N°. 7955. A0. 1886. F euilleton. Maandag 25 Januari. feze Qoarant wordt dagelijks, met aitzoaderiag van gon- en feestdagen, aitgegeren. BURGERLIJK BLOE DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Lelden per 3 maandenl.X#. Franco per post1-X0- Afzonderlijke NommereO.0X. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Tan 1—6 regels/ 1.06. Iedere regel meer 0.174. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inoM- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. 12) EEN VERHAAL VAN GOLO RAIMUND. Vervolg.) Met het oog op deze was het dan ook wel voor namelijk, dat Pauline haar beide zoons, Alfred Von Braatz, en luitenant Von Blendorf, die onder de genoodigden waren, bijzonder beleefd ontving en den brief van hunne moeder, waarin deze haar wenschen tamelijk duidelijk uitsprak, althans niet ongunstig opnam. Ernstig liet Pauline in haar gedachten alle jonge mannen onder haar kennissen de revue passeeren, maar er was geen enkele, die haar hart sneller deed kloppen, wanneer zij aan hem dacht; geen enkele, peinsde zij zuchtend en kwam daarbij tot het besluit, dat zulks eigenlijk ook niet noodzake lijk was. Braaf en eerzaam moest hij zijn, haar en heur naam waardig, dit was de eerste voor waarde, welke evenwel slechts haar hoofd stelde, maar waarmee haar hart volkomen kon instem men. Wel had haar jeugdige fantaisie in stille uren gedroomd van mannelijkheid en waardigheid, van ernst en kracht, waarvoor de vrouw zich zoo gaarne buigt, maar hoe zij ook peinsde, voor haar geest verscheen geen bekend beeld, dat haar in den glans dezer deugden zou hebben toege wenkt. Geen enkel herhaalde zij luid en keek hevig blozend om zich heen, alsof iemand dit woord zou hebben kunnen hooren mis schien wel de gedachte raden, welke dit woord toch logenstrafte. Zij dwong haar gedachten om tot Alfred Von Braatz terug te keeren, zij riep haar koele over legging te hulp en overwoog alle schitterende uit wendige voordeelen, welke aan deze partij verbon den waren en eene vergoeding zouden zijn voor datgeen, wat alleen in staat was om haar liefde op te wekken. Indien zjj zich niet in bewondering kon buigen, dan moest zij heerschen, volko men en onbeperkt, want haar vastberaden karak ter kende geene halfheden, en wat zij was, dat was zij geheel en al. Zich stil en zachtmoedig naar zijne vrouw ook met zjjn wil te schikken, aan wie hij eenmaal zijn hart had gegeven, dit lag over het geheel in het karakter van Alfred, en indien Pauline bij deze aanhankelijkheid den glans van zijn naam, den invloed van zijne familie, indien zij alle voorrech ten, welke groote bezittingen verschaffen, daarbij rekende, dan was deze partij onder alle, welke voor haar openstonden, de gunstigste. Alfreds moeder, die trotsche, toonaangevende dame, wie iedereen met voorkomendheid en eerbied na derde, werkte hier in stilte om de gunst van een jong meisje, en Pauline, al had zij het ook voor zich zelve willen verhelen, gevoelde zich toch gevleid daardoor, althans tienmaal meer dan door eenige oplettendheid van den bedoelden minnaar zeiven. Deze gedroeg zich trouwens ook vrij lijdelijk, nam dankbaar de beleefdheden aan, welke de gast vrijheid van eene freule hem bewees, trachtte ze te beantwoorden voor zoover zijne beschroomdheid het maar eenigszins toeliet, en liet in dit opzicht, zooals overal, den voorrang over aan zijn levendi- gen stiefbroeder, die schielijk mevrouw Suzanne de onverschilligheid van den burgerlijken rent meester deed vergeten. Hjj scheen alles alleen aan