N". 8055. Maandag 34 Mei. A°. 1886.
Feuilleton.
FREDERIK L
feze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
LEIDSCH 0ï§S DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1A0.
Afzonderlijke Nommers0.05.
EEN VERHAAL
UIT DEN TIJD DEK LIJFSTRAFFELIJKE RECHTSPLEGING.
Na eene vermoeiende en door de bovenmatige
hitte niet zeer aangename wandeling kwamen wjj
met het vallen van den avond te Meen aanzien
lijk en welvarend dorp in de provincie Zuid Hol
land, waar wjj den nacht zouden doorbrengen. Wy
hadden dezen dag een paar uren meer dan gewoon
lijk afgelegd en waren dus dubbel verlangend om
onder dak te komen en de rust te smaken, die
wy zoozeer behoefden. Het was een overheerlijke
zomeravond, en de lucht helder en onbewolkt
alleen in het zuidoosten waren, laag aan den ge
zichteinder, eenige kleine wolken zichtbaar, die,
naar het my voorkwam, zich langzamerhand uit
breidden. De wind was nauwelijks merkbaar, en
wjj bespeurden niets van die vochtige koude, welke
hier in de nabijheid der zee vaak den schoon-
sten en warmsten Zomerdag door een guren en
onaangenamen avond doet vervangen. "Wy waren
allen niettegenstaande onze vermoeidheid vroolyk
en opgeruimd, hieven een bekend gezelschapslied
aan, terwijl wjj het dorp naderden. Een goed
voorteeken„Een goed voorteekenriep myn
broeder, die eenige schreden voor onze kleine
karavaan uit wandelde, ons tegemoet, toen hy de
eerste woningen van het schoone dorp bereikt had,
dat zich inzonderheid in de laatste stralen der zon
zoo bevallig voordeed.
„Ei, ziet eens, hoo plechtig men ons hier ontvangt!"
Inderdaad scheen er iets buitengewoons in het
dorp om te gaanverscheidene huizen waren van
vlaggen voorzien, drie of vier nog bovendien groen
gemaakt met eiketakken, doorstrengeld met veel
kleurig papier, en inzonderheid waren alle molens
welke hier in vry grooten getale gevonden worden
op eene bijzondere wyze versierd. Men zou gemeend
hebben dat er een vorstelijk personage in aan.
tocht was, die ieder oogenblik in het dorp ver
wacht werd. Nieuwsgierig om te vernemen wat
tot deze feestelijke versiering aanleiding gegeven
had, verdubbelden wy onze schreden en gingen op
voorstel van onzen lustigen reisgezel S die by
hot vervroolykende gezicht, dat zich aan ons voor
deed, zijn geheele vermoeidheid vergeten had, op
het geluid van eenige violen en andere muziekin
strumenten af, dat ons uit het midden van het dorp
te gemoet klonk. Gelyk ik vermoed had, kwamen
deze feestelijke tonen uit de herberg van myn
ouden bekende, den eerlijken Frans Hoogerzyl of
den ridder Sint Joris, zooals men hem in de wan-
deling noemde, dewijl de stryd van Sint Joris met
den draak boven zyn deur afgebeeld stond, even
sierlijk als in Den Haag boven het bekende
logement de Oude Doelen, terwijl hy nog bovendien
een bokaal van ontzaglijke grootte in zijn huis had,
waarop deze zelfde wjjdbefaamde gebeurtenis ge
schilderd was, welk antiek stuk hy, indien het
gerucht hem geen onrecht deed, by zeer enkele
gelegenheden zoo ijverig ledigde, dat de wyn een
even volkomen overwinning over onzen goeden
hospes behaalde als de bovengenoemde vermaarde
ridder over het monster, tot welks bestrijding hy
met lans en zwaard uitgetogen was. Overigens
was Frans een brave en eerlijke kerel, voor wien
ieder ingezetene van het dorp gaarne den hoed af
nam, hoewel het niet onmogelijk is dat hy dit
teeken van hoogachting van zyne dorpsgenooten
minder aan zyn rechtschapen karakter, dan wel
aan zyn rykdom te danken hadwant voor
iemand van zyn stand bezat hy inderdaad een aan
zienlijk vermogen.
