Maandag X.3 Februari. Feuilleton., BURGERLIJK BLOED. N°. 7973. feze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering ran <gpnen feestdagen, uitgegeven. EIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Lecden per 8 mwuiden..Ut. Franco per postUO. Afzonderlijke Nommere0.05, PRIJS DER AD VERTEN TIEN Tm» 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 6.171. Grootere fetters near plaatsruimte. Toor het lnoas- seeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend. 18) EEN VERHAAL VAN G-Q.LO RAIMUND. Vervolg.) „Bat wil ik: ook lang niet; ik ben foeelemaal geen gek om daarin mede te dingen meteen man, die mijn zoen wel kon zym," zeide oom Richard, zijn hoofd schuddende, „evenmin als het u zal invallen." Von Gerstein sloeg een blik van woede op hem, en Suzanna riep geraakt cait. „Waarom niet, beste Baron? Von Gerstein heeft evenveel reden om zich met den neef te meten als met den oom. Met u heeft, hij eenige mate zijne jaren gemeen, met Von Blendorf kracht en frischhead en al die vaardigheden, welke slechts het eigendom der jeugd zijn. Alle menschen dragen hun jaren niet met evenveel eer." „Dank u wel," zeide ©om Richard droogjes; „ik gun hem -zijne jeugd en ook zijne vaardigheden. Wat mij 'betreft, genadige vrouw, grj kunt niet denken, hoe ik mij op mijn gemak gevoel met mijne acht en vijftig jaren en mijn grjjs haar, en hoe goed mjj de attenties doen, welks men hun nu en dan zoo beleefd is te bewijzen." „Ja, maar hulde is schooner dan .attenties," vooral door vrouwen bewezen, sprak Suzanna, ter wijl zij aan eene fraaie roos rook, welke zij van haar borst nam. Eene roos b. v., door eene teedere hand geschonken, wekt toch, zou ik denken, an dere gewaarwordingen op dan een zacht kussen of een leunstoel, welken men iemand toeschuift." „Ik geef bepaaldelijk de veorkeur aan den stoel, waarde vriendin," verzekerde oom Richard, „cl. w. z., indien gij mij de keuze laat; vooral hier bij het gebrek aan goede zitplaatsen." „Oom Richard is onridderlijk, hij pocht nu een maal op zyn leeftijd," merkte Von Blendorf op, „maar ik, die nog het vermogen der jeugd bezit om warm te kunnen gevoelen, vurig te wenschen, ik zal mij deze roos niet laten ontnemen." Hij strekte er zijne hand naar uit, maar Me vrouw Suzanna sprong op en zeide lachende. „O, niet zoo snel, die moet verdiend worden." „Waarmede, waarmede?" riepen de beide offi cieren uit, terwijl Pauline voor den eersten keer dezen namiddag den spotachtigen glimlach om Halligs lippen bemerkte, welken zij zoozeer vreesde. Hij had tot dusver gezwegen, thans vroeg hij: „Toch niet met het leven genadige vrouw?" „Waarom niet? ik geef deze roos aan de gol ven ten prooi; wie haar wenscht te bezitten,moge haar daaraan ontworstelen," riep mevrouw Von Gerstein overmoedig uit, dicht aan den rand der rivier tredende, welke in haar nauwe bedding ruischend voortstroomde. „Suzanna, dat zult gij toch niet doen!" riep Pauline meer verontwaardigd dan verschrikt uit, toen zy aan eene beweging van Von Blendorf be merkte, dat het dezen ernst werd om een dwazen, vermetelen streek te begaan. „Waarom niet, kind?" vroeg oom Richard droog weg, „hier zijn enkel verstandige menschen, die zich noch om het verlies van eene roos zullen be kommeren, noch dwaze zetten uitvoeren." „Dwaze, zetten!" riep Suzanna gebelgd uit. „Gy hebt waarschijnlijk vergeten, dat Schiller zulke dwaze zetten heeft bezongen, en de nakomeling schap daarna tranen heeft