N°. 7997. A0. 1886. Pit nummer bestaat uit Drie Bladen. Handhaving der orde. Maandag 1^> Maart. I§eze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 13 Maart. LEIDSOH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden.1.10. Franco per post1-40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADYERTENTIEN: Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer/0.17j. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas- seeren bniten de stad wordt 0.10 berekend. „De handhaving der orde, op plaatsen van open baar verkeer, blijft een der eerste plichten van alle ingezetenen." Deze woorden staan niet in de Grondwet, en zullen vermoedelijk evenmin voorkomen in haar vernieuwde editie. Toch, meenen we, zouden zij er geenszins in misplaatst zijn; althans in waarde gelijk staan met de bepaling welke ons de verplichting oplegt, steeds gereed te zijn tot het dragen der wapenen, met het bekende doel. Bij de openbare orde en veiligheid heeft ieder belang. Rustverstoring leidt gereedelijk tot bescha diging van eigendommen, en dat is nog weinig in vergelijking met het nadeel dat de publieke zede lijkheid ondervindt, wanneer op straat de bande loosheid den teugel viert. Maar als dat zoo is, dan zjjn we ook allen zonder onderscheid verantwoordelijk voor de handhaving der rust. Het spreekt vanzelf, in de eerste plaats leggen we daarvan getuigenis af door persoonlijke onthouding van al hetge «^onbetamelijk is en strijdt met de verordeningen, aan welke grooten en kleinen verplicht zijn zich te onderwerpen. Doch dit punt kunnen we gevoeglijk buiten bespreking laten. Een verstandig stelsel van arbeidsverdeeling, waardoor de maatschappelijke krachten meer op een beperkt bepaald doel worden gericht, heeft ons er toe geleid, de vervulling van zekere op allen rustende verplichtingen, aan daartoe bijzonder aangewezen personen op te dragen, die bij dien arbeid ons als het ware vertegenwoordigen. Het recht, dat de eene burger op den anderen heeft, om van hem te eischen dat hij zich aan geen verstoring van de orde schuldig maakt, blijft daarmede onverkort, al laten wij het aan de mannen van een afzonderlijken diensttak over, dat recht, zoo het noodig is, te doen gelden. Het is er evenwel verre af, dat het gevoel van deze nauwe betrekking tusschen publiek en politie door ieder wordt erkend en gevoeld. Nog altijd bestaat er zeker vooroordeel, misschien dag- teekenende uit tijden toen de handhavers van het openbaar gezag meer de uitvoerders van de besluiten der willekeur waren dan van wetten, welke door zelfgekozen bestuurders zijn vastgesteld, tegen hen die de uniform der politie dragen. Schier aanhoudend vermelden de dagbladen betreurens waardige feiten, waaruit blijkt dat de bewakers der orde bij de vervulling van hunne moeielijke taak dikwijls de schandelijkste tegenwerking ondervinden. Moeielijk is die taak in meer dan één opzicht. Vooreerst, omdat van de mannen der politie terecht geëischt wordt, dat zij de rustverstoring en de over treding van de wetten en verordeningen, zoo moge lijk trachten te voorkomen door een wenk of een waarschuwing. Meermalen gebeurt het, dat die een voudig in den wind wordt geslagen of aan on gepaste bemoeizucht toegeschreven, zoodat wel dra het uitlokken van eene vervolging het eenig middel bljjft om onderwerping aan het opénbaar gezag te verkrijgen. Vervolgens ook, omdat het zelfde publiek, dat bij voorkomende gelegenheid dadelijk partij trekt vóór de rustverstoorders en tegen de politie, zich het luidst beklaagt over ge leden schade, door balddadigheid teweeggebracht. Nu hebben we, wel is waar, in onze goede stad over het algemeen geen klagen dat er hier too- 'loelen