Hoe meer wy de herberg naderden, des te lui
der klonk het gejoel eener feestvierende menigte,
vermengd met de vroolyke tonen der speeltuigen,
ons tegen. Toen wy het huis nu eindelijk bereikt
hadden en voor de deur een oogenblik beraad
slaagden of wij het zouden binnentreden, of liever
elders een nachtverblijf gaan zoeken want het
geweldig geraas, dat binnen de woning heerschte,
beloofde ons geen rustigen nacht, dien wy na
onze vermoeiende wandeling toch wel verdiend had.
den trad toevallig de kastelein zelf de deur uit.
Dewyl hy nu met ons allen min of meer, en
vooral met mij van zeer nabij bekend was, daar
ik reeds sedert een dozyn jaren steeds gewoon
was myn intrek bij hem te nemen en hem boven
dien by zekere gelegenheid eenige gewichtige
diensten bewezen had, trad hy terstond naar ons
toe en voerde ons te gemoetEi, ei, gjj komt
juist van pas, heerenTreedt binnen, treedf bin
nen, dan kunt gy de bruiloft medevieren 1"
„Ach, dappere ridder!" gaf ik hem ten ant
woord, „gij moet bedenken, dat wjj in geen ge-
schikten toestand zyn om aan eenige bruilofts
vreugde deel te nemen. "Wy zyn te vermoeid om
mee in de danszaal rond te springen en zullen
dus best doen met uw gastvrij paleis voor ditmaal
voorby te gaan en onze afgematte leden elders
ter ruste neer te vlijen.
„De duivel haal u en uw vermoeidheid!" riep
de hospes driftig. „Gy verdiendet hedennacht op
den gloeienden rooster van den heiligen Lauren-
tius uitgestrekt te liggen, in plaats van op een
myner zachte veerenbedden, zoo gij het wagen
dorst mijne woning voorby te gaan, thans nu myne
dochter haar bruiloft viert."
„Wat hoor ik, brave Frans!" hervatte ik, „i3
uw lieve Kaatje in den echt getreden? Nu, dan
mogen wy waarlijk niet weigeren, eens even bin
nen te gaan en der jonggehuwde onze welgemeen
de gelukwenschen aan te bieden-"
„En eerbiedig hulde te doen aan den ridder
en den draak," viel de hospes mij in de rede;
„ik verzeker u, mijn bokaal is heden reeds menig-
werf rondgegaan en staat thans weder gevuld,
weinig vermoedende door zulke brave gasten gele
digd te zullen worden."
Met deze woorden vatte de kastelein mij by
den arm en trok my binnen zyne woning tot in
een groote zaal, waar mijne reisgezellen mij volg
den. Men zou gezegd hebben, dat het gansche
dorp hier samengekomen was, zoo talrijk was de
vergadering die wjj in het zeer ruime vertrek
aantroffen. Personen van beiderlei kunne en van
verschillenden ouderdom, allen in een vroolyke en
lustige stemming, die niet onduidelijk op hun ge
laat uitgedrukt stond, vulden de ruime zaal.
Sommigen zweefden met luchtige schreden op
en neder, anderen stonden groepsgewijze met
elkander in gesprek, terwjjl nog anderen, inzonder
heid de oudere leden van het gezelschap, zich op
de zetels, die langs de wanden van het vertrek
gerangschikt stonden, nedergezet hadden. Het be
gon reeds min of meer duister te worden, zoo
dat ik de verschillende groepen, die zich voor mjj
vertoonden, niet goed onderscheiden kon; men be
gon echter spoedig eenige lichten te ontsteken, en
ik kon mjjne blikken nu met meer zekerheid in
de zaal laten rondweiden.
Begeorig zocht mjjn oog naar do godin van het
feest, de dochter van den kastelein, een lief en be
vallig meisje, dat ik te voren meermalen ontmoet
had, en dat door iederen vreemdeling, die de her
berg binnentrad, met belangstelling gadegeslagen
werd. Kaatje - dezen oud-burgerljjken naam had
de ouderwetsche denkwijze haars vaders haar doen
behouden, ofschoon het meisje dien gaarne met
den meer nieuwmodischen van Cato of Catharina
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171.
