N». 8185.
Maandag 35 <3ctol>ei".
Feuilleton.
MIJNE DOCHTER CAROLINE.
A\ 1886.
F. VOX BÜLOW.
feze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran &on- in feestdagen, uitgegeven.
LEIDSOH DAGBLAD.
,.i< i
PRIJS DEZER COURANT:
Tm* L«id»n p«r 8 maanden1-18.
Tnutoo per port1.40.
ANonderljfk# Kommer».0.08.
10)
VAN
De moed was by my een weinig gestegen en ik
antwoordde op ernstigen toon„de aanleiding tot
zijn arrest was
Verder kwam ik niet, misschien wel tot myn
geluk, want op het zelfde oogenblik verscheen het
onbeweeglyke gelaat van den bediende om de deur
en diende „graaf Von Werdenstein" aan.
Met een grooten, smakeloozen bloemruiker in de
hand trad de officier-dandy eerste klasse, graaf
Hugo Von Werdenstein, met den noodigen aplomb
binnen.
Reeds by den eersten blik scheen hij my de echte
„Elegans militaris crotalus", een ras dat voor het
vrouwelijke geslacht bijna onwederstaanbaar is.
Een hoogst gevaarlijk genus, waarvoor ouders niet
genoeg gewaarschuwd kunnen worden. Den ouders
allerlei lievigheden bewyzende, verleidt hy hunne
dochters, heeft het hoofdzakelyk op ryke partyen
- gemunt, is gewoonlijk niet dom, meest van innenjend
uiterlijk, maar altijd een losbol.—Bedroog my myne
gelaatkunde niet, dan was de opmerking van Havik
volkomen juist geweest.
Vol zelfbewustheid maakte hy de aanwezige
dames zyn compliment, natuurlyk op mij geen acht
slaande.
Half beschaamd, half bevredigd, glimlachten de
drie gratiën en juffrouw Neveling.
Een pas nader tot „mijne dochter Caroline", eene
nieuwe buiging en, met bewonderenswaardige be
valligheid haar den bloemruiker aanbiedende, zeide
hy: „Mejuffrouw, mag ik u den laatsten bloemen-
groet van myn geboortegrond aanbieden?"
De houding was om te schilderen I Den gepluim-
den sjako onder den arm, den anderen met den
bouquet recht uitgestrekt, stond hy eenige minuten
vol verwachting en onbewegelyk.
Zijne vis-a-vis dacht er echter niet aan hem den
ruiker af te nemen. Met een spottend lachje keek
zij nu naar den gever, dan naar den ruiker. Ik was
nieuwsgierig naar het eerste woord. Naar de uit
drukking op haar gelaat te oordeelen, scheen dat
woord scherp te zullen wezen, maarde be
leefdheid zegevierde. Met eene lichte buiging her
nam zij, den ruiker aannemende:
„Ge zijt te beleefd, graaf." Dan, altijd nog met
een spottend lachje, voegde zy er bij: „Te oordee
len naar deze bloemen, moet de tuin van uw grafe-
lyk slot een echte lusthof voor vlinders zyn."
De graaf antwoordde met een flauw lachje
„Mocht u dan bloeien als zonnebloem in mynen
tuin en ik daar vlinder wezen!"
Met verontwaardiging werd de ruiker over de
tafel geworpen, terwyl „myne dochter Caroline"
ietwat dubbelzinnig antwoordde: „Zonnebloemen
en vlinders, mynheer de graaf, zyn gewoonlyk in
boerentuinen tehuis.
Eene uitdrukking van ontzetting vloog over het
gelaat der vier andere dames. De roode neus van
juffrouw Neveling begon te gloeien en de drie
gratiën gaven allerlei blyken van hunne verbazing
over zooveel vermetelheid.
"Werdenstein wist zich als man van de wereld
spoedig van zyne verrassing te herstellen. Hartelyk
lachende, viel hy haar in de rede: „Ik heb, by
mijne eer, nog nooit kostelijker scherts uit den
mond eener dame gehoord, mejuffrouw, werkelyk
fameus, fameus 1"
Ik was een goed opmerker en het ontging mij
niet dat de graaf by de woorden van juffrouw
- i.11 -
Caroline tot over de ooren gebloosd had. Den zin
en de beteekenis barer woorden begreep ik eerst
later, toen ik vernam, hoe berucht deze grafelyke
vlinder was wegens zijn fladderen van den eenen
boerenhof naar den anderen.
