N°. 8137. Maandas: 30 Augustus. A0. 1886. Feuilleton. Een Rechtsgeding van zonderlingen samenhang. <§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering ran fon- en feestdagen, uitgegeven. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden1.10. Franco per poet1.40. Afzonderlijke Hommers0.05. 3) (Vervolg.) Op grond van een en ander besloot eindelijk het gerecht na eene korte beraadslaging tot de aanvan kelijke inhechtenisneming van Nicolaas D.Hun oogmerk was, den vermoedelijk schuldige door dezen verrassenden maatregel te eerder tot bekentenis te brengen. Om hierin des te beter te slagen, waren zij van oordeel, dat men tegelijk D .'s huisge- nooten in verzekerde bewaring moest nemen. Tot dat einde werd een gerechtsbeambte met eenige dienaars afgevaardigd. Het huisgezin van D bestond, behalve uit hem en zijne vrouw, uit zijner vrouws vader, een man van reeds gevorderde jaren, en haar broeder, een schoenmakersgezel, die bij hen thuis lag. Nadat D en zjjne huisgenooten naar de ge vangenis waren overgebracht, werd door de regeering een gerechtelijk onderzoek ingesteld, of in de kleine woning iets van het gestolene zou te vinden zjjn. Aanvankelijk werd niets gevonden, wat eenig kwaad vermoeden wekken kon. Alleen vond men een grooter voorraad gelds in huis, dan zich liet op maken dat D in zoo weinige jaren met zijne nering kon overwinnen. Reeds had men de geheele kleine woning doorzocht, reeds alle hoeken door snuffeld, en toch niets gevonden van hetgeen op de lijst der gestolen goederen stond aangeteekend; reeds wilde men derhalve het verder onderzoek tot nader order staken, toen een der aanwezige ge- rechtsbeambten den commissaris van onderzoek iets ter bezichtiging overgaf, dat hjj van tusselien een paar winkeldoozen haalde. Zoodra had niet de overheidspersoon het voor werp ingezien, of hij herkende daarin een aanteeken- boekje, dat volgens zijne lijst uit het kabinet der weduwe Andrecht vermist werd. De inhoud daar van bevestigde dit alleszins nader, daar niet alleen verscheiden bladzijden met de eigen hand der weduwe beschreven waren, maar ook in het zjj- taschje een tweetal brieven aan haar adres gevon den werden. Dit boekje, in den smaak en vorm van een gewonen schrijfalmanak en in rood leder ge bonden, werd door de weduwe tot het houden van belangrijke aanteekeningen gebezigd, en hoewel niets van eigenlijk gezegde waarde behelzende, door haar in het kabinet bewaard, omdat er verscheidene aanteekeningen in voorkwamen, welke zij liefst verzwegen hield. Nu werden winkel en kasten nog eens nauwkeurig doorzocht, planken en doozen van hare plaats gezetechter werd er voor het oogen- blik geen ander dan dit eenig gewichtige stuk gevonden. Den volgenden dag werden D en zjjne huis genooten verhoord. D zelf kwam het eerst bin nen. Onversohrokken trad hjj voor zijne rechters; eene kalme bedaardheid straalde in zijne houding door. Gaaf moest hy erkennen, dat hetgeen de wolkam mer van zyn overklimmen, tijdens hy met zjjne vrouw nog verkeerde, had gezegd, overeenkomstig de waarheid was. De gevonden neusdoek werd door hem herkend voor dien welken hy zeide eens, lang te voren, waar, wist hjj niet, verloren te heb ben. Toen men hem vroeg, hoelang het naar zjjne gis sing wel geleden was, dat dit verlies had plaats gehad, noemde hij ten minste een half jaar. Tot op één na werden al de vragen, tot hiertoe aan hem voorgelegd, door D en zjjne huisgenooten voldoende beantwoord; maar een. ontkennend hoofd schudden volgde er, toen hun het gevonden zak boekje werd getoond. Alle vier hoorden vol ver bazing toe, toen hun de