N°. 8191. BJLaaxicla.g; 3. Noyember. A0. 1886. MIJNE DOCHTER CAROLINE. feze iQourant wordt dagelijks, met uitzondering ran fpn- en feestdagen, uitgegeven. F. YON BULOW. LEIDSCH DAGBLAD. FBIJS DEZER COURANT: T«W IMitn per 8 mwnden1.10. Franco per post1-40. Aftondsrlgke Nommers0.08. PRIJS DER ADVERTBNTIEN: Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel Meer 84T|. Grootere letters naar plaateruimte. Teer het Inn» seeren buiten de etad wordt 0.10 berekend. 13) VAN Yoor 't oogenblik dankte ik den hemel voor de vergunning om te gaan zitten en nog blyder was ik, dat ik niet meer in het brandpunt der blikken van denoverste en iuffrouw Neveling stond. Ik nam mij voor zoo kalm mogelijk af te wachten wat verder gebeuren zou. Eene zonderlinge schikking van tafel en servies. Voor een liefhebber van antiquiteiten was hier ge noeg te zien, maar geen stuk paste bij het andere. Elk op zich zelf echter was fraai, maar maakte in die karig gemeubileerde kamer eene zeer zonder linge vertooning. Alles sprak van vroegere groot heid, gevolgd door verval. Zelfs het menu, dat, keurig gecalligrapheerd door den regiments-schrijver, by elk bord lag, had in zyne hoogdravende Fran- sche benamingen niets dat by de werkeiykheid paste. Opmerking verdient, dat niet alleen by diners, maar eiken morgen het menu aan het oordeel van den overste moest worden onderworpen. De gerech ten waren wel eenvoudig en niet talrijk, maar toch zou het tot de onaangenaamste tooneelen aan leiding gegeven hebben, als 's morgens op den be paalden tyd het menu niet op zijne schryftafel was neergelegd. Met innig welbehagen kon hy dat dan bestudeeren en er zijne aanmerkingen met rood potlood by maken. Zoo kreeg ik er later eens een te zien, waarop het by het dejeuner a la fourchette heette„de la viande froide". De verbetering van de hand des oversten luidde: „filet deboeuf en surpris froid avec du pain au naturel". Bij gebrek aan beter, ver schenen als dessert steeds bruine pepernoten. Maar deze plebejische naam zou eene onmogelykheid zyn geweest en kreeg door„Petit pain d'épice en forme de noisette", een ander kleed aan. Eene gelyksoor- tige ydelheid legde hy aan den dag by de keus der étiquetten voor zyn wijn. Een wynkelder be stond niet in huis. De noodige wijn werd den avond vóór een diner bij den eenigen wy'nhandelaar in de stad gehaald. Deze had slechts drie soorten: een rooden wijn, die waarschijnlijk geen vaderland kende, een schralen moezelwy'n, en Grüneberger champagne van de derde soort. Met deze wynen had nu eene bewonderenswaardige gebeurtenis plaats, zoodra ze in het huis van den overste waren. Zg verschenen den volgenden dag op tafel, nu eens alsSt.-Julien, Rauenthaler en veuve Cliquot, dan als: grand vin Chateau X, Stem berger en Mumm. De overste dronk zeer gaarne een glas, maar kon bitter weinig verdragen. De wijn oefende, naar gelang van de hoeveelheid en hoedanigheid die hy dronk, een verschillenden in vloed op hem uit. In het eerste stadium was hy de gemoedelijkheid in persoon, in het tweede ver anderde die gemoedelykheid in drift en prikkelbaar heid en in het derde werd hij sentimenteel, wat echter slechts zelden voorkwam. Evenals aan 't hof mocht geen der genoodigden zjjne sabel afleggen, wat bij de kleine ruimte aan tafel nog hinderlijker was. Niettemin voelde ik mij, toen ik maar eenmaal zat, weer veel vryer en kon ik bij de goede burgerkost, die men ons onder allerlei vreemde namen voorzette, zeer goed voor een