Thans stelde Juffrouw Neveling mij aan den
graaf voor. Een korte blik, een nauwelijks merk
baar knikje was zyn eenige groet. Raaf eenjarig
vrijwilliger gemeen plebs, daartoe schenen zich
zijne gedachten omtrent my te bepalen. Ik bleef,
als niet behoorende tot het fatsoenlyke gozelschap,
verder onopgemerkt.
Juffrouw Neveling leed blykbaar nog van den
schrik over den afgewezen bloemruiker. Zy achtte
den graaf als den voornaamsten en den fijnsten
officier van het regiment en haar innigste wenscb
was van den graaf en juffrouw Caroline een paar
te maken. Met geweld onderdrukte zij daarom hare
gemoedsbeweging weder en het gesprek op een
ander onderwerp willende brengen, vroeg zij Wer
denstein naar het begin der ressource-vermaken.
„Ik wilde mij als eene byzondere eer "het ge
noegen verschaffen, dames, u de aangename ty-
ding te brengen dat wy morgen den eersten uit
spanningsavond zullen geven. Ik denk eene kleine
voorstelling met myn Box te geven. De dog heeft
verbazende kracht in zyne tanden en luitenant Yon
Rosenfeldt zal zijn gedresseerden poedel vortoonen.
Wellicht zullen we ook eene kleine rattenjacht
houden. Ik kan u dus een zeer amusanten avond
beloven."
Er volgde een algemeen gelach.
Alleen „myne dochter Caroline" liet zich, tot
groote ergernis van juffrouw Neveling, achterover
in haar stoel vallen en, het neusje spottend optrek
kende, zeide zy
„Ik deel uw smaak niet. Die ressource-avonden,
waar de verveling voorzit, zyn weinig naar myn
zin Juffrouw Neveling, in uwe plaats zou ik myn
dikken Azor nemen, ge hebt hem het kusjesgeven
zóó goed geleerd, dat uw hondje niet minder byval
zal verwerven, dan de andere. Graaf, ge moest
compagnieschap met juf sluiten. Apen loopen hier
genoeg rond, de vastgebonden beren behoeft men
maar los te snyden, de lion van den dag zyt gy
zelf, dan is de menagerie klaar."
Met deze woorden stond zy op, ging zacht neu
riënde naar de bloementafel en brak een takje der
nog bloeiende reseda af.
Juffrouw Neveling was slechts in staat om een
verwytend „Caroline" in 't midden te brongen, maar
dat eene woord vatte dan ook alles samen, wat
haar hart in opstand bracht: Schaamte, ergernis,
haat en wraakzucht.
De drie gratiën hadden, als op commando, de oogen
neergeslagen, zelfs Hugo Von Werdenstein wist
niet wat hy zeggen zou en zweeg.
Geschikte oogenblik scheen thans gekomen
om my zoo spoedig mogelyk te verwyderen.
Myn eerste bezoek was achter dpn rug. De
donkere oogen vervolgden my echter dag en nacht
en waren onophoudelyk voor myn geest, zoodat
mij van de verdere bezoeken by verschillende hoofd
en andere officieren weinig meer bygebleven Is.
Slechts zooveel herinner ik my, dat niet alleen
hunne woningen, maar ook zyzelven volkomen op
elkaar geleken. De luitenants-physionomie van toen
verschilde niet veelde streng voorgeschreven haar-
en baardsnit droeg daartoe vooral veel by. Maar
ook wat hun verstand betrof was nauwelyks eenig
onderscheid te bespeuren. Hunne gansche belang
stelling 1 bepaalde zich tot paarden, honden, jacht,
dienst, avancement, aanmerkingen op hunne hoofd
officieren enz. Als lectuur dienden eenige lichte
romans van twyfelachtig karakter, het excerceer-
reglement en de ranglijst. - Van een zucht naar
geestelijke of ook slechts-militair-wetenschappelijke
PRIJS DER ADVERTENTTEN:
V»n 1—6 regels 1.05. Iedere regel ateer #.lTf,
Grootere letters naar plaatsruimte. Toer bet ln«M*
buiten de stad wordt 0.10 berekend.
volmaking W&S &een sP00r te Ontdekken. Het kwam
wel voor <£at by dozen of genen het „betere ik"
bovon kwam £n een tydlang de studieoC.eken weer
ter hand werdefJ genomen, maar als de anderen1
daar achter kwamen, dan werd de ongelukkige
weetgierige zoo bespot, dat hy niets beters doen
kon, dan zoo spoedig mO£elyk de geheele boeken
kraam weer over boord te werpen.
