burgerlijk bloed.
N°. 7985.
Maandag X Maart
A0. 1886.
feze tQourant wordt dagelijks, met uitzondering
7an fon- en feestdagen, uitgegeven.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.03.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incaa-
eeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
EEN VERHAAL VAN
GOLO RAIMUND.
Vervolg.)
Mevrouw Von Blendorf voegde er ook by, dat
jij zich de voldoening niet wilde ontzeggen om
de toestemming tot deze verbintenis te ver
hagen van hem, die zoo hoog geëerd werd door
iet vertrouwen van de familie Von Gerstein.
Hy had dus thans den sleutel voor Pauline's
edrag. Zy had dezen morgen, misschien eenige
uien vroeger dan hy, kennis gekregen van het
bepaald aanzoek, dat haar glans en rijkdom be-
oofde en haar de liefde van den armen man zon
der naam misschien als eene belachelyke aanma
ning deed toeschijnen.
Krachteloos liet Hallig zijne hand zakken, waarin
liij den brief hield, zy was verlamd evenals zyn
iiart, dat plotseling verstyfd in den vollen gloed
fan vurige, eindelooze liefde het beeld had vast
gehouden, dat daarin had gewoond. En hoe meer
lit vurig gevoel afkoelde, des te vaster werden
K>k de ly'nen en omtrekken van dit beeld; niets
daaraan kon veranderd of bewogen worden, geene
rerontschuldiging kon de uitdrukking, welke het
laatst had gedragen, verzachten; het was le
venloos geworden en stijf, evenals de liefde, welke
het eens had verheerlijkt.
Eerst langzamerhand hei-kreeg Hallig, hoe kalm
hij uiterlijk ook had geleken, zyne heldere, bere
deneerde denkwyze, en daarmede kwamen toorn,
smart en schaamte over zich zeiven. Hy gevoelde
zich niet vernederd voor Pauline, maar hij was
diep gedeemoedigd voor zich zeiven, voor zyn bur
gerleken trots, welken hy ter wille dier liefde
had ten offer gebracht.
Hy gevoelde evenmin toorn tegenover Pauline,
hij had over den stand, waartoe zy behoorde, zulke
geringe gedachten gekoesterd, dat de onverwachte
verandering in haar gevoel hem nauwelyks ver
raste, hij begreep alleen maar niet hoe hy ooit
had kunnen gelooven, dat zy eene uitzondering
zou zijn. Zij waren allen, allen geiyk, daarin lag
Pauline's vloek en haar verontschuldiging, maar
ook zijne eigen aanklacht.
Ö9 zonneglans van den stillen morgen, waar-
I over wij spraken, had Hedwig Meinert uitgelokt
naar de linde, welke naast de met wingerd be-
grooide pastorie stond. Zy was geheel alleen, en
mot innerlijke bevrediging was zij zich van deze
eenzaamheid bewust, waarnaar haar in zichzelf
gekeerd gemoed des te meer verlangde, hoe min
der zij het middelpunt van luide en algemeene
opmerkzaamheid wenschte te zyn. Al betoonden
predikant noch zyne echtgenoote gewooniyk
hooi veel belangstelling voor het schoone schepsel,
dat aan hun opzicht was toevertrouwd, de om
standigheid, dat Hedwig heden achttien jaren oud
werd, had hen toch genoopt niet door openlijke
onverschilligheid in al te schrille tegenspraak te
komen met de enthousiastische gelukwenschen en
teedere oplettendheden van hun Engelsche kost
gangers. De predikant, die met stalen volharding
de fluit van Mr. Berkley had verbannen, niet met
bet oog op zichzelven, maar enkel, zooals hy be-
woorde, om de zwakke borst van den jongeheer
to sparen, kwam zijne verbazing te loven en zag
er> hoorde geduldig aan, hoe de vindingrijke Brit
33 n zijne aangebedene op twee harmonica's, welke
bij op eene tafel had bevestigd, reeds in de vroegte
®one serenade bracht; hij glimlachte er met een
zuur gezicht over, toen hij in eene aardige water-
verfteekening van Mr. Grafton niet alleen de pas
torie herkende maar ook begreep, wie de kleine
zwarte figuur, die achter eene welgevulde tafel in
het vlierboompriëel zat, moest voorstellen, en pro
testeerde zelfs later niet, toen ter eere van den
dag de stevige dienstmaagd in plaats van met
één met verscheidene geslachte kapoenen het huis
binnentrad.