gestort." „Integendeel, gelachen; tranen gestort heeft hoogstens de donna, wie de handschoen in het gelaat werd geworpen," beweerde oom Richard. „Gy zyt onuitstaanbaar," riep Mevrouw Von Gerstein uit, ,-,ik sprak van den Duiker. Gy hebt my nu alle genoegen aan de arme roos bedorven; ik wil haar niet hebben, een ander zal haar niet hebben, dus weg met haar!" Met eene vlugge beweging wierp zij de roos in den stroom, maar bjjna op hetzelfde oogenblik riep Von Blendorf uit: „Voor den moedigsten zwemmer de heerlijkste prijs!" en sprong haar na. Men was meer verrast dan verschrikttoen ■echter Von Gerstein, door ijdelheid geprikkeld, uit riep: „Dit kunnen wy even goed," en het kunst stuk nadeed, weerklonk een kreet van schrik, niet enkel van Pauline maar zelfs van oom Richard en den luitenant der dragonders, die dan toch geen lust had getoond om de roos tot zulk een hoogen prys te verkrijgen. Tot dusver had Hallig geen zichtbaar aandeel aan dit voorval genomen, maar zoodra Von Ger stein zich in den killen vloed dompelde, snelde hij toe. „Kan de overste zich op eyne krachten ver laten?" riep hy niet zonder bezorgdheid mevrouw Von Gerstein toe, die wel een weinig ongerust maar toch gevleid toekeek. Het water vormt eene diepe draaikolk te dezer plaatse. „God in don Hemel, hy zinkt," schreeuwde oom Richard op dit oogenblik, terwyl Pauline, die in zyne trekken had gelezen, „Von Blendorf, pak aan, sta hem by!" smoekend om hulp riep. Maar byna nog sneller dan deze kreet was geuit, had Hallig zijn rok uitgetrokken, welke hem hinderde, .en was in het volgend oogenblik by den zinkende, dien hy eenige oogenblikken later aan ■den oever bracht. Ook Von Blendorf kwam met zijne veroverde roos, maar niemand lette op hem, zelfs Mevrouw Von Gerstein niet, die zich werke lijk eenigszins verschrikt over haar man heenboog, die voor haar op het grasperk lag. Hy had zijne oogen geopend en was volkomen meester over zyne bezinning, maar hij zou die hebben verloren, indien liy ook maar het minste vermoeden had gehad, welk een toonbeeld van zwakheid en ouderdom hy in dit oogenblik ople verde. De schrik had zijne lippen bleek gekleurd, en het natte haar, dat hem om hot bloeke voor hoofd hing, deed zijn schedel geheel kaal schynen. Hy beefde van koude en zenuwachtigheid, maar hy was alles behalve vroolyk gestemd, want hy zeide, terwijl hy zich oprichtte, met snijdende stem en vol ergernis: „Indien gy op myr. dank rekendet, mynheer de rentmeester, door mij werkelijk zeer ongeroepen in myn genoegen te storen en den roep van den besten zwemmer te zijn, waarop ik steeds aanspraak heb gemaakt, wilt pogen te schaden, dan hebt gij u verrekend. Ik houd er niet van, dat iemand zich ongeroepen in mjjne aangelegenheden mengtindien gy zulk een grooten lust hadt om uwe verborgen talenten te toonen, dan zou de Barones, om myne dochter pleizier te doen, u zeker wel hebben vergund om mede te dingen." Eene wolk van hevig misnoegen trok zich op het voorhoofd van oom Richard samen, Pauline voorkwam de uitbarsting want met eene stem, welke beefde van diepe smart, sprak zy zacht„O, papa, deze woorden kwamen niet uit uw hart!" „Toch wel," antwoordde hy ongeduldig; maar Suzanna, die ditmaal toch de boosaardige zelfzucht en ydelheid van haar echtgenoot met eenige be schaming gevoelde en bovendien welwillend gezind was tegenover den schoonen, vermetelen redder, riep uit: „Luister toch niet naar hem, mynheer Hallig, ik dank u, ik, Suzanna Von