zijne moeder te hebben overgelaten, want hij maakte tegenover Pauline nooit eenige toespeling, welke een warmer gevoel liet doorschemeren, en deze beschouwde hem zelfs ook als zulk eene bijko mende persoonlijkheid tot het huwelijk, dat de verzoeken en voorstellen van zijne moeder haar volmaakt voldoende waren en tot een antwoord van haar kant recht schenen te geven. Intusschen kon dit toch niet beslist worden ge geven, indien baron Alfred, in weerwil van zijne geheele onbeduidendheid, in welk licht hjj Pauline toescheen, niet een enkelen keer althans duide lijk instemde met de wenschen zijner moeder, en het zou pijnlijk voor Pauline geweest zijn om de grootmeesteres te moeten bekennen, dat dit er tot dusver nog aan ontbrak. Zij stelde zich dus tevreden om deze dame hoop te geven en te gel ij ker tyd om uitstel te verzoeken. Maar de tijd ging zijn gang; Pauline maakte vergelijkingen, welke tot geen resultaat leidden, zij werd twijfelachtig en besluiteloos in haar wil, en die onbeslistheid van haar eigen hart gaf haar wezen zoo iets heftigs, tegenstrijdigs, dat de arme Alfred ontsteld uit haar nabijheid vlood in plaats van die te zoeken. Zjj was gebelgd over zjjne be sluiteloosheid en ademde toch vrijer, indien hy zich verwijderde, en van dag tot dag eenzamer in haar hart, maakte zich zulk een verlangen naar oom Richard van haar meester, dat haar brieven aan dezen trouwen vriend eensklaps zulk een weemoedig vreemden stempel droegen, dat de Baron bezorgd terugkeerde. Over het plan tot haar huweljjk had zjj geen woord geschreveneene on verklaarbare maar onoverwinnelijke schaamte hield haar daarvan terug. Haar vader begunstigde het voornemen uit jjdelheid, haar moeder uit zelfzucht om eene ondanks haar oogenschynlijke onderge schiktheid toch lastige zedenrichtster kwijt te raken, en Pauline zelve wilde vrjj zjjn! Zjj had thans gedurende twee jaren met ongehoorde zelf verloochening aan de wereld getoond, dat haar vader eene voortreffelijke keuze had gedaan, dat hij de nagedachtenis van zijne eerste echtgenoote niet had gekrenkt en zjjn aanzien niet benadeeld, dat hjj geen jjdele dwaas was geweest, om wion men mocht lachen, toen hy eene jonge vrouw nam, die met hem van liefde dweepte. Het was in dezen tyd van weifelmoedigheid en innerlijke onrust, dat oom Richards plotselinge verschijning op Gellerstein eene sierlijke en be slissende oplossing van de zaak scheen te zullen veroorzaken, en al wilde Pauline hem vol bevan genheid, welke niet vrjj was van den trots, welke haar eigen onvoldaanheid met zichzelve zoo vaak bij haar gaande maakte, ook nog ontwjjken, zjj gevoelde zich toch verlicht, daar met hem raad, troost en hulp en al de trouwe liefde was wedergekeerd, welke zij zoolang had moeten missen, en waaraan dit trotsche, onstuimige en toch zoo weeke hart, ach zoozeer behoefte had. De nachtelijke dauw schitterde nog op het groote, fraai aangelegde grasperk, dat zich als een flu- weelen tapyt voor oom Richards vensters uit spreidde, toen hjj des morgens na zjjne aankomst ontwaakte. Het was nog zeer vroeg, het park lag voor hem in zwjjgende rust en een lichte nevel omhulde nog de keten van blauwe bergen, welke anders in de verte zichtbaar waren. Maar de vo gels zongen toch reeds van de heerlijkheid van den dag, welke zich met blinkend zonnegoud be gon te tooien, en oom Richard, wiens warm hart ten allen tjjde ontvankelijk ontvankelijk was voor de schoonheid van een zomerochtend, maakte, na dat zyne oogen zich gedurende eenige minuten aan het