De vreemde of althans ongewone tonen van de
beide harmonica's, die mynheer Berkley met yver
in het zweet van zyn aangezicht voor de deur be
speelde, lokten de schoone slaapster tot verruk
king harer aanbidders weldra naar buiten. Het
gevoel van verlatenheid, dat haar dezen morgen
by haar ontwaken vervulde, verdween by de be-
wyzen van zooveel vereering; haar liefderyk ge
moed zag over het koddig heen, dat nu en dan
in de huldigingen van haar vrienden lag, het ge
voelde alleen de hartelyke goedheid, die ze verge
zelde. Naar den gever van een prachtigen bloem
ruiker waagde zy het niet te vragen, haar hart
sprak zyn naam immers luid genoeg uit, maar zy
bloosde toch hevig, toen de vrouw van den pre
dikant den jongen baron Yon Braatz noemde. Een
verzegeld pakket was reeds den vorigen dag door
Hallig aan de echtgenoote van den predikant ge
geven, en Hedwigs tranen vielen op het papier,
welks adres het handschrift van haar moeder ver
toonde. Het omslag bevatte het dagboek der afge
storvene, dat uitdrukkelyk voor dezen dag als
aandenken voor haar kind was bestemd.
Eene zekere plechtigheid, welke zich van het
jonge meisje, dat haar ontroering niet kon be
dwingen, op de overigen overplantte, was de oor
zaak dat de onschuldige blymoedigheid niet ter
stond weder wilde vlotten, en de zonen Albions,
eenigszins verlegen door de tranen van hun schoone,
trokken zich vooreerst terug.
Zoo vinden wij Hedwig dan eenige uren later
alleen onder den breedgetakten lindeboom, welks
bloesems de lucht tot ver in de rondte met hun
geuren vervulden. Zy was geheel verdiept in het
lezen der dicht beschreven bladen, deze stilzwy-
gende getuigen van een hart, dat jong, beminnend
en geloovig was geweest evenals het hare, blad
na blad werd door haar vingers omgeslagen, en
terwijl zij dit deed en al verder en verder las, vie
len haar tranen warm en snel op het geel gewor
den papier.
Hoeveel liefde, hoeveel trouw, ach, en hoeveel
teleurstelling ademden de onopgesmukte, eenvou
dige .woorden, welke hier van de korte lente van
een jeugdig hart verhaalden; hoe had de ring niet
gelegen, welke, aan een smal blauw lintje, als een
bladwyzer uit het boek hing. De liefde had haar
einde gevonden en de trouw was verbleekt als dit
blauwe lint.
Peinzend schoof het jonge meisje den sierlyken
gouden ring aan haar hand en beschouwde de
letters, welke er in waren gegraveerd. Zij kende
haar beteekenis en dacht aan den man, wiens
naam zij beduidden; en indien het mogelyk ware
geweest, dat een wraakzuchtige trek dit lieve,
zachte gelaat had verduisterd, dan zou hij by deze
herinnering misschien in plaats van de sombere
schaduw zijn verschenen, welke op haar frissche
lippen lag.
„En zoo zyn zy alten", las zy nog eens half
luid de slotwoorden over, en daarom leide de al
machtige God uw hart ver van hen, opdat het in
vreugd ontvange, wat ik zoolang onder tranen
niet kon vindende liefde van een braaf man, die
uw hart en uwe gedachten begrypt; die zich niet
over uwe afkomst schaamt, wanneer hij aan de
zyne denkt.
