N°. 8092. T>ouderda« S JiHi. A0. 1886. Een reisje van Leiden naar Zwitser land en Milaan. <§62e jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. LEIBSCH J§gg? DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per 8 maanden1.10. Franco per poat1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. 3) Geachte Vriend, Zoo brachten wy den avond door in de open lucht. Het weder was goddelijk schoon; met ongedekten hoofde zaten wij den geheelen avond in den tuin, zonder één oogenblik te vreezen dat een hinderlijke tocht ons genot vergallen zou. Per tram keerden wij naar ons hotel terug. Men is te Milaan tegen vreemdelingen zeer be leefd en voorkomend. Yroegen wij inlichtingen, men gaf ze ons dadelijk en zeer uitvoerigeenigen gingen zelfs een eind met ons mede, om ons den weg te wijzen. De agenten van politie zyn gekleed als heerenzij dragen een zwarten cylinderhoed en gekleeden jas, en handschoenen van glacé voltooien hun toilet. Zjj loopen rustig voort, gewoonlijk te zamen, en hebben weinig of niets te doen, daar men geen wanorde ziet. Het trof ons ook dat hier zoo vele schoone vrouwen zijn, die vreedzaam, ook des avonds, langs de straat gaan, met een waaier in de hand, zonder eenigszins gehinderd of brutaal aangekeken te worden. De sigaren zijn in Italië zeer duur en bovendien slecht, wegens de hooge belasting die op de tabak drukt. Toen wij Italië bereikt hadden, hebben de douanen onze koffers zeer nauwkeurig nagezien vooral met het oog op de sigaren, die wij misschien bij ons hadden. Ook is er eene belasting op het vervoer, hetgeen op de kaartjes door het woord „bollo" wordt aangeduid. De tijd was gekomen dat wij Milaan zouden verlaten. Des Zondag-morgens vertrokken wij te zes uren per spoor naar Arona, aan het meer Maggiore gelegen. Toen wij aankwamen, vernamen wij dat de boot eerst na een paar uren daar zou aanleggen. Wij besloten daarom te voet naar Meina te gaan, mede aan dit meer gelegen, en daar de boot af te wachten. Op deze wijze kregen wij al dadelijk een indruk van dit meer, dat, naar onze meening, in schoonheid moet onderdoen, voor die, welke wij reeds bevaren hadden. Te Meina gebruikten wij iets, stapten vervolgens in de boot en zagen weldra de Borromëische eilanden opdoemen, die om hunne schoone ligging wereld beroemd zijn. Op een dier eilanden, „Isla Bella" geheeten, bevindt zich een lusthuis van den koning van Italië, dat door hem in het warme jaargetijde menigmaal bezocht wordt. Zoo kwamen wij eindelijk te Pallanza aan, waar de groote Simplon-pas begint, die, tot Brieg voort- loopende, in vroeger tyd de gewone verkeers-weg was tusschen Italië en Frankrijk, maar nu weinig meer begaan wordt, wegens de nieuwe en kortere verbindingswegen tusschen beide landen. Te Pallanza namen wij de diligence, echter met het voornemen, niet verder mede te rijden dan tot Domo d'Ossola, daar wij, om verschillende redenen, ook een gedeelte van den weg te voet wilden afleggen. Het zitten in de diligence was ook al te benauwd. Vooreerst toch hadden wij zeer weinig ruimte om ons te bewegen; maar bovendien stoof het verschrikkelijk op dien weg. De kalksteen, welke den weg bedekte, was door de hitte tot poeder gemaakt, die telkens door den wind werd opge nomen, ons in wolken van stof hulde en bijna onkenbaar maakte. Gelukkig hadden wij te Meina een goeden voor raad van versche, sappige peren opgedaan, welke ons voor versmachten behoedden. Zóó kwamen wij eindelijk te Domo d' Ossola, en zoo spoedig mogelijk gingen wij daar een bierhuis binnen, ten einde gelegenheid te hebben onzen brandenden dorst te lesschen, maar vooral om ons eenigszins op te knappen, daar wij met een laag fijne kalk overtogen waren, die ons hoogst hinderlijk was. Verfrischt en gereinigd zetten wij nu onzen tocht te voet voort. Uren achtereen stapten wij nu moedig voort, maar de lange rechte weg scheen geen einde te hebben en leverde niet veel bijzonders op, althans niet voor ons, die voor eenige dagen de St.-Gothardstraat hadden afgewandeld. De zon begon te dalen; de weinige reizigers, die wij ontmoetten, deelden ons mede, dat het dorpje Isella, aan den pas gelegen, nog verre van ons lag en eindelijk namen wij, op raad van een herder, het besluit een zijweg in te slaan, den berg te beklauteren en op die wijze te trachten Varso, een dorpje midden in het ge bergte, te bereiken, om daar te overnachten. Uitgeput van vermoeienis kwamen wij in een eenvoudig hotel daar aan en waren zeer verheugd toen wij, op onze vraag of wij daar konden over nachten, een toestemmend antwoord ontvingen. Men was dadelijk bereid, een diner voor ons gereed te maken, dat tot onze verwondering spoedig klaar- en bovendien vrij goed was. Daar wij eenige opwekking noodig hadden, ge bruikten wij een goed glas wijn en knoopten weldra een gesprek aan met een der talrijke bezoekers dezer herberg, die zich allen door hunne blauwe kielen en strooien hoeden kenmerkten. Deze persoon, hoewel Italiaan, sprak ook Fransch, had in het legercorps van Garibaldi gediend, was met hem naar Marzala op Sicilië geweest en was trouw gebleven aan zijne republikeinsche beginselen. Toen ik, in den loop van het gesprek, Victor Emanuel prees, als den koning die Italie's eenheid had tot stand gebracht en die door uitnemende politie-maatregelen, de veiligheid had hersteld, zoo als ook hij moest erkennen, (tot voor weinige jaren was de streek, waar wij ons nu bevonden, het tooneel van vele moorden en rooverijen geweest) knikte de herbergier, die naar ons gesprek luisterde, mij vriendelijk en aanmoedigend toe, maar de ander werd bedaarder in z\jne uitdrukkingen en droop eindelijk af. Wij gevoelden ons zeer op ons gemak, daar de herbergier en zijn broeder .