Gerstein, en Yon Blendorf moet u de roos afstaan." „Ik dank u, genadige vrouw," antwoo'riue Hallig volkomen kalm, „ik zou deze gave geheel onwaar- dig zijn, daar ik openlijk moet bekennen, dat het my nimmer in de gedachte zou zijn gekomen daarvoor in het water te springen, evenmin als dat ik op eenigen dank van den kant van mijn heer uw gemaal heb aanspraak gemaakt of dien verwacht." „O mijn God, mijn God!" riep Pauline smarte lijk uit en bedekte haar schoon gelaat met haar handen. Vervolgens evenwel trad zy dicht op Hal lig toe, greep met hartstochtelijke innigheid zijne handen en sprak gejaagd: „Maar myn dank, Hal lig, den mijne versmaadt gij toch niet, want hij komt uit myn innerlijk diep bewogen, diep gedee- moedigd harthij is vermengd met gejuich maar ook met smart." Hij keek haar verrast aan, iets als verrukking- schitterde in zijne donkere oogen, toen hij ze vast en open op het schoone schepsel richtte, dat bleek en bevend voor hem stond, dat op dit oogenblik, nu het trots en hoogmoed van zich had gezet, nu het de diepte en innigheid van haar hart ont sluierde, hem liefelijker toescheen dan welke vrouw ook. „Ik aanvaard dien," sprak hy op gedempteiï toon, „aanvaard hem vol vreugde, als een dier baar geschenk, dat ik als eene kostbare herinne ring wil bewaren." „Best, kinderen, uitstekend," viel oom Richard hen in de rede, „maar noodzakelijker dan al deze boozo en goede woorden, welke er gesproken zijn, is voor het oogenblik toch het verkleeden. Voe Blendorf, dat zie ik, is in weerwil van zijn dwa zen zet toch op dit punt practlsèhhy heeft, het terstond óp een loopen gezet. Voorwaarts derhalve, mijn beste Hallig. Om voor Von Gerstein te zorgen, dat zal de barones zich natuurlijk niet afhandig laten maken; voor u bezorgt of bestelt Pauline waarschijnlijk een glas grog of heeten wyn." „Dadelijk, dadelijk, oom Richard," riep het jonge meisje uit, nog steeds onder den invloed van haar opgewondenheid, en vloog naar het kleino poortje toe, dat naar het park leidde, „het zal gereed zijn, zoodra mijnheer Hallig het slotplein betreedt; ik zal ook papa's kamerdienaar waarschuwen." De luitenant der dragonders haalde haar in om haar te vergezellen, do anderen volgden, daar de natte zware kleederen het loopen bemoeilijkten, langzamer na. Toen zy op het slotplein kwamen, stond het geheele dienstpersoneel vol verbazing en verwachting te hoop, en hoe verheugd de overste daarover op oen anderen tyd zou zyn geweest, het verdroot hem thans, nu Hallig hem de rol van held had ontnomen, niet weinig. Werkelijk braken de lieden, aangevoerd door den opzichter, die langen tijd soldaat was geweest, in een luid hoera uit, toen de rentmeester, dien zij nog altoos in stilte als den eenigen en rechtmati- gen meester beschouwden, naar zijne woning ging, ja hjj had moeite om de vreugdebetuigingen te onderdrukken, welke de ontstemdheid van den overste maar verergerdèn. De huishoudster bracht hem terstond daarna den heeten wijn, niet zonder te vermelden, dat de freule dien zelve had klaargemaakt, en Hallig' dronk dien op, ofschoon hij dacht, dat zyn bloed nooit beeter en sneller door zijne aderen had ge stroomd dan op dit oogenblik. Een tijd daarna bleef hij alleen en verheugde er zich over, dat niemand meer naar hem kwam zien; en hij bemerkte niet, dat uur op uur ver liep, en de dag reeds ten einde spoedde, waarop hy toch nog veel had willen uitvoeren. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1