N». 8159. "Vrijdag 34 September. A0. 1886. KRACHT NAAR KRUIS. §eze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 23 September. LEIDSCÏÏ #1§É DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per S maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers6.05. EENE SCHETS VAN P. J. ANDRIESSEN. „Dat wil ik wel gelooven. En 't zou misschien niet kwaad zjjn, indien we daarover eens met el kander spraken." „Heel gaarne, Reuter. In de eerste plaats ge loof ik, dat we zullen moeten beginnen met de financiën." „"Wel Emma! Je spreekt als een advokaat. Maar laat me je dienaangaande wat zeggen. Geldzaken zijn moeilijke punten voor eene vrouw; daarenbo ven verbiedt de wet, u daarin alleen te handelen, 't Eerst is dus de benoeming van een toezienden voogd over uwe kinderen noodig. Heb je daarover al eens gedacht?" „Gedacht? Eduard heeft mij zelfs den persoon aangewezen, dien hij wel wenschte, dat ik zou kiezen." „Zoo? Nu dan zijn we daarmede gereed. En wie is die, als ik vragen mag. Uw broeder uit Zwolle of uw zwager uit Arnhem." „Noch de een, noch de ander, 't Is iemand, aan wien hij 't lot zijner weduwe en kinderen zoo gaarne toevertrouwde, iemand die een oprecht hart en een hulpvaardig gemoed heeft kortom, een man van zaken en van geweten, een vriend van hem." „En die iemand „Zijt gij, Reuter." „Wel te duivel 1 Ge doet my ontstellen. Daarop was ik niet voorbereid. Ik toeziende voogd! „Neemt ge 't aan, Reuter, als de familieraad u daartoe benoemt?'' „Welnu, ja. En daar hebt gij mijn hand er op, dat ik alles zal aanwenden, wat mij het vertrouwen van den overledene kan waardig maken. En, of schoon dan nog niet benoemd, wil ik terstond in functie treden. Wat dus de geldzaken aangaat, die zullen wij voorloopig onderzoeken. Maar daar be ginnen wij heden avond niet mee." „Waarom niet? Ik dien toch te weten, hoe het daarmee staat." „Daarover later. Thans eerst over uwe kinderen. Frits is tien, Adolf acht en Lucie zes jaar. Is 't zoo niet?" „Juist. Welnu, Lucie blijft natuurlijk by u. De beide jongens gaan naar de kostschool." „Maar, Router, waar denkt gij aan Ik mijne kin deren van mij zenden? Hoe komt dat in uw ge dachten op?" „Wel, als vrouw alleen kunt gij onmogelijk twee knapen opvoeden. Dat zou eene te zware taak voor u zijn, afgescheiden nog van de onwaarschijnlijk heid van den goeden uitslag." „Men kan wel aan u hooren, Reuter, dat gij een man van zaken zjjt en zelf geen kinderen hebt. Niemand, mijn vriend, is beter in staat om de kna pen op te voeden, dan de moeder." „Om ze te bederven, meent gij. Jongens hebben eene strenge tucht en eene harde hand noodig." „Jongens hebben eene liefderijke leiding en een vriendelijk moederhart noodig, mijn vriend. Zeg eens, zou uwe moeder, indien uw vader eens vroeg gestorven was, u naar de kostschool gezonden hebben." „Emma, nu leg je me 't vuur wat na aan mijne schenen. Weet je, mijne moederMaar 't is mij goed. Natuurlijk zijt gij meesteres en voogdes en kunt daarin handelen zooals u goeddunkt." „Neen, mjjn vriend, niet zooals mij goeddunkt; maar zooals mijn geweten 't mij gebiede. Ik heb die kinderen van God ontvangen, om ze op te voeden. Ik weet wel, dat het voor mij vrij wat gemakkelijker zou zijn, de knapen naar eene kost school te zenden en zoo een groot deel van de last aan anderen over te dragen. Maar ik weet ook, dat ik dan tegen mijn geweten zou handelen, en dat ik nooit met een gerust en kalm hart het graf van