N°. 7967.
Maandag Februari.
A®. 1886.
geze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran gon- en feestdagen, uitgegeven.
BURGERLIJK BLOED.
LEIDSOH
DAGBLAD.
PHUS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per poet1-10.
Afzonderlijke Nommere0.05.
PRIJS DER AD VERTE NTEEN
▼an 1—6 regel* 1.05. Iedere regel meer 0.174.
Grootere letter* naar plaatsruimte. Voor het lnoaa*
■eeren bulten de stad wordt 0.10 berekend.
15)
EEN VEEHAAL VAN
G-OLO RAIMUND.
Vervolg.)
Oom Richard had ondertusschen geen oog van
den rentmeester afgewend, die, zacht den kop van
zijn hond streelende, voor zich neerkeek. Hjj had
straks het in 't oog vallende van zijn gedrag zelf
gevoeld en zeide plotseling met al de trouwhar
tigheid, welke hem eigen was: ,,Gjj vergeeft mij
wel eene vraag, mijnheer, welke niet enkel uit
bloote nieuwsgierigheid voortspruit. Ik heb vroe
ger eene familie gekend, welke uw naam droeg
en tot welke ik toen in nauwe betrekking stond.
De vader was geneesheer in een dorp van het
Nsche; mag ik vragen, of gij daaraan mis
schien verwant zijt?"
„Het was mijn grootvader," antwoordde Hallig
kortaf, maar niet onvriendelijk.
„Uw grootvader!" riep oom Richard uit, „ik heb
mij dus niet vergist." Hjj zweeg wederom, mis
schien verwachtte hjj, dat Hallig zjjne mededoe-
ling zou vervolgen, maar de jonge man scheen
enkel trek te hebben om zijn hond te liefkoozen.
„Mjjnheer uw vader had, naar ik meen, in de
godgeleerdheid gestudeerd," begon oom Richard
weder, „hjj was een tijdlang dominee in zjjne ge
boorteplaats, doch ik weet niet, wat later van
hem geworden is."
„Hjj is dood," antwoordde Hallig langzaam en
zonder op te zien.
„Dood," antwoordde de Baron op en neer loo-
pende, „dood, het was een voortreffelijk man!"
Eensklaps bleef hjj voor Hallig staan, „mjjnheer,"
zeide hij beslist, „gjj hebt mijn naam gehoord, en
misschien hebben de uwen het noodig geoordeeld
u mede te deelen, dat er een tjjd was, waarin
de namen Von Braatz, Von Dittersheim en Hallig
nauw bjjeen behoorden?"
Hallig boog toestemmend zijn hoofd.
„Gij hadt eene tante zjj was mijne echtge-
noote - wilt gjj mjj mededeelen, wat van haar ge
worden is?" Zjjne stem beefde van ontroering, en
hij schrikte even, toen de jonge man op diep ern-
stigen toon antwoordde
„Eene rampzalige vrouw."
De baron legde zjjne hand over zjjne oogen
het was Pauline, die ze na verloop van eenige
seconden zacht wegtrok en hem vragend en vol
te9dere zorg aankeek.
„Ik heb geene schuld," stelde hjj het jonge
meisje gerust, „ik ben enkel zeer treurig te moede
het hart, mijn kind, onthoud het wel, is taaier
dan het geheele verstand." Er lag iets zeer
droevigs in oom Richards eerlijken toon, de een
voudige \orzekering, ik heb geene schuld, had iets
overtuigends, oprechts, en maakte, hoe hjj zich
daartegen ook verzette, een weldadigen indruk op
Hallig.
„Ik kon niet verwachten u hier te zullen vin
den," begon oom Richard, zich opnieuw tot den
rentmeester richtende, „Pauline weet van dit ramp
zalig voorval uit mijn leven te weinig, en haar
vader heeft, naar het schijnt, er te veel van ver.
geten, dan dat hij er aan zou hebben gedacht
zich op de hoogte te stellen van uwe familiebe
trekkingen en zo mij mede te deelen. Anders
zouden wij elkaar misschien in hot geheel niet
hebben ontmoet. Thans, nu het anders is ge-
loopen, zult gjj mij sommige berichten niet ver
zwijgen, welke voor mij van het hoogst be
lang blijven, en ik zal u, indien gij mij dit
veroorlooft, ten dezen einde in uwe eigene woning
opzoeken."
