Maria Tudor, Feuilleton. De ontmoeting op het eiland Marken. Schouwburg te Leiden. geze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van <gon- en feestdagen, uitgegeven. Vervolg der Advertentiën. N°. 7915. Maandao December. A°. 1885. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommera0.05. 15) EEN VERHAAL. (Vervolg en slot.) Een stikduistere nacht omringde ons, en er waaide een vrij hevige storm. De hooggezwollen golven sloegen van tijd tot tyd over het dek van het vooreinde van het vaartuig, en niemand was in dit oogenblik op het dek dan mijne vrouw en ik benevens de schipper, die ver van ons aan het roer stond. Doch ik wist dat niet; want de helscho begoocheling, waarin ik mij bevond, liet mij niet toe over de gevolgen der daad, die ik volvoeren wilde, na te denken. Mijne vrouw, mijne wrevelige gemoedsstemming bespeurende, begon mij verwjj- tingen te doen over mijn liefdeloos gedrag ten haren opzichte op een toon, die mijne razernij eensklaps ten top voerde. Buiten mijzelf van drift, vat ik haar aan, en met inspanning van al mijne krachten stort ik de ongelukkige van het schip in de bruisende zee. Een vreeseljjke gil, dien zij in haar val hooren laat, doet den schipper en zjjne knechts toesnollen. Bij het licht eener lantaarn zien zij de rampzalige vrouw nog even met do golven worstelen en vervolgens, daar het wegens den hevigen wind onmogelijk is het schip te wen den of zelfs eene boot uit te zetten, hulpeloos in dé" diepte verdwijnen. Roerloos stond ik daar als aan mijne plaats genageld, zonder in den beginne eenig bewustzijn te hebben van de ontzettende daad, door mij gepleegd. Men schreef mijne zon derlinge houding aan de hevige ontroering over het verschrikkelijk uiteinde mijner vrouw toe- Want bij niemand kwam ook slechts één oogen blik het denkbeeld op dat ik zelf daaraan schul dig zou z\jn en de ongelukkige op zulk eene wreed aardige wjjze van het leven beroofd had. De volslagen duisternis, die er rondom ons heerschte, had den schipper, die zich op dat tijdstip geheel alleen bij het roer bevond, verhinderd waar te nemen wat er aan de andere zijde van het schip gebeurde, zoodat men meende dat mijne vrouw bij ongeluk in de golven gestort was. Mijne misdaad bleef dus, ofschoon wezenlijk zonder mijn toedoen, voor het oog der menschen verborgen. Want ik durf u plechtig verzekeren, dat ik op het oogenblik, waarop ik haar pleegde, er niet aan dacht wie getuige der gruweldaad was. Ik wilde slechts mijne wraak bevredigen, al zou het mij ook zelf het leven kosten; ik had geen ander doel, en indien men mjj terstond na het plegen der misdaad als den dader beschouwd had, ik zou geenszins eenige moeite in het werk ge steld hebben om die verdenking van mij af te wenden. Hoe dit zij, de vreeselijke bloedschuld, die ik op mij geladen had, was alleen aan dat Wezen be kend, voor wien niets op aarde verborgen is. Doch Hij ook strafte er mij op eene ontzettende wijze voor. Er moesten verscheiden dagen verloopen, eer ik weder genoegzaam tot mij zelf kwam om mij de misdaad, waaraan ik mij schuldig gemaakt had, in al hare bijzonderheden te herinneren. Van dat oogenblik af aan begon mijno wroeging daar over en liet mjj rust nog duur. De ontdekking, die ik kort daarop deed, dat mjjn vermoeden no pens de trouweloosheid mjjner vrouw geheel on gegrond was geweest, droeg niet weinig bij om de folteringen, die mijn geweten mjj gevoelen deed, te verdubbelen. Welke omstandigheid mjj tot deze ontdekking bracht, doet hier niets ter zake; ge noeg dat de onschuld der rampzalig vermoorde mij op eene alleszins overtuigende wijze bleek. Hier zou ik mjjn verhaal kunnen eindigen, want ik ben niet in staat u de verschrikkelijke wroe" ging en de helsche folteringen af te schetsen, w.aaraan ik sedert dien tijd onophoudelijk ten prooi was. Gij kent thans mijne misdaad. O, dat