van verzet plaats grijpen zooals ons vaak Bit andere gemeenten van ons land worden ge meld evenwel is de zaak die we thans ter sprake brengen van genoegzame actualiteit, om er op te tvjjzen dat de verhouding tusschen politie en publiek nog wel voor eenigo verbetering vatbaar is, en den wensch uit te drukken dat meerderen dan tot hiertoe het geval is, geneigd bevonden mogen worden om daaraan mede te werken. Niet lang geleden zagen we het nog bij de arres tatie van een man, die niet alleen in „kennelijken", maar zelfs in hoogst ergerlijken staat van dronken schap verkeerde, zoodat zijne overbrenging naar de plaats waar die soort van lieden behooren te wor den gedeponeerd om van hun roes te bekomen, dringend noodzakelijk was. Ieder zal moeten toe geven, dat zulks een jvan de onaangenaamste baan tjes is, die deel uitmaken van den werkkring der politie. Hadde men haar nu maar niet bemoeielijkt, dan zou het best gegaan zjjn: wel verweerde de delinquent zich op eene ruwe manier, waardoor het vrij wat inhad hem bjj zijn havelooze plunje, die hij natuurlijk niet ontzag omdat er niets aan te be derven viel, beet te krjjgen: doch een troep volk drong er omheen, en maakte het den beiden agenten, die het onhebbel jjke karweitje zouden opknappen, erg lastig. Eindelijk kregen zij den woesteling toch op de been en aan den loop, maar de overbrenging naar het bureel van den commissaris werd, door het opeendringen der toeschouwers, nog een zware arbeid. Bij eene andere gelegenheid spande één der agenten al zijne krachten in, om een woedenden dronkaard meester te worden. De vent verweerde zich als een bezetene, en zeker zou hij overwin naar zjjn gebleven in den ongelijken kamp, ware niet een jonkman, lid van eene onzer eerste fami- liën, toegeschoten. Deze pakte den snuiter bjj den kraag, en hield hem vast zóólang totdat hij en de agent hem netjes in het bekende hotel op de Breedstraat hadden gebracht. Dergeljjke gevallen worden als zeldzaamheden in de couranten bericht, en door de bazuinen dei- pers over het geheele land als iets zeer bijzonders verbreid. Zou het niet hoogst wensch el jjk zjjn, wanneer die uitzonderingen regel werden? Als de politie voor de taak, welke wij haar opdragen, op een gegeven oogenblik krachten te kort heeft, zijn wjj dan niet verplicht, tusschen- beiden te treden en het prestige van het gezag te helpen handhaven Sommige buurten in Neerlands hoofdstad staan er voor bekend, dat de politie er dikwjjls is bloot gesteld aan vjjandige manifestation. Het natuurlijk gevolg van dien toestand is, dat menig minder nauwgezet agent, die er tegen opziet martelaar te worden van zjjne plichtsbetrachting, liever een paar straten omloopt als hij van verre iets meent te bespeuren dat zijne inmenging zou vereischen, dan het gevaar te trotseeren, met een vloed van scheld woorden of een pak slagen beloond te worden. Doch dan is ook de bandeloosheid meesteres van hét terrein. Daarentegen, als ieder die op den eeretitel van beschaafd man aanspraak maakt, niet schroomde de handen uit de mouw te steken wanneer de bewaring van de orde dat wenscheljjk maakt, dan zou er waarschijnlijk nooit geklaagd behoeven te worden dat het de politie somtijds aan jjver ontbreekt, geljjk nu wel eens geschiedt. Of de kla gers niet juist degenen zijn, die geen greintje besef hebben van hunne persoonlijke verantwoordelijkheid in deze zullen we maar in het midden laten. Al staat het dan niet in de Grondwet, noch in eenige andere wet, laat het een ongeschreven I bepaling zijn die we uit eigen beweging aanvaarden „Ieder is verplicht, voor de handhaving der open bare orde zijne medewerking te verleenen, overal waar deze nuttig