„Oom Richards goedhartige, openhartige wjjze
van spreken liet onvriendelijkheid nog tegenspraak
toe, ja Hallig kon niet nalaten zjjne hand in de
aangeboden rechterhand van den Bjron te leggen,
en het kostte hem moeite het vooroordeel staande
te houden, dat hij tegenover dezen man had ge
koesterd. „Ik sta dezen namiddag reeds tot uw
dienst, mijnheer de Baron," antwoordde hjj, „des
voormiddags heb ik eenige dringende bezigheden."
„Gjj zjjt altoos zoo vol jjver in mjjn belang,"
merkte Pauline beleefd op, ik weet niet hoe ik u
moet danken.
Hjj maakte eene kleine buiging; „ditmaal ge
loof ik, geldt de zaak zeker meer uw genoegen,
Freule," sprak hjj schertsend, „ik verneem, dat
men voor een bal op heden of morgen het bosch
wil plunderen, en moet derhalve wel een beetje
toezien, dat men zich niet aan jonge stammen
vergrijpt."
„Voor een bal!" herhaalde Pauline verbaasd.
„Onmogelijk, ik weet er geen woord van, en Me
vrouw Von Gerstein zou in dit geval alle reden
hebben om boos op mjj te zijn."
„En ik dankbaar," verklaarde Pauline, „want
indien ik moet toestemmen, dat dit bal eene ver
rassing zou zjjn geweest, dan moet ik er tochbjj-
voegen: eene zeer onaangename."
Hjj zag haar bevreemd aan, en zjj haastte zich
te vervolgen: „Eene onaangename verrassing zon-
der de groote goedheid van mevrouw Von Gerstein
te miskennen, die er altoos op uit is om mij
vreugde te verschaffen. Doch zjj heeft er in haar
levendigheid niet aan gedacht, dat dit huis op dit
oogenblik nog een huis van rouw is, dat er ter
nauwernood een vierendeel jaars sedert den dood
van mjjnheer Rieding is verloopen en dat, zoo wjj,
die hem helaas niet hebben gekend, hem niet
kunnen missen, toch menig hart hier is, dat hem
nog onder tranen gedachtig is en zich pijnlijk ge
krenkt zou gevoelen door eene miskenning van
zulke heilige gevoelens."
Verrast had Hallig haar aangehoord, als sneeuw
voor de Maartzon smolt zjjne sombere koelheid
weg voor haar warme woorden, en de blik vol
bewondering, welken hjj op haar sloeg, trof haar
tot in het binnenste van haar gemoed en deed
haar trillen door eene nieuwe en ongekende ge
waarwording.
„En wat beveelt gjj ten opzichte van deze aan
gelegenheid?" begon hjj weder, lieft gjj de last
van de genadige vrouw uit kracht van uw recht op
„Niet uit kracht van mjjn recht, maar uit naam
van mevrouw Von Gerstein zelve," antwoordde
zij. „Ik neem het op mij om haar te danken en
het offer te verhinderen, terwijl gjj de goedheid
zult hebben om de lieden met deze verandering
van bevel in kennis te stellen."
Nog steeds gevoelde zjj zjjn blik op haar gericht,
voor niets ter wereld zou zjj thans haar oogen
tot hem kunnen opslaan. Maar zjj hoorde zjjn af
scheidsgroet, er lag iets weeks in zjjne volle wel
luidende stem, dat zij vroeger nooit daarin had
opgemerkt, en zjj was zoo bevangen, dat zij het
aan oom Richard overliet te antwoorden. Toen
Hallig weg was, wilde de gemoedelijkheid van
straks niet recht terugkeerenoom Richard was
in gedachten verzonken en Pauline onrustig, zon
der dat zjj zich rekenschap kon geven, waarom.
Tegen haar wil keerden haar gedachten steeds
weder tot Hallig terug: zjj zocht zich zelve te over
reden, dat het haar trots was, welke er zich tegen
verzette om hem te bewonderen en niettemin moest
zjj haar hand vast op haar onrustig kloppend hart
drukken, wanneer zjj zich zjjn blik en den toon
zijner stem weder voor den geest riep.