liefelijk schouwspel hadden vergast, dat zich aan hem vertoonde, aanstalten om naar buiten te gaan. Hij bewoonde twee vertrekken gelijkvloers, waar van een met eene vleugeldeur was voorzien, welke naar den bloemtuin van het park leidde, en zoo kwam hij zonder iemand van zijne huisgenooten te storen, in de buitenlucht. Hij ging geheel alleen, hij had ook geen gezelschap noodig, niet eens dat van Pauline, want het eerste uur van den dag wjjdde oom Richard enkel aan zichzelven. Zjjn levendige aard, welke zich ook bezighield met en warm en spoedig deelnam in zaken en personen, dio buiten zjjn eigen belang stonden, had behoefte aan een tijd van overleggen en nadenken, een tijd, waarin hjj zich raad hield over zjjne eigen plan nen en besluiten. Met opgeruimde gemoedelijkheid wandelde hij langs de breede kiezelwegen, nu en dan staan bljjvende om met voldoening zijn oog te laten gaan over de groepeering der prachtige oude boomen, over een bloeiend bosschage of naar het gezang van een vogel te luisteren. Het park was op groot- schen voet aangelegd en zoo zorgvuldig mogelijk onderhouden, men zag in alles eene scheppende, ordenende hand, welke hier met smaak en kennis vele jaren lang moest hebben geregeerd. Dit huis en het groote stille park waren dan ook langer dan dertig jaren de wereld van mynheer Rieding zaliger geweost; het was dus natuurlijk, dat hjj ze zoo fraai en vriendelijk had ingericht, als hij maar eenigszins vermocht. Zonder dat baron Richard het wilde, waren zijne gedachten by Rieding bljjven steken, en toen hij daarop peinzend bleef staan in zjjn loop en ver volgens langzaam en onderzoekend rondkeek in deze stille wereld, stond zjjn gelaat veel ernstiger dan straks, toen hjj zoo verheugd naar de ljjster luisterde, welker gezang hem ginder uit het woud te gemoet klonk. De herinnering aan Rieding was steeds pijnlijk voor den Baron, zij had byna zijne komst hier belet indien uit Pauline's schrijven maar niet zooveel treurigs had doorgestraald. En hij had zich toch niets te verwjjten tegenover den zieken, eenzamen man, die thans in de koele aarde sliep; waarom werd hij dan zoo beklemd, nu hjj rondkeek in de nauw begrensde ruimte, waar deze had gewoond? Zjj hadden beiden hunne hand uit gestrekt naar hetzelfde blinkende kleinood, slechts een kon het bezitten, en toen het Richard Von Braatz ten deel viel had Rieding elke vergoeding versmaad. Dit was alles. Maar de gouden glans van dit kleinood was valsch geweest, teleurstelling werd het deel van den Baron. Rieding had slechts eenzaamheid, wie was dus het meest beklagens waardig? En was Richard Von Braatz dan ook niet eenzaam geweest, eenzaam te midden van de genietingen, te midden der vrienden, die hem om gaven? Een vluchtige, droeve glimlach speelde tusschenbeide over het gelaat van den Baron, wanneer de vervlogen jaren voor zjjne herinnering voorbjj trokken en het eene beeld na het andere met angstvallige getrouwheid ontrolden. Zoo waarljjk helpe mjj God, ik wil haar lief hebben en verzorgen, zooals slechts gjj zelf het zoudt hebben kunnen doen, had hjj op dien mor gen gezegd, toen hij met Leonore aan de leger stede der smart van haar redder was getreden en op haar knieën diens zegen afsmeekte. Het was hem, alsof hjj nog zjjne eigen stem hoorde en Richards handdruk gevoelde, alsof Leonore hem met haar kinderlijke oogen vol geluk en vertrou wen aanzag. En had hjj haar dan bedrogen, had hjj haar niet nameloos meer bemind dan deze? Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1