(student in de medicijnen te Turijn, die zijne vacantie te Varso doorbracht) ons toeschenen fatsoenlijke en gemoedelijke luidjes te zijn. Wy gingen vry laat naar bed, om van de vermoeienissen uit te rusten en nieuwe krachten voor den volgenden dag op te doen. Des morgens vroeg verlieten wy Varso, gingen een paar nauwe, onzindelpke dorpsstraten door en bemerkten met eenige huivering op de trap vóór eene armoedige woning een man, die een verbazend groot kropgezwel had. De ongelukkige was be schaamd voor ons, en trachtte het hoofd te wenden, maar de beweging ging hem zóó moeieiyk af, dat wy dadeiyk moesten bemerken, hoe hinderlyk dit gezwel hem was. Wy konden echter onzen weg niet verder dan tot Isella vervolgen. Het was buitengewoon heet, de weg stoffig en steeds ryzende, wat het gaan zeer bemoeilykte. Wy namen dus een rijtuig van Isella tot Simplon. In het dorp vertoefden wy eenige oogenblikken om iets te gebruiken en namen een ander rytuig, met een beter paard, dat ons over den pas, tot Brieg zou brengen. Wy bereikten weldra het hoogste punt van den Simplon-pas (2005 M.) en verwylden eenige oogen blikken in het Hospicium, waar wij door een gees telyke zeer vriendelyk ontvangen werden. In de eetzaal troffen wy drie buitengewoon groote honden PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. aan, welke door den geestelyke van den St.-Bernhard naar het Hospicium op den Simplon waren over gebracht. Wy gebruikten een glas bier, bezichtigden de kapel en eenige vertrekken van het groote gebouw, en by het heengaan offerden wy iets voor de armen. Reeds acht jaren had deze geestelyke op den Simplon gewoond, en nu en dan vreemdelingen by zich ontvangen, maar nog nooit had hy een Hollander aangetroffen. Hy was een zeer beschaafd man, die zich keurig in het Fransch uitdrukte en die op myne aanmerking: dat hij een heiligen maar zeer moeilyken plicht vervulde, beleefd antwoordde dat hy zich vry willig aan deze zyne roeping wydde en er dus de moeilykheden niet van kende. Wanneer men zulke mannen ontmoet, die uit overtuiging zich aan de opvoeding van onwetende bergbewoners wyden, afgescheiden van de be schaafde wereld, in den winter door eene ont zettende sneeuwmassa omgeven, dan krygt men 'eerbied voor zulke mannen, die de R.-K. kerk in menigte oplevert Toen wy het hoogste punt waren overgegaan en dus begonnen te dalen, ging de reis vlug en ge- makkelyk en reden wy met snelle vaart voort, zoodat wy des namiddags te zes uren te Brieg aankwamen en konden beweren dat wy nogtame- lyk snel den Simplon-pas waren overgetrokken, daar een voetganger 20 uren noodig heeft om van Pallanza naar Brieg te gaan. Wy liepen het stadje door, verdwaalden in eenige achterbuurten en stonden verbaasd over de slechte bestrating, de onzindelykheid der bewoners, de ondoelmatige inrichting der huizen; in 't kort, het was ons byna onmogelyk eenigen tyd te ver- blyven in de nauwe stegen, waar eene vunsige lucht de ademhaling belemmerde. Wy keerden dan ook spoedig naar ons hotel terug, dineerden goed en begaven ons spoedig ter ruste, om ons voor te bereiden tot den moeielyken en op sommige punten gevaarlyken tocht naar Zermatt, die ons voor den volgenden dag wachtte. Wij stonden te 6 uren op, gingen per spoor tot Viège (Visp) en daar huurden wy ieder een paard om ons tot St.-Nicolaus te brengen. Hoewel ik byna nooit te paard had gezeten, be steeg ik moedig myn ros, wetende dat het geleid werd door een vertrouwden gids. Het bergpad was zóó smal, dat een rytuig er niet gaan kon en liep langs steile diepten, waarin eene bruischende rivier stroomde. Menigmaal moest ik het hoofd afwenden, om niet duizelig te worden. Vooral was dit het geval wanneer de weg zeer steil opging en daar door de diepte op eens aanmerkelyk grooter werd. Gelukkig liep het paard geregeld voort en bevond de gids zich voortdurend tusschen het paard en de helling. Vier uren reden wy zoo voort en kwamen toen te St.-Nicolaus aan, waar de weg wat breeder werd, en wy dus van een rytuig gebruik konden maken. (Slot volgt.) LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek. WEEK van 27 Juni tot 3 Juli 1886. Datum. Uur. Aantal. Gemiddelde Eng. Standkaarsen. 27 Juni 8.— 8.45 7 18.3 28 8. 9.— 7 18.3 29 8. 9— 8 18.3 30 8. 9.— 7 17.6 1 Juli 8. 9.— 8 18.5 2 8. 9.— 7 18.6 3 8. 9.— 7 18.3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1