plaats werd aangeduid, waar men het ten hunnent gevonden had; alle vier bezwoeren en bleven er standvastig bij vol harden, dat zjj nooit eenige kennis aan dit boekje hadden gehad, veel minder zich konden verklaren, hoe het in den winkel gekomen was. Met de plech- tigste betuiging verzekerde vrouw D dat des Zaterdags te voren, (hunne inhechtenisneming had des Dinsdags plaats) toen zy haar winkel schoon maakte, het boekje niet op die plaats gelegen had, daar alstoen al het winkelgoed van de plaats was geweest. Intusschen hunne schuld of onschuld in het mid den gelaten moest toch elk onbevooroordeelde vragenHoe kwam het aanteekenboekje der weduwe uit haar kabinet in den winkel van D Hoe kwam de neusdoek, welken hij zelf toch voor den zjjnen erkende, nabij den tuin der juffrouw, juist op een tjjdstip, dat deze zich uit de stad bevond en de diefstal geploegd werd? Dit alles samenge nomen, behelsde ingewikkeld niet weinig stof tot het ongunstigst vermoeden tegen D en diens lotgenooten. Aan den anderen kant scheen weder de bedaardheid, de onbekommerde gelatenheid, door alle vier de gearresteerden aan den dag gelegd, luide voor hun goed geweten te pleiten. Ook sprak in hun voordeel het goed gerucht, waarin zjj ston den, daar alle vier van het onbesprokenst gedrag waren. Het is waar, mon had het bewuste zak boekje, maar toch ook niets anders van het ge stolene ten hunnent gevonden. Trouwens, zjj kon den de goederen van waarde in dien tusschentijd van de hand hebben gedaan. Maar was het wel te denken, dat zjj de onvoorzichtigheid zouden hebben gehad, dit alles in een zoo kort tjjdsbestek aan den man te brengen? Zoo iets, dan ware immers dit de weg geweest om don diefstal te doen uitlekken? Hoeveel kwade schijn er nu ook bestond tegen Den zjjne bloedverwanten, tot hiertoe was echter nog niet ééne onmiddellijke beschuldiging tegen hen gerezen. Thans trad er iemand te voorschjjn, die den rechter aanleiding gaf tot de dagvaarding van een man, wiens verklaring een meer rechtstreeksche aanklacht tegen de gearresteorden behelsde. Den vierden dag na D 's arrestatie, terwjjl gansch M zich voorloopig bezighield met het lot der gevatte personen te bespreken, verscheen er voor schepenen een aanzienlijk ingezetenedie het volgende opgaf: „Ik heb", dus sprak hjj, „mjjne heerentot hiertoe opzettelijk gewacht, ter uwer kennis te brengen hetgeen ik thans niet langer verzwijgen mag. Toen de diefstal, bjj juffrouw Andrecht gepleegd, uit lekte, en ik mjj bjj die gelegenheid liet verhalen, welke goederen er al onder anderen vermist werden schoot mij iets te binnen dat mjj waarlyk ten aan zien van zekere personen schrikken deed. Intusschen dacht ik bij mjjzelven; laat ik mjj vooreerst stil houden en niet zoo voorbarig zjjn met iemand te bezwarenhet zal tijd genoeg zjjn, als ik daartoe geroepen wordt. Daarop viel de gevangenneming van den Blauwen Ruiter en diens huisgezin voor. Nu had ik gedacht, dat de zaak zich van zelve en zonder myn toedoen zou ontwikkeld hebben. Maar ziet, dit is niet gebeurd. Over de onschuld dezer lieden wordt dubbelzinnig in de stad gesproken de blijken, welke tot nog toe voorhanden zijn, laten de zaak even twijfelachtig. Evenwel bestaan er, zou ik meenen, bewijzen welke de zaak misschien in een helderder licht konden stellen. Er bevindt zich nameljjk te mjjnen huize een tweetal zilveren kandelaars benevens een zilveren koffiekan, aan welke voorwerpen ik op de volgende zonderlinge wjjze gekomen ben „I4c heb als koopman in houtwaren onder mijne klanten verscheidenen in mjjn boek, van wie ik veel geld te vorderen heb en die