping geheel onbruikbaar maakte. De Durance is veel erger dan de Rhöne. Als een onstuimige stroom stort de rivier van de Alpen neer, alles medesleepende wat zij op haar weg ontmoet. De spoorwegdijk tusschen Cavaillon en Goult is ge heel weggeslagen, zoodat het water zich over de geheele vlakte kon uitbreiden. De treinen hebben daar onmiddellijk hun loop gestaakt. Uit de omstreken van Aix luiden de berichten niet beter. De reizigers in den trein van Marseille naar Aix moesten in de waggons overnachten, daar de trein niet verder dan Laynes kon komen. Eerst toen een trein van den anderen kant aankwam, .konden zij overstappen en de reis voortzetten. De brug te Barrême is weggespoeld. Zes perso nen bevonden zich er echter op en redden zich op een gedeelte, dat te midden der rivier bleef staan. Spoedig werden zij daar door den prefect gered. Overal wordt ijverig aan het herstel der wegen gewerkt, waarbij vooral de pontonniers zich verdien stelijk maken. Ook uit Bordeaux komen slechte berichten. De Garonne is zóó gewassen, dat de kaden tot de sporen van den tramweg onder water staan, en het water zich door de riolen ook in de aangrenzende straten verspreidt. Alleen met rijtuigen zijn deze nog te passeeren. De tramweg heeft gedeeltelijk den dienst moeten staken. Het water rees door den storm zóó snel, dat men geen tijd had de bedreigde koop waren op de kade en in de magazijnen van het lagere deel der stad in veiligheid te brengen. Het schijnt dat men overal het ergste heeft ge leden. Het water begon reeds op vele plaatsen te zakken, maar de schade is zeer groot. Onder de vraagstukken van actueel maatschap pelijk belang bekleedt het bovenstaande eene voor name plaats. Het is daarom niet ongepast daarbij eenige oogenblikken te verwijlen. Yan algemeene bekendheid is het, dat dergelijke regeling tusschen den eigenaar van den grond en den gebruiker daarvan wordt aangegaan. Konden wij alle gegevens verzamelen, dan zou het blijken, dat zoodanige regeling zeer uiteenloopt. Deels kun nen wij dat verklaren uit de verschillende soorten van gronden. Natuurlijk dat van eene betere grond soort eene ruimere opbrengst komt dan van eene schralere. De pachtsom evenwel, zal die billijk zijn, moet zoodanig worden vastgesteld of geregeld, dat de pachter in staat is ze te voldoen. Zy moet dus niet te hoog worden opgevoerd, want de pachter moet dan, ook by den besten wil om aan zyne verplichting tegenover zyn landheer te voldoen, wel in gebreko biyven. Waar een dergeiyke toestand niet voor enkele jaren, maar voor een veel ruimeren tyd zich voordoet, kan men ook zeker zyn, dat de bemesting van den grond ook nogal vry wat te wenschen overlaat. Kan de pachter zyn landhuur niet betalen, hoe wil hy dan de noodige bemesting voor 'tland nog kunnen aanschaffen? Al wordt gelyk in sommige contracten geschiedt de hoe veelheid bemesting voorgeschreven, het is den pach ter onmogelyk die conditie na te leven; hy blijft in dat opzicht evenzeer in gebreke als dat hy de volle landhuur niet kan betalen. Blyft nu de be dongen pachtsom dezelfde, wordt deze niet ver minderd, hoe wil hy dan ook nog van zyn achter stallige huur kunnen aanzuiveren? Toch heeft de landheer daar recht op. Dat weet de pachter ook wel. Hy heeft daarom zyn veestapel tot onderpand moeten stellen dat hy gezind is de pacht te be talen. Menig pachtboer, die nog een eigen, door erfenis verkregen, kapitaal had, moest gedurende de laatste jaren het tekort met eigen geld dekken en kon, zoodoende, nog de zaak in 't reine houden. Maar hy kan ook vooraf berekenen, dat als telken jare zyn kapitaal zoo vermindert, hy eindelyk niets over houdt dan bange zorgen voor de toekomst. Geen wonder, dat zulke