gij ook in mijn hart kondet lezen en beseffen, hoe vreeselijk ik er voor geboet hebJaren lang zwierf ik, door onophoudelijken zielsangst, gejaagd, van de eene plaats naar de andere en vond nergens rust. Mijne uiterlijke omstandigheden hadden kort na het plegen mijner gruweldaad eene aanmerke lijke verandering ondergaan, naardien mjjn oom, den dood mijner vrouw vernomen hebbende, over gehaald werd om zich weder met mij te verzoe nen. Hij ontbood mij tot zich; maar nog eer ik, geheel onverschillig wat er verder van mij wor- deij mocht, en dus met mijzelf oneens of ik aan zijn opontbod gehoor zou verleenen, naar Deventer teruggekeerd was, maakte eene beroerte een einde aan zjjn leven. Daags te voren had hjj mij bij uitersten wil tot zijn eenigen erfgenaam benoemd. Ik was dus voor het uiterlijke in vrjj voordee- lige omstandigheden en bezat meer dan genoeg om in al mjjne behoeften rijkelijk te kunnen voor zien, en echter was ik zonder twijfel het allerel lendigste wezen onder de zon; want vreeselijk knaagde het berouw over mijne misdaad aan mijne zielsrust, en ik gevoelde my van God verlaten. Juist het bewustzijn, dat ik den overvloed, waarin ik thans leven kon, in zekeren zin als een gevolg- van myne wandaad boschouwen moest, verdub belde de folteringen welke ik gevoelde, en ik kon daarom langen tijd niet besluiten, anders dan tot voldoening der allernoodzakelijkste behoeften van mijn vermogen gebruik te maken. Omstreeks vier jaren waren sedert het plegen mijner misdaad met slakkengang voorbijgegaan, en ik had gedurende al dien tijd geen oogenblik van kalmte gekend. Toen bracht het toeval of moet ik het wellicht eene beschikking der Voorzie nigheid noemen mij met u in konnis. Ik woonde toen, gelijk gij u nog herinnert, op het eiland Marken. Ik had juist daarom dat eiland tot mijne verblijfplaats gekozen, dewijl in de nabijheid daar van mijne misdaad gepleegd wasen ofschoon ik niet behoefde te vreezen, dat ooit de herinnering daaraan in mijn binnenste verflauwen zou, wilde ik mij toch zooveel mogelijk deze daad telkens in het geheugen terugroepen. Daarenboven had zich het denkbeeld bij mij vastgeworteld, dat ik een maal op dezelfde wijze den dood zou vinden, als mijne ongelukkige vrouw dien in de bruisende golven gevonden had. Deze gedachte kon ik niet van mij afweren, en dewijl ik smachtend naar dat oogenblik verlangde, begaf ik mij dikwerf bij het onstuimigste weder met mijne boot in zee, als het ware om den hemel de gelegenheid aan te bieden, mij de straf voor mijne misdaad te doen onder gaan. Vergeefs! myne beproeving was nog niet ten einde. Gij zijt de eerste geweest die een straal van hoop in den zwarten nacht mijner ziel deed op gaan. Uwe woorden, zoo vol troost en overredings kracht, deden my weder een blik van vertrouwen ten hemel heffen en in mijn hart de zoete ge dachte ontstaan, dat ik voor mijne misdaad, hoe afschuwelijk ook, wanneer ik er slechts waarach tig berouw over betoonde, by God vergeving zou kunnen erlangen. O, dat ik het u met woorden konde uitdrukken, welk eene weldaad gy den rampzalige bewezen hebtDoch ik vermag dit niet. Buiten twijfel 'zoudt gy in uwe edelmoedige pogingen geslaagd zijn, indien gy niet op zekeren dag gy zult u dat tijdstip nog wel herinneren in uwe gesprekken op een onderwerp gekomen waart, dat zulke verschrikkelijke denkbeelden in myn geest moest opwekken en my myne misdaad in zulk eene afgrijselijke gedaante we- PRIJS DER ADVERTENTIEN Y»n 16 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17L Grootere letters naar plaatsruimte. Yoor het inoat- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. der voor oogen stelde gij begrijpt thans zelf, waarom dit het geval moest zijn dat myne angstige zielsgesteldheid weder de overhand ver kreeg en ik opnieuw in volslagen wanhoop verviel. Eenigen tyd nadat gij mij verