Bit nummer bestaat uit Drie Bladen.
Nieuwjaarswenschen
Eene Kerstoverdenking.
<§eze jouraat wordt dagelijksmet uitzondering
van .Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 24 December.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Uithoofde van het Kerstfeest zal deze
Courant Vrijdag-avond niet worden uit
gegeven.
Voor het eerst verschijnend nominer wor
den de advertentiën ingewacht niteriijk
lot Zaterdag-morgen elf uren.
Evenals vorige jaren worden onze stadgenooten
en de bewoners der omliggende gemeenten in de
gelegenheid gesteld, om onder de rubriek Adver
tentiën
van allerlei aard te plaatsen, tegen contante be
taling van 50 cents. Door dezen maatregel is elk
in staat het compliment van den dag te brengen
naar gelang z jj n e r maatsch appel ij ke
betrekking.
„Vrede op aarde!" klonk reeds vóór eeuwen
lier der menschheid als eene welkome boodschap
in de ooren. Telken jare werd ze hernieuwd en
ook ieder jaar gevoelde het naar vrede dorstende
menschenharte behoefte aan die hemelsche melody.
„Vrede op aarde!" is de roep- en wekstem,
welke in de bedehuizen door de gewelven ruischt
en de menschen aanspoort om de gulden les van den
grooten Menschenzoon te betrachten, die van zijne
volgelingen wilde dat ze God bovenal en de naasten
als zich zeiven zouden liefhebben. Hóe meer naar
zijn verheven voorschrift gehandeld wordt, des te
meer zal het vrede op aarde zijn.
„Vrede op aarde!" was de hymne, waarmede
zijne komst begroet werd, wiens leven liefde en
Godsverheerlijking was, waartoe Hij ook allen op
wekte; want door dat to doen, komt er vrede, en
lioe meer deze toestand zich uitbreidt, hoe schooner
ook die heerlijke lofzang klinkt, waarvan het „vrede
op aarde" den inhoud uitmaakt.
Hoezeer de menschen in levens- engeestes-
opvatting ook mogen verschillen, zijn ze het daarin
wonderwel eens, dat „vrede op aarde" de meest
gewenschte toestand is. Wie zou toch niet hui
veren, als het oorlog werd, omdat hij zooveel
verwoest, zooveel menschenlevens kost, zooveel
wee achterlaat? Wie zich niet oprecht verblijden,
als het oorlogsgevaar, dat als een onheilspellend
spook dreigde, werd afgewend en het vrede blijft?
Met welgevallen wordt vernomen, als de vorsten
in hunne troonredenen verkondigen dat zij met
alle mogendheden op den besten voet verkeeren,
met onrust daarentegen, zoo zij van donkere stippen
aan den staatkundigen hemel gewagen.
Vrede? Maar al die wapeningen der volken,
waardoor de oorlogsbudgetten een groot gedeelte
der inkomsten van de Staten verslinden, wijzen zjj
er niet op dat er tóch gevaar is, waartoe anders zich
zóó van top tot teen uitgerust? Of hebben veeleer zij
gelijk, die beweren, dat wie den vrede willen, zich
wel ten krijg moeten toerusten? Het ware geluk
kig voor de volken, zoo die wederzijdsche wapening
niet op zoo groote schaal geschieddewant werden
de oorlogsbudgotten verminderd, dan zouden de
uitgaven ook in gelijke mate afnemen en daarmee
de opbrengsten, welke in de meeste Staten een
ontzettend hoog cijfer hebben verkregen, terwijl de
schuldenlast in de meeste landen een niet onaan
zienlijk cijfer heeft bereikt. Vrede Maar hoe ras
volgen de uitvindingen elkaar op, om de wapenen
meer aan het doel te doen antwoorden, de vreese-
l'.ikste slachtingen, bij het uitbreken van den oor-
'og, te veroorzaken en het slagveld een schouwspel 1
te doen zijn van al betreurenswaardiger uitwerking
van het kanon- en geweervuur, waarbij den hart-
voc-htigsten mensch zelfs de haren ten berge moe- 1
ten ryzen.
Zijn die wapeningen, die nieuwere verdelgings
werktuigen niet een wanklank in dat schoone,
heerlijke lied, dat den „vrede op aarde" ten onder
werp heeft Toch mogen we niet .vertwijfelen aan
de eindelijke zegepraal van het Vrederijk. Er zijn
al voorboden, die een kraehtigen invloed er op uit
oefenen. Het Vredebond heeft in alle beschaafde
landen zijne leden, zelfs onder de aanzienlijkste
personen. Zjj zijn werkzaam, met al den ijver voor
de goede zaak, welke zij voorstaan, om de donkere
wolken aan den staatkundigen gezichteinder te doen
verdwijnen. Het is wel te bejammeren dat hun
ledental niet voortdurend zich belangrijk uitbreidt.
Immers, hoe meer men in den geest van die
schoone stichting werkzaam is, zal met hun ijver
door de kabinetten rekening moeten gehouden wor
den en menige oorlog, welke niettegenstaande hunne
pogingen om dien te voorkomen, toch uitbrak, zou
dan waarschijnlijk niet zijn ontstaan. Tot deze ge
volgtrekking meenen wij te mogen komen als wij
bedenken, hoezeer het Vredebond gewerkt heeft en
soms met den besten uitslag om een oorlog te
doen eindigen en alzoo het onmenschelijk bloed
vergieten te doen ophouden.
Eene andere, niet minder verdienstelijke stichting
is het Roode Kruis, welks leden alles aanwenden
om de gewonden in den krijg, onverschillig van
welke partij, te verplegen en zoo het ljjden van
hen te verzachten, die hun bloed moesten storten
voor en in den onzaligen krijg. Tal van jeugdige
handen zelfs zijn hun behulpzaam om hot noodige
pluksel te verschaffen, terwijl anderen hun de
middelen bezorgen om hen in hun onvolprezen op
treden te steunen. Dien steun verdienen met recht
èn de leden van het Roode Kruis èn die van het
Vredebondde eersten om de rampen des oorlogs
te lenigen, de laatsten in hun edelaardig streven
om het „vrede op aarde" te helpen bevorderen.
Treedt de eerste vereeniging werkdadig op als
het kanongebulder schrik en ontzetting verspreidt,
de laatste tracht de hartstochten, wTelke ten oorlog
leidden, te breidelen, niet door geweld, maar door
gevoelens van humaniteit weer de overhand te doen
krijgen. Beide gaan van een gevoel van liefde tot
hun evenmenschen uit.
Dat gevoel aan te kweeken, is de taak van ieder,
die begrijpt wat mensch te zijn beteekent. 't Is
voorwaar de schoonste roeping die men zich kan
denken, werkzaam te zijn aan het al meer en
meer tot stand komen van 't „vrede op aarde".
Zij, allen die daaraan hunne gaven en krachten
■wijden, verrichten een bij uitnemendheid goed werk
en beseffen het van hoeveel waarde het is dat
elk Kerstfeest het „vrede op aarde" verkondigt.
Werd in ouden tijd de Vorst, die de wereld
deed verstommen, door zijno zegepralen groot ge
noemd, met meer recht verdient hij dien naam,
die zich aan de bevordering van het geluk en de
welvaart van 'zijn land en volk wijdt. Indien dit
meer algemeen werd begrepen, dan zou geen vorst
om een hoekje land of wel om bloot dynastieke
belangen een oorlog beginnen, maar allen zouden
het als den hoogsten roem beschouwen een vader
voor hun volken te zijn, wier levonsgeluk ook het
hunne en dat van hun geslacht bevordert.
Niet van verdelgen, maar van broederlijk samen
wonen hangt het geluk van volken af. Voor hen
is, evenals voor individuen, de schoonste strijd, wie
het meest bijdraagt tot de verwezenlijking van het
„Vrede op aard e."
Moge elk Kerstfeest ons tot dien gelukkigen
toestand nader brengen!
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel moer ƒ0.171.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas-
seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
De dames M. Japikse en C. G. Kips alhier zijn
geslaagd voor het examen in het liandteekenen,
lager onderwijs.
Er bestaat gelegenheid tot verzending dei-
correspondentie naar Noord-Amerika, door middel
van het stoomschip „Leerdam". Ten postkantore
alhier moeten de brieven enz. uiterlijk Zaterdag
morgen om 7.55 bezorgd zijn.
In de avondzitting der Tweede Kamer werd
het debat over de koloniale begrooting voortgezet.
De begrooting van Suriname werd zonder discussie
eenparig aangenomen. Bij de afdeeling Curasao
drong de heer Van Kerkwijk aan op voorziening
van het muntwezen van Curasao, terwijl de heer
Scliaepman den minister aanbeval verhoogmg van
traktement van den gouverneur van die kolonie-
De minister beloofde het laatstgenoemde het vol
gend jaar te zullen overwegen, terwijl hij omtrent
het muntwezen de definitieve voorstellen van het
koloniaal bestuur inwacht.
Het hoofdstuk Koloniën der Staatsbegrooting
werd aangenomen met 59 tegen 2 stemmen (W.
Van Dedem en Keuchenius)het hoofdstuk Onvoor
ziene Uitgaven eenparig.
Eindelijk kwam de Wet op de Middelen aan de
orde. Aan den heer Duyvis verklaarde de minister
met oen hoofdambtenaar aan zijn departement te
overleggen op welke wjjze zal zijn te gemoet te
komen aan de klacht van den heer Beynos over
bevoorrechting der buitenlandsche industrie door
do Tariefwet, terwijl de minister zou overwegen
de klacht van den heer Duyvis dat vele artikelen
te laag worden aangegeven, omdat de ambtenaren
ze niet kunnen benaderen daar ze voorzien zijn
van den naam van den winkelier en dus voor
andere winkeliers onverkoopbaar zijn.
Door den heer De Meijier was voorgesteld een
amendement om de 10 buitengewone opcenten op
het personeel, verleden jaar als noodbelasting go-
lieven, ditmaal niet te heffen, daar er genoeg be
zuinigd was op do uitgaven en de verhooging van
het overgangsrecht, door den heer Kolkman aan
gegeven, de middelen zou doen stijgen.
Dit amendement werd bestreden door de heeren
Blussé, Gleichman, Van Delden en Rutgers, zoowel
omdat de verbetering van den finantieelen toestand
onzeker was als omdat men daardoor de becijfe
ringen van den minister van financiën indirect zou
goedkeuren en diensvolgens brengen onder de buiten
gewone uitgaven van uitgaven welke jarenlang zullen
blijven voortduren. De minister zelf bestreed het
amendement omdat daardoor juist een tekort zou
ontstaan. De hoeren De Bruyn Kops, Borgesiusen
Lieftinck verdedigden het amendement zoowel omdat
deze noodbelasting anders eene blijyende zou worden
en blijven drukken op den middelstand als omdat
zij den minister niet krachtig genoeg achtten om
bij ruimte van middelen weerstand te bieden aan
zijne ambtgenooten van oorlog en marine. De heeren
Van dor Loeff en Roëll stelden ten slotte voor dit
jaar de buitengewone opcenten op 5 te bepalen:
dan was er geen tekort en werden de belasting
schuldigen toch minder gedrukt.
Na verwerping van het amendt. De Mejjier, met
37 tegen 25 stemmen, werd het amendt. Van der
Loeff—Roëll aangenomen met 35 tegen 28 stemmen,
zoodat dit jaar slechts 5 buitengewone opcenten
op het personeel zullen worden geheven.
De Middelenwet werd aangenomen met 60 stem
men tegen 1 (Oorver Hooft.)
Het eindcijfer van het met algemeene stemmen
op één na aangenomen hoofdstuk van Waterstaat
bedraagt thans f 23,894.117.21.
Bjj de vierde afdeeling daarvan (posterijen en
telograaf) wees de heer Van Wassenaer op den