lieden gebukt gaan onder dien toe stand en hopen, dat öf de zuivelproducten weer eene hooge waarde erlangen, öf de pachten, in even redigheid van de werkelyke opbrengst der zuivel producten, worden herzien. Indien geen van beiden geschiedt, zoo is het ontwyfelbaar zeker, dat zy de pacht op den duur niet kunnen opbrengen. Maar, zal men waarschynlyk zeggen, waarom gaat men toch een contract aan, indien men overtuigd is, dat de huur te hoog gesteld is om ze, zonder inbrok keling van eigen kapitaal, te kunnen voldoen? Deze tegenwerping is maar al te gegrond. Het ware zelfs te wenschen, dat iedereen, die nog eenig kapitaal had, het liever solide belegde, dan het in eene zaak te steken, die hem niet dan met verlies er van bedreigt. Doch de hoop dat de pryzen zich zullen herstellen en men dan, zonder verlies, zyn geliefd bedryf kan uitoefenen, doet menigeen nog, als er eene woning openkomt, eene som bieden, die hy evenmin, by niet-stygende pryzen der zuivel producten, kan betalen als zyn voorganger, die de woning, by het eindigen van den huurtyd, verliet. Te laat zal ook hy ondervinden, dat hy dwaas handelde eene zoo hooge pachtsom aan te bieden. Met naberouw denkt hy reeds aan de gelden, die hy, ten gevolge van zijn buitensporig bod, zelfvan zyn kapitaal heeft moeten afnemen. Wat zal voor hem het einde zyn? Indien de landheer op aan zuivering van de gelden, die hy ten laatste nog moet schuldig bly ven, aandringt, zal hy de woning in verarmden toestand moeten verlaten. Had hy niet eene zoo buitensporig hooge pachtsom aange boden, dan zou het gevolg geweest zyn, dat de landheer de woning tot billyker prys had moeten verhuren. Niet alleen voor zich zelf, maar ook voor andere pachters heeft hy de zaak bedorven. Zy moesten veelal, by het ten einde loopen van hun huurtyd, tegen hoogere pachtsom inhuren. Zoolang de zuivelproducten hoog in prys waren kon eenige verhooging vallen. Toen evenwol de boter en kaas in prys verminderden, kon men vooraf berekenen, dat het moeilyk, ja onmogelyk zou zyn eene hoogere landhuur te voldoen en kon het niet uitblyven, of een nogal aanzienlyk bedrag bleef men van de pachtsom schuldig. Men gevoelt dus wel dat een dergelyke toestand op den duur onhoudbaar is en het eigenlyk niet aangaat de pachtsom te regelen naar de som die deze of gene, die nog een eigen kapitaal heeft, durft bieden, om zich de voorkeur te verschaffen de woning te kunnen betrekken. Een andere maatstaf moet alzoo ten grondslag liggen aan de bepaling van de pachtsom. Deze toch moet zoodanig gesteld worden, dat de pachter ze kan betalen en dat is alleen mogelyk, als ze in overeenstemming is met hetgene hij voor zyne zuivelproducten en andere voortbrengselen werkelyk kan maken. Wordt zóó de pacht ge regeld, dan kan de landheer ook met recht eischen dat de pachtsom geheel in de gestelde termijnen wordt voldaan en zal iedereen den landheer gelijk geven, dat, zoo een zyner pachters dan nog een aanzienlyk gedeelte schuldig blyft, hij hom niet langer zijn land verhuurt, want het is dan 's pach ters eigen schuld, zoo hy in gebreke blijft, wijlhy dan toont de noodige spaarzaamheid te missen. Het is èn voor den landheer èn voor den pachter veel beter dat de pacht in bi 11 yk he id wordt geregeld. De eerste heeft dan, jaar uit jaar in, zyn pachter geen bewys te doen teekenen, dat hy eene kleiner of grooter som van de landhuur is schuldig gebleven, welk achterstallige schuld hy zoo de pachtsom niet verminderd wordt toch onmogelyk te eeniger tyd kan aanzuiverende laatste daaren tegen zal alle zuinigheid betrachten om de nu billyk vastgestelde huur te voldoen, terwyl hy zich boven dien zal beyveren om het land goed te bemesten, ten einde het voortbrengingsvermogen er van te verhoogen, dat in zyn voordeel is en te gelyk in dat van den landheer. Ten einde de pachter hier toe aan te moedigen, zou het wenschelyk zyn dat de verpachting voor langer dan vyf of zes jaren (gelyk op vele plaatsen) werd aangegaan. Wy zouden dien tyd op minstens tien jaren willen bepaald zien en gelooven dat het best ware, dat by het contract vastgesteld werd een minimum en maximum bedrag voor landhuur en naar de pryzen der zuivelproducten het vorig jaar waren, de pachtsom voor het volgende jaar, steeds tus schen beide bedragen, werd geregeld. Zoo zou de landhuur in overeenstemming gebracht worden met hetgeen de pachter zou kunnen opbrengen. Eene dergelyke regeling zou voorkomen, dat de pacht te hoog was naar de werkelyke pryzen der land bouwproducten en, by styging hiervan, ook den landheer schadeloos stellen voor eene geringe pachtsom in een minder gunstig jaar. Zoo zouden beider belangen bevredigd worden. Volgen gun stige jaren, dan kan de pacht ook eenigszins hooger zyn en zal het den pachter niet zwaar vallen zyn landheer te voldoen. Komen er minder gunstige jaren, dan dient ook de landhuur althans op het minimum-bedrag gesteld te worden, wil de pachter aan zyne verplichting kunnen voldoen. Zeker zal het by allen, die weten, hoe de land- huren in de laatste jaren zyn opgedreven, geen tegenspraak vinden, dat dat minimum-bedrag hoog stens op */j van de tegenwoordige hooge landpry.- zen dient gesteld te worden. Gelyk nu de zuivel producten in waarde zyn, is de huidige landhuur minstens te hoog. Stijgen de zuivelproducten weer in waarde, dan kan dat minimum-bedrag na tuurlijk weer verhooging ondergaan. Werd daarom het minimum-bedrag hoogstens op 1/J lager dan de tegenwoordige landhuur en deze als het maxi mum-bedrag gesteld en tusschen beide bedragen de jaarlyksche landhuur geregeld, dan zou een toestand in 't leven treden, die landheer en pachter beiden zou bevredigen. Wordt de tegenwoordige toestand evenwel be stendigd, dan kan het niet anders, of het land ondervindt daarvan, tot schade van den eigenaar, de gevolgen en een breede stand onder onze land bouwers gaat de toekomst met zorg en angst te gemoet, daar de meesten reeds nu niet aan hunne verplichtingen kunnen voldoen. Hoe willen zy dan hunne achterstallige schuld nog kunnen aanzuiverenDat is niet mogelyk, zoo eene billijke, meer geëvenredigde regeling der land pacht langer wordt uitgesteld. Anderen, die nog iets bezitten, zien hun eigen kapitaal al meer en meer inkrimpen, zoodat ook voor hen de tyd een maal zal aanbreken, dat ook zy ten deele in ge breke blyven de te hooge landhuur, naar de tyds- omstandigheden, te voldoen, wordt het vaststellen van een billyk bedrag aan landpacht langer ver schoven. Wy hopen daarom, dat alle landheeren hunne aandacht zullen wijden aan het belangrijke vraagstuk, hoe de landpacht dient geregeld te wor den, ten einde den pachter in de gelegenheid te stellen ze te kunnen voldoen en geen gedeelte er van achterstallig te blyven. Daar er gelukkig vele weldenkende landheeren zyn, zoo twijfelen wy ook niet, of zy zullen voorgaan en hun goed voorbeeld zal anderen aanlokken tot eene betere landpacht regeling te besluiten. Doen zy dat werkelyk, dan zal opgewektheid en blijde hoop terugkeeren, waar thans, en niet zoader reden, neerslachtigheid en moedeloosheid heerschen, omdat men steeds moet ervaren, dat men niet voor- maar achteruitgaat en dit een bangen blik doet werpen in de toekomst, zoo deze niet verhelderd wordt, waartoe de land heeren zeiven de macht hebben. Mochten zij daaraan ook allen den wil paren! Het zqu de pachters dankbaar stemmen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 2