Giootero letters naar plaatsruimte. Yoor het incas-
secren buiten de stad wordt f 0.10 berekend.
wenschte te verwisselen, was eene aardige bru
nette van negentien of twintig jaren,
wier warme lonk by gloende wangen,
gelyk de dichter zingt, uitermate geschikt was om
jongelieden het hoofd op hol te brengen. Zy was
echter, ofschoon vriendelijk en voorkomend jegens
eiken vreemdeling, even rein van hart als schoon
van gelaat, een eigenschap, die niet alle bekoor
lijke kasteleinsdochter in dezelfde mate bezitten.
Ik was niet weinig verlangend om te weten,
wie toch wel de gelukkige zjjn mocht, die aan dit
schoone meisje wederliefde ingeboezemd had. Terwjjl
ik dus naar alle kanten begeerig naar de bruid en
den bruidegom omzag, kwam de oude Frans, die
mjj voor een oogenblik alleen gelaten had, weder
op ons af, in de linkerhand de geduchte bokaal
houdende, van welker omtrek de vreeseljjke draak
mjj met gloeiende oogen en opengesperden muil
grimmig toegrijnsde. Zyn rechterhand was met
eene flesch gewapend, die ruim tweemaal zooveel
vocht bevatte als een flesch van gewonen omvang
Ieder onzer moest op zjjn beurt de bokaal ledi
gen, hetgeen wjj ook allen zeer gewillig deden,
aangelokt door den uitmuntenden en verfrisschen-
den kruidenwijn, waarop de brave hospes ons ont
haalde.
„Maar nu, myn vriend," zeide ik, nadat wjj dit
smakelijke offer ter eere der jonggehuwden ge
plengd hadden, „nu moet gjj mjj bjj uwe dochter
brengen, opdat ik haar in persoon mjjne deelne
ming in haar geluk betuigen moge."
„Zjj staat daarginds, het goede kind," zeide de
vader, naar het boveneinde der zaal wjjzende, waar
de muzikanten geplaatst waren, en waar men be
zig was met eenige ruimte te maken voor de jon
gelieden, die zich ten dans begonnen te verzame-
en.
Ik begaf mjj, door den hospes vergezeld, naar
de plaats, waar het jonge meisje, van hare speel-
genooten omringd, zich bevond. Ik sprak haar
eenige woorden toe, haar al dat geluk toowenschen-
de, waarop haar braaf en onbevlekt karakter haar
inderdaad recht gaf. Zjj beantwoordde mjj met in
nemende vriendelijkheid en geleidde mjj vervolgons
naar haar bruidegom, aan wien zy mjj als een
ouden kennis haars vaders voorstelde. Het was
een jong mensch, dien ik mjj niet herinnerde ooit
te voren gezien te hebben, hoewel ik gewoon was
bjjna iedere maand in het dorp te komen, behal
ve alleen in de laatste vier of vjjf maanden, die
ik grootendeels op reis doorgebracht had. Hy
sprak weinig, doch hetgeen hy zeide verried eene
beschaafde opvoeding. Zjjn tongval gaf den Duit-
scher te kennen, hoewel hjj zich vry goed in het
Hollandsch uitdrukte. Zjjn voorkomen had niets
terugstootends of hatelijks; veeleer had hjj eene
welgemaakte en edele houding; maar desniettegen
staande beviel hjj my niet, en ik was van het
eersto oogenblik af aan min of meer tegen hem
vooringenomen, ofschoon ik mjj daarvan geen
reden kon geven. Nadat ik mjj wegens mijne ver
moeidheid verontschuldigd had van aan hot dan
sen deel te nemen, waartoe men mjj vriendelijk
uitnoodigde, en mjj slechts had voorbehouden,
later een enkele maal de schoone bruid ten dans
te geleiden, plaatste ik mjj in een hoek van het
vertrek, waar ik al de feestgenooten en inzonder
heid bruid en bruidegom op mjjn gemak kon ga
deslaan. Twee mjjner reisgenooten waren te ver
moeid om zich lang in do feestzaal op te houden;
zij begaven zich dus, na nog een oogenblik ver
toefd te hebben, naar een naburige herberg, waar
zij den nacht meer in rust en stilte konden door
brengen.
(Wordt vervolgd.)