Oom Richard trok zich een poosje later terug,
en Pauline, nadat zjj eenigen tijd peinzend aan
het venster had gezeten en naar den ouden Anton
had gekeken, die voor de deur van het huis aan
den overkant het geweer van zijn meester schoon
maakte, verliet eveneens haar kamer om zich voor
heden te kleeden.
Op het fraaie terras, dat van hot slot naar 't
park leidde, was eenige dagen later de geheele
huiselijke kriDg van overste Von Gerstein verza
meld. Mevrouw Suzanne had de tafel opgeheven
en liet koffie in den tuin ronddienen, waarheen
Hallig tegen zjjne gewoonte het gezelschap had
gevolgd. Zoo levendig en opgewekt had niemand
hem sedert lang gezien, en mevrouw Von Gerstein
vleide zich daarom vandaag weder met het reeds
vergeten denkbeeld om hem hier in de eenzaam
heid, waar niemand naar stamboek of wapen vroeg,
voor haar triomfkar te spannen. Zij had hem
daarom verzocht voor vandaag zjjne plichten eens
op te offeren aan de aangename gezelligheid en
bij het gezelschap te bljjven, en nadat hjj een op-
merkzamen, gespannen blik van Pauline, waarin
hjj eene aanmoediging meende te lezen, had opge
merkt, had hij aan het verzoek dezer dame gevolg
gegeven. Sedert het jonge meisje met den tact
van een teeder voelend hart het aandenken aan
en den rouw over zjjn vaderlijken vriend zoo kiesch
had geëerd, verscheen zjj eensklaps voor hem in
een nieuw en beminneljjk licht en mengde zich
onder de bewondering, welke hjj haar, zelfs tegen
zjjn wil niet altoos had kunnen onthonden, eene
warmte, welke zjjn eigen wezen weldadig door
straalde. Over het algemeen geleek Pauline een
voudiger en harteljjker, nu zjj in oom Richard
weder een vast steunpunt in haar eenzamen en
vreugdeloozen toestand had gevonden. Hij scheen,
zooals hjj ook in zjjn trouw, goed hart was, haar
vader te zjjn, de teedere waakzame beschermer
van zjjn geliefd kind, terwjjl Von Gerstein daar
naast stond als een vreemdeling, aan wiens voor-
treffeljjke persoonlijkheid door de dochter des hui
zes alle maar denkbare huiselijke zorgen werden
gewijd. Oom Richards frissche humor, welke niets
te kort deed aan de aristocratische waardigheid
welke hem onderscheidde, wekte opgeruimdon
weerklank in haar borst en gaf haar tegelijkertijd
eene zekerheid, welke zjj in haar omgang met
Hallig althans tot dusver had gemist. Zonder dat
zij het wist of wilde, was een warmer toon tus-
schon haar en haar jeugdigen voogd ontstaan,
waartoe zeker de onverholen belangstelling, welke
oom Richard tegenover den fleren, energieken man
aan den dag legde, niet weinig bjjdroeg. Tusschen
beide mannen had zich eene eigenaardige verhou
ding gevormd sedert den morgen, toen oom Richard,
zooals Pauline toeleek, zeer aangedaan uit Halligs
woning terugkeerde, waarin een ernstig onderhoud
moest hebben plaats gevonden. Zjj zelve kende de
geschiedenis van oom Richards kort, droevig hu-
weljjk slechts oppervlakkig uit de afgebroken ver
halen van haar vader, die er klaarbljjkeljjk on
gaarne over sprak, of voor wien de eigenljjke om
standigheden in den loop der jaren onduideljjk
waren geworden. Slechts dit stond vast, want ook
andere bekenden bevestigden het, dat de geschei
den barones Von Braatz - Von Dittersheim zooveel
burgerlijke ondeugden en verkeerdheden, zulk een
onverbeterlijk gemis aan tact en aanmatiging mee
ten huweljjk had gebracht, dat het adellijke bloed
van haar echtgenoot er ten slotte tegen in opstand
was gekomen, en zijn hart zich van haar had af
gewend.
{Wordt vervolgd.)