kan zijn." De gemeenteraad zal Donderdag a. s. weer eene vergadering houden, waarin o. m. aan de orde zullen worden gesteld de installatie der nieuwe leden en het voorstel betrekkelijk het archief. Deze week had hier ter stede eene vergadering plaats van verschillende bestuursleden van Leidsche werklieden-vereenigingen,|opgeroepen door eene com missie, gevormd uit eenige leden dier besturen van de vereenigingen, ten einde hier eene vereeniging van bestuursleden op te ,richten om zoodoende meer samenwerking te krjjgen. De voorzitter dier commissie, de heer Kouw, opende de vergadering en wees er op, wat men door samenwerking al niet kon verkrijgen op het gebied van coöperatie en meer andere zaken, die nuttig zjjn voor den werkenden stand. Ook toonde hjj aan, hoe nuttig het was dat de goedgezinde werkman zich meer aaneensloot, om ook des te meer kracht te bezitten tegenover hen, die met kwistige hand rondgaan om de werklieden aan te sporen tot revolutie, om zoodoende datgene uit de maatschappij te bannen, dat ons allen dierbaar is, nl. „God, eigendom en het familieleven." Nadat er eene breedvoerige discussie had plaats gehad en bjjkans allen instemden met het doel, werd er een Bondsbestuur opgericht, waarvoor op verzoek der aanwezigen de commissie van oproe- ping,»-«ls voorloopig bestuur werd geïnstalleerd. Wjj onïvingon heden het verslag der Leidsche Spaarbank, opgericht door het departement Leiden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, over het jaar 1885. Daaruit bljjkt dat het bedrag der terugbetalingen zeer aanzienlijk is geweest, vergeleken met dat van voorgaande jaren. Zjj waren het gevolg van in omloop gebrachte onware geruchten omtrent een ongunstigen stand van zaken. Na weinige weken was het vertrouwen hersteld en alles slechts tot schade geweest van zoovelen, die lichtgeloovig tjjdeljjk hun vertrouwen aan deze sedert 1818 bestaande instelling hadden ontzegd. Aan den bejaarden boekhouder, den heer A. De Mare, die meer dan zestig jaren in die betrekking werkzaaam was, werd op de meest eervolle wijze ontslag verleend. In zijne plaats werd benoemd de heer J. B. Mullié. Het nieuw ontworpen reglement, sedert Mei 1885, werkt gunstig voor de instelling. Het gezamenljjk bedrag der inlagen is geweest in 1884 f 542,451.55 en in 1885 f 525,509.83; terwjjl het gezamenljjk bedrag der terugbetalingen beliep in 1884 f 397,716.23'/, en in 1885 647,248.32'/j. Het kapitaal aan de inleggers ver schuldigd aan het einde van het boekjaar bedroeg in 1884 1,404,175.96'/2 en in 1885 ƒ1,331,116.761/,. Aan rente was ontvangen en te goed, na aftrek van het tegoed op 1 Jan. van het vorige jaar en de bjj aankoop van effecten betaalde rente, in 1884 55,269.67'/, en in 1885 56,308.84. Aan rente werd bjjgeschreven in 1884 46,919.83'/, en in 1885 48,679.29'/,. De bezittingen van het hoofdkapitaal bestonden aan hét einde van het boekjaar in: hypotheken, beleeningen en prolongatiën, rentegevende land- schuld en binnenlandsche leeningen, rente tegoed en contanten in kas, te zamen tot een bedrag van 1,339,415.56, waarvan als voordeelig saldo over te brengen op het reservefonds, wegens meerder gemaakte dan bjjgeschreven rente en wegens meer dere waarde van effecten, 8298.79'/,, zoodat te zamen bljjft 1,331,116.76'/,. Het reservefonds bedroeg bjj den aanvang van het boekjaar 82,133.51'/, en bjj het einde 89,037.55. Het aantal inlagen heeft bedragen in 1884 13,352 en in 1885 12,237, het aantal terugbetalingen in 1884 -5627 en in 1885 6549. Als nieuwe inleggers worden ingeschreven in 1884 1372 en in 1885 1336. De hoogste inleg in ééne zitting bedroeg in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1