oogenblik de stijve uniform vergeten. Het geheele gesprek werd geleid door twee per sonen, den overste en zijne dochter. De eerste had zich schijnbaar in het onvermijdelijke geschikt; de eerste wijnstemming was aan de beurt en hy sprak met de naast hem zittende officieren over alles wat een overste toentertijd slechts kon interesseeren, over den dienst, dat groote onuitputtelijke thema. Hy hield daarmede de eene helft der tafel geheel bezig; aan de andere helft voerdemynebuurvrouw het woord. Het overige gezelschap hield zich neu traal. Eenige bepaalden zich tot het stereotype: om u te dienen, ja! om u te dienen, neen! Het menu was tot de „Fricandeau de veau avec sauce espagnol et pommes de terre roties" genaderd, waarbij eene soort roode wyn geschonken werd, die den naam van „Grand vin chateau la Rose" droeg. De overste kreeg het eerste glas. Opmerkzaam proefde hytoen zeide hy, ontevreden het hoofd schuddende, tot den bediende, die achter hem stond „Frits, dat is niet de goede; ik heb je uitdruk kelijk gezegd uit kast 3, het vijfde vak van boven, aan de rechterhand." Zulke intermezzo's waren regel by de diners in de Heerenstraat en Frits was er op afgericht. Hy verdween met de flesch en kwam terug met eene andere, waarop te lezen stond: „Grand vin chateau Lafitte." Met innig welbehagen werd de inhoud van deze flesch door den overste onderzocht en goedgekeurd. Te oordeelen naar de scheve gezichten, die eenige der officieren trokken, waren deze minder tevreden dan de gastheer, alleen de trouwe adjudant genoot in gelijke mate als zyn gebieder. Myne buurvrouw zat op haar praatstoeltje. Het was een genot het meisje te hooren spreken, zoo flink kwam zy voor hare meening uit en zoo degelijk critiseerde zy de armzalige genoegens, welke anderen najaagden. Uit vluchtige opmer kingen had ik bspeurd dat zy meer omtrent my wist, dan ik gedacht had. Zoo wist zy o. a. dat ik by Runkei woonde, dat ik viool speelde en dat ik tot eerelid van het Casino benoemd was. Zy droeg ook kennis van eenigen myner familie-omstandigheden. Waar zy dat alles vandaan had bleef my voorloopig nog een raadsel, want gelegenheid voor een meer dan vluchtig ge sprek hadden wy samen niet. Ik had myne kalmte en myn zelfbewustzijn langzamerhand teruggekregen en waagde het van tyd tot tijd ook een woordje in het midden te brengen en daar het stadsnieuws vrij algemeen ter sprake kwam, verhaalde ik ook wat my in eene der samenkomsten van het Casino voorge komen was. Runkei had daar namelijk eene collecte voor eene arme vrouw gehouden, wier man by zyn leven meer voor zijne arme stadgenooten dan voor zich zelve had gezorgd en daardoor zyne weduwe in kommervolle omstandigheden had achtergelaten. Tevergeefs echter was steun ingeroepenmet enkele grosschen had men hem willen afschepen, maar Runkei had den heeren het geld voor de voeten geworpen en hun hunne karigheid vrij heftig verweten. Met gespannen aandacht had myne buurvrouw toegeluisterd. En toen ik den naam der weduwe, vrouw Wahrenhorst, noemde, viel zy my met ver ontwaardiging in de rede. Zij zeide: „Dat komt er van als men op reis gaat en de eenmaal opgenomen plichten verwaar loost. De vrouw moet geholpen worden." Een oogenblik hierover nadenkende, zat zy in gedachten verzonkentoen klopte zij vast besloten tegen haar glas en zeide: „Hooggeëerde gasten! Vrijdag-avond te zeven uren zal ik de eer hebben voor een weldadig doel, in de zaal der officieren ressource, met myn buurman aan