De wijze waarop ik by de verschillende officieren
ontvangen werd, verschilde ook niet veel. Allen
zagen my, evenals graaf Werdenstein, hooghartig
aan en, ofschoon ik groot landeigenaar en boven
dien doctor in do philosophie was, zoo behoorde
ik toch niet tot het „ras" en was ik derhalve by
hen niet in tel. De een liet mij zeggen, dat hij
geen tyd had; oen ander opende my zelf de deur
en scheepte my daar meteen af; een derde ontving
my op de sofa liggende zonder op te staan en
dus slechts in den vorm verschilde de ontvangst.
Een zucht van verlichting ontsnapte my toen
ik weder in de Muurstraat voor mijne woning
stond en het eerlyke gezicht van Runkei my door
het venster vriendelijk toelachte.
Eene verrassing wachtte my. Myn paard, een
volbloed hengst, op onze landgoederen geboren,
was intusschen aangekomen en de knecht bracht
my gelijktijdig een brief van mijne moeder, waarin
de lieve vrouw my verzocht zekere mevrouw Mar-
garetha Yon Rottenberg te bezoeken, eene oude
vriendin, wier verblijf te Grafenwalde zy eerst thans
vernomen had. Ik herinnerde my levendig, hoe
dikwijls myne moeder gesproken had over deze,
wel is waar veel oudere, maar hooggeschatte vrouw
en hoe weinig lust ik ook zoo even nog had om
meer bezoeken af te leggen, zoo was toch deze
uitnoodiging voldoende om my aanstonds weer te
doen oprijzen.
Het huis der oude dame was spoedig gevonden
en een klein naambordje met de woorden„mevrouw
de weduwe Von Rottenberg" wees my de deur
harer woning.
De inrichting van een huis karakteriseert zyn
bewoner. Zii spreekt dikwijls luider tot one dan
het welsprekendste woord en ontvouwt bns sneller
zyn gemoedsleven dan jarenlange omgang buitens
huis dit vermag. Dozen levep;digen indruk kreeg
ik ook hier.
Eene weld.d(jjge kalmte kwam my by 't binnen
treden t^gemoet erf dg vfööazi;me huiskamer ver
haald^ zonder dat ik behoefde te vragen, eene"
lan.ge geschiedenis. Ik vond my in een lang ver
vlogen tyd verplaatst. De rococo-meubelen met
hunne groote bronzen ringen en beslagen, de spie
gel met zyn zwart geworden lofwerk, de kostbare
maar geel geworden kopergravures aan den wand,
de ouderwetsche gladde--sofa met verbleekt da
mast, alles zeide my„Ook wy waren eenmaal
vertegenwoordigers dej^yeelde." Nog altyd waren
zy echter getuigen van orde, reinheid en zorgen,
de weerkaatsing van het vreedzame stille gemoed
der oude dame, die met khar borduurraam aan het
venster zat bn my vriendelyk glimlachend aankeek
toen ik-binnenkwam.
Zy stond op en kwam my tegemoet en toen ik
haar den groet myner moeder bracht, schoot een
straal van innige liefde en genegenheid uit haar oog.
„Ikheb uwe moeder nooit vergeten," zeide zy.
„Het is wel waar lang geieden, maar het was
zoo'n schoone, onvergetelyke tydNog zie ik haar
in haar bruidsgewaad. Myn overleden man, mijne
dochter, die de liefste vriendin uwer moeder was,
de verloofde myner dochter en uw vader - allen,
dio om haar stonden, schenen toen de vertegen
woordigers van het reinste geluk. Een takje van
haar myrtenkrans heb ik bowaard, het ligt by
menig ander thans verwelkt blad, herinneringen
aan gelukkige dagen!" (Wordt vervolad.)