mijn Eduard bezoeken zou. Daarenboven, Reuter! zoudt gij denken, dat vreemden, die 'tom 't lieve geld doen, mijne jongens met zooveel be langstelling, met zooveel nauwgezetheid zouden gadeslaan, als eene moeder dat doet, die hare kin deren zoo lief heeft en juist door die liefde de kleinste fouten en gebreken zooveel te duidelijker opmerkt; omdat elke vlek in 't karakter harer kinderen haar zoo in de ziel grieft?" „Wel, Emma, we spreken daarover niet meer. Dat blijft dus zoo vastgesteld." We volgen het gesprek tusschen de weduwe Van Doorn en haar vriend niet verder en brengen liever een paar jaren later andermaal Emma een bezoek. Vooraf echter een blik op 't geen er in die twee jaren gebeurd is. Wanneer de man een besluit heeft genomen, dat godsdienst en rede billijken, dat misschien rijpe overweging heeft gekost, eer 't zoover gekomen is, dan heeft het vrij wat voeten in de aard, om hem van dit besluit terug te brengen. Toch zal hjj door overreding van anderen, door opkomende moeilijkheden en bezwaren, zich laten terughouden en van zjjn plan afzien. Maar wanneer de vrouw eemaal een besluit genomen heeft, niet na lang en rijp beraad, maar dikwijls alleen op 't fijne gevoel van waarheid en billijkheid, dat haar vat. baaider zenuwgestel en hare seherpere verbeeldings kracht haar in één enkel oogenblik ingeven, dan laat zjj zich daarvan door geene moeilijkheden of bezwaren afschrikken. Taaier van geduld dan de man, biedt zij die het hoofd, en even als het ranke vaartuig, dat op de baren dobbert en soms dreigt verzwolgen te worden in den afgrond, maar toch telkens weer boven komt, zet zij haar plan door, steeds het oog gericht op de toekomst, welke zij zich heeft voorgesteld, totdat zij die toekomst bereikt heeft. Zoo ook Emma Van Doorn. Toen haar vriend Reuter de toeziende voogdij schap aanvaard had, werd hij by 't opmaken van den staat des boedels spoedig overtuigd, dat hij, wat den finantieelen toestand zijner pupillen betrof, geen zware verantwoordelijkheid op zyne schouders behoefde te laden en zich in geen moeilijke admi nistratie behoefde te wikkelen. Want toen de loo- pende schulden waren afbetaald, bleef er zóó weinig over, dat er inderdaad doortastende maat regelen moesten worden genomen, wanneer ar moede en gebrek niet spoedig voor de deur zouden staan. Wel boden toen haar broeder en zwager een jaarlykschen onderstand aan, indien zy zich op een afgelegen dorp in Noordbrabant wilde ves tigen; wel wilde Reuter haar van de zorg voor hare beide zoons bevrijden, door haar voor te stel len, die op zijne kosten op eene goede kostschool te besteden, maar Emma sloeg zoowel 't een als 't ander met vastberadenheid van de hand. „Indien ik geen twee zoons had, voor wie ik hier de middelen tot opvoeding kan vinden en die op een afgelegen dorp van goed onderwijs zouden verstoken zyn," zeide zy tot hare bloedverwanten, „dan zou ik misschien uw voorstel met dankbaar heid aannemen, ofschoon 't my tegen de borst zou stuiten, om van aalmoezen te leven, zoo lang ik zelf nog in staat ben, het brood voor mjj en myne kinderen te verdienen." „En wat uw voorstel aangaat, beste Reuter," antwoordde zy dezen„Ik heb u reeds vroeger dien- PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van X6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17 F Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. aangaande myne meening gezegd. En zonder u door 't afslaan van uw edelmoedig