mijne linkerhand een instrumentaal concert te geven. Toegang één gulden of hooger voor wie meer willen geven. Het overige zal op het programma vermeld worden. Was dit scherts of ernst? Wie kon dat bij dit meisje weten. De hoogvereerde gasten lachten ongeloovig. De overste was de eerste, die het algemeene stilzwijgen verbrak en zich tot zijne dochter wendende, tot wie hy tot dusverre geen woord gesproken had, zeide hy: „Myne dochter Caroline, met zulke dingen mag men niet schertsen. Ik kan er om lachen, dat eene Strepowski als concertgeefster zou optreden." Hy scheen echter tot doove ooren gesproken te hebben, want onmiddellijk wendde zij zich tot den adjudant en zeide; „Mijnheer Von Edelskroon, gy als man van het bureel en als directeur der ressource zult wel voor de noodige schikkingen zorgen en kunt daartoe morgen vroeg bij my de noodige instructies halen." „Tot uw dienst, mejuffrouw", antwoordde hij gehoorzaam. „U, graaf Werdenstein", vervolgde zij, „zou ik gaarne tot directeur over de kas benoemen en mijn heer Raaf zal morgenochtend precies te elf uren hier zyn met zijne viool en van avond het groote duo in C-dur van Beethoven instudeeren. Doe den heer Von Uhlenhorst mijne vriendelijke groeten en vraag of hy u voor dien tyd vrijaf van den dienst wil geven." Niemand waagde het een woord in het midden te brengen, alleen de overste wilde nog wat zeg gen, maar Caroline viel hem haastig in de reden met de woorden: „Gy kent my toch, lieve papa wat ik recht oordeel, dat zet ik door en de zaak is volstrekt geen scherts." Hy zweeg, maar het was de stilte welke den> storm voorafgaat. Te oordeelen naar de blikken, welke de overste van tyd tot tyd naar my wierp, scheen wynstem- ming No. 2 sterk in aantocht. Als een berg lag het voorgenomen concert op aller borst, maar Caroline wist op vroolyken toon en met zooveel bevalligheid naar alle richtingen de wolken te verdrijven, dat aller misnoegdheid spoedig weer verdwenen scheen en de gasten met smaak de verdere spijzen nuttigden. Ik was echter blijde, toen met de „panequins en rocher a la Cancale avec Creme a la Bavaroise" (omeletten met wijnsaus) het laatste gerecht voorby was en de tafel opgeheven werd. Natuurlijk wilde ik myne buurvrouw weer den arm bieden, maar ik had buiten den waard gere kend. Graaf Werdenstein had een wenk van den overste gekregen en eer ik er aan dacht was de graaf my voor en, wilde „myne dochter Caroline" niet eene wellicht onberekenbare catastrophe in de tweede wjjnstemming in het leven roepen, dan moest ze wel gehoorzamen. Ik liep met myne ziel onder den arm ais laatste in den ry en hield my in het damessalon op den achtergrond, met ver langen een geschikt oogenblik afwachtende om my te verwijderen. Buitengewoon haastig werd de koffie gebruikt. Toen maakte de ritmeester zyn compliment, de overigen volgden en eindelyk wilde ik gaan, maar opnieuw had ik buiten den waard gerekend. De overste trok my terzijde en zeide kort en streng: „Ik moet u spreken." Ik boog voor de dames, zag nog hoe Caroline toornig met den voet stampte en bevond my in het volgende oogenblik in de reeds weer tot woon kamer ingerichte eetzaal. Als een tijger in zijne kooi liep de overste, nog altyd zwijgende op en neer. Blijkbaar verkeerde hy in de hoogste opg#wondenheid. In afwachting der dingen, die komen zouden, gingen eenige minuten in weinig aangename span ning voor my voorby. (Wordt vervolgd.J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1