echter in hunne betaling PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels 1.05. Iedere regel moer 0.17) Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het incas- aeeren bmiten de stad wordt 0.10 berekend. verre ten achteren zjjn. In dat geval verkeert ook Izaak Van E de timmerman hier op de Groote Markt. Ik had dien man al oen- en andermaal aan gesproken om betaling en werd telkens door hem met jjdele beloften uitgesteld, tot ik mjj eindelijk genoodzaakt vond hem het vuur wat nader aan de schenen te leggen, zooals men zegt, door hem van gerechtelijke dwangmiddelen te spreken. Mjjne be dreiging, reeds ten halve uitgevoerd, had dit gevolg, dat van E nu eenige dagen geleden, bjj mij kwam, mjj verzoekende toch niet voort te gaan, daar ik anders zjjne overige schuldeischers zou wakker maken, en hij dan een bedorven man was. „Zie eens!" sprak hjj, „ook mjj betaalt men niet zoo prompt;" tegeljjk zette hjj eene mand op de tafel, waarin zich het vermelde zilver bevond. „Daar moest ik van iemand ruim zestig gulden hebben, die my zoolang heeft gepaaid, tot ik dit zilver van hem in vermindering der schuld heb overgenomen, daar ik anders toch geen kans zag er een duit van te krjjgen. Nu wilde ik het met de zilversmeden hier in de stad niet aanleggen, daar ik dan nauwelijks de helft van de waarde voor het goed krjjg, maar daarmede wachten, tot ik eens naar A ga, wijl dit toch de koninklijke weg is, en zjj daar ook ter markt moeten komen. Ik wil u dat zilver zoolang ten onderpand laten, tot ik mjjn geld binnen zal krjjgen." „Ik had daar in den beginne veel tegen; maar hij hield zoolang aan, tot ik mjj eindeljjk zjjn voor stel liet welgevallen en hem daarvan eene schrifte lijke verklaring gaf, denkendedan ben ik vast voor een gedeelte van mjjn schuldvordering gerustgesteld. „Verre is het intusschen van mjj, alsof ik hier mede zeggen wilde: mogelijk is Van E.daar niet goed aangekomen. Integendeel, ik laat de heeren vonnis strjjken en wil my van alle oordeel velling onthouden. Maar onder gunstige verbetering komt het mjj voor dat deze man hier veel be slissen kon, door alleen op te geven van wien hjj dit zilver bekomen had. Het verwondert my dat hjj dit niet reeds gedaan heeft. Één woord be hoefde het hem slechts'te kosten, dan was men op weg om nader over de schuld of onschuld van D.en zijne familie te oordeelen. Intusschen kun nen de heeren mij elk oogenblik doen ontbieden, terwijl het zilver ter hunner beschikking staat." De regeering betuigde den eerlijken houtkooper hare tevredenheid over zjjne betoonde belangstelling in de zaak. Onverwijld gaf zjj last den genoemden timmerman te dagvaarden, en deed de mand met zilvergoed bedekteljjk op het raadhuis brengen. Van E.kwam oogenblikkeljjk, zoo als hjj de schaafbank verliet en buiten adem zich aanmelden. Hjj deed niet de minste ontsteltenis bljjken. Veeleer scheen hij op de dagvaarding te zjjn voorbereid geweest. „Dat ik hier zou ontboden worden, mjjne hee ren!" dus ging het hem vrjj onbeschroomd af, „had ik al verwacht. Ik kan ook wel raden waarom. Echter doet het mjj leed om der lieden wille, tegen wie ik zal moeten getuigen; hoewel ik in allen ge valle naar plicht en geweten der waarheid hulde wil doen." (Wordt vervolgd.) LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek. WEEK van 15 tot 21 Augustus 1886. Datum. Uur. Aantal. Gemiddelde Eng. Standkaarsen. 15 Augustus. 7.30 8.— 6 18.3 16 7.30 8.30 8 18.- 17 7.30 8.30 8 18.1 18 7.30 8.30 7 18.3 19 7.30 8.30 8 17.5 20 7.30 8.30 8 17.6 21 7.30 8.30 8 18.5

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1