aanbod te willen be- leedigen, zult gij mjj niet ten kwade duiden, dat ik, terwijl ik u gaarne in alles zal raadplegen en in vele dingen uw raad en beter inzicht wil volgen, in deze zaak myn eigen weg ga." „Te duivel, Emma," antwoordde de goede man, „Je bent zoo koppig als een Friesche boer." „Eene Friesche boerin," verbeterde zy glimlachend. Emma van Doorn echter deed het niet uit hoof digheid; zjj had met haar geweten geraadpleegd, zjj had zich zelve afgevraagd, welke plichten de nagedachtenis des overledenen, de behoeften van. hare kinderen haar oplegden, en zjj had haar be sluit genomen, hare plannen geregeld, zich deru weg afgebakend, welke zij te volgen had. Zij begon met zich te verminderen. Het huis,, dat zjj bewoonde, werd te huur geslagen en door de bemoeiingen van den toezienden voogd spoedig- verhuurd; daarop betrok zjj eene kleine bovenwo ning en trachtte pianolessen te krijgen. Ook dit was haar, met behulp van Reujpr, boven verwach- ting gelukt. Wel gaf dit in den beginne weinig en moest zjj hare toevlucht nemen tot het verkoopen van een en ander. Maar daar zjj ver in de muziek was en eene bijzondere gave van mededeeling had,, kreeg zjj spoedig meer lessen, dan zjj wenschte j wjjl zjj de uren, welke hare kinderen niet op de school doorbrachten, geheel aan hen wilde wjjden. Hare dienstmaagd, de trouwe Betje, had zjj gehouden; daar zjj, die geheele dagen van huis was, toch iemand moest hebben, om hare huishou ding te besturen. En zoo vinden wjj haar nu, na twee jaren, weer beter gehuisvest dan in 't begin van haar weduwstaat, doordien hare inkomsten haar veroorloofden en hare betrekking eischte, dat zjj fatsoenlijk en volgens haar stand gehuisvest was. (Wordt vervolgd.) Zooeven ontvingen wjj de eerste aflevering van de Salon-uitgave van „Schorer's Familienblatt" (jaar lijks 12 afleveringen in octavo-formaat, prjjs 75 pf. per aflevering). Uit den ryken inhoud noemen wjj „Yor der Sündflut", roman van E. Vely; „Fragen aus dem Gesellschaftsleben", van Eduard Von Hartmann„In der Hasenhaide", van Wilhelmine Buchholz„Littorarische Moden", van Fritz Mauthner; „Das Deutsche Lied in Oesterreich", gedicht van Robert Hamerling, enz. enz. De houtsneden zijn, zooals altjjd, van de bestehieronder is er ook eene naar een der werken van wjjlen onzen stadgenoot Bakker Korff. De beoordeeling der antwoorden op de prijs vragen, den lsten Mei 1885 door rector en senaat der Ryks-universiteit te Utrecht, ingevolge art. 49 der wet op het hooger onderwijs, uitgeschreven, is als volgt De wis- en natuurkundige faculteit kreeg op hare prijsvraag „eene beschrijving en beoordeeling van de voornaamste methoden tot bepaling van den diffusie-coëfficient der vloeistoffen, zoo mogelijk met toevoeging van eigen proeven", één antwoord, waarvan de schrijver bleek te zjjn de heer P. H. Dojes, cand. in de wis- en natuurkunde aan de Ryks-universiteit te Groningen, wien daarvoor de gouden medaille werd toegekend. De faculteit der geneeskunde bekwam op hare vraag„een onderzoek omtrent den oorsprong, de ontwikkeling en den groei der veerkrachtige vezelen en planten en gewervelde dieren" twee antwoor den: één van den heer M. C. Dekhuyzen, doctor in de dier- en plantenkunde en med. cand. aan de Rijks-universiteit te Leiden, en één van de heeren D. Van Arkel, cand.-arts, en J. A. Van den Brink, cand. in de geneesk. aan de Rjjks-universiteit te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1