Zij had haar hoofd op haar hand geleund en
legdo die thans voor haar vochtige oogen om ze
te beschutten tegen het schitterend zonnelicht, dat
door het lofwerk van den boom flikkerde en hals
en haar met gouden glans bestraalde.
Daar hief eene warme, trouwe hand het lieflyk
aangezicht omhoog, en eene bekende stem vroeg op
deelnemenden toon: „Waarom weent gij, Hedwig?"
„Mijnheer de Baron, mynheeer de Baron", sta
melde zy opspringende en doodelyk verschrikt, omdat
hy haar zoo in haar geheimste ontroering had be
spied, „wat hebt gij my verrast."
Zyne oogen vlogen onderzoekend van haar naar
het boek teruger lag bekommering op zyn gelaat,
toen hij sprak: „Een vriend is welkom in uren
van droefheid ben ik het niet?"
„Myn vriend?" vroeg zij met eene roerende naïe-
viteit, „ik weet niet, gy hebt er my nooit over
gesproken."
Hy glimlachte: „Ik heb meer begeerd en meer
aangeboden, maar dat wat ik voor u zou willen
zijn, myne dierbare Hedwig, sluit in elk geval de
trouwste vriendschap in zich."
„Eene vriendschap duurt langer dan liefde, zegt
menzy mag bestaan tusschen alle standen, zonder
haat of vervolging na zich te slepen. Ja, mynheer
Von Braatz", voegde zy er met eene bekoorlyke
-trouwhartigheid by, hem haar hand toestekende,
„ik zou gaarne uw vriendin willen zyn."
Hy keek verrukt in haar jeugdig, lieflyk gelaat,
dat zoo openhartig en vertrouwend naar hem op
zag. „Niet meer?" vroeg hy vol innigheid, „zoudt
gij niet willen. Hedwig, dat ik meer voor u was?"
Haar hart stokte, zy wist zelve niet door welke
beklemdheid, en haar oog bleef als geboeid op het
opengeslagen dagboek van haar moeder rusten en
volgde de zachte schommeling van den ring, welke
daaruit nederhing en waarschuwend neen en neen
scheen te luiden.
„Mag ik niet meer voor u zyn, Hedwig?" vroeg
hy nogmaals en trok, de handen van het meisje
vattende, haar zacht naar zich toe.
„Gelooft gy niet, dat gy ter wille van myne
liefde menig gebrek over het hoofd kunt zien, dat
gy by my de schitterende hoedanigheden kunt
ontberen, welke anders een meisje boeien, dat gy
uw tevreden zult gevoelen met mijn warm, trouw
hart en de myne kunt zyn?"
Het was alsof de waarschuwende woorden, welke
zy zoo straks gelezen had, met de stem van haar moe
der in haar oor klonkenmynheer Riedings gebogen
gestalte, met zyn goedhartigen en toch vermanen
den blik en Halligs trotsche, minachtende glimlach
vlogen als schaduwbeelden langs haar sidderend
hart. Maar zy waren vluchtig en weerhielden het
niet in zyn verlangende kleine ring, welke lang
zaam, als met zyne laatste kracht, zyn „neen"
schommelde, verdween voor haar blikken wie
kent en wederstaat de macht, welke het eene hart
naar het andere heendry ft?
Toen Hedwig haar gelokt hoofd weder ophief
van de borst, welke zy zich tot bescherming en
beschutting voor haar geheele leven had gekozen,
had zy haar gelofte afgelegd en liet met de kin
derlijkheid en volgzaamheid, welke de grondtrekken
van haar karakter waren, al het overige aan haar
beminde over.
„Waarom heeft mijn Hedwig geweend op den
dag harer vreugde?" vroeg Alfred, nadat beiden
eindelyk iets tot kalmte waren gekomen, aan het
jonge meisje, dat stil en gelukkig aan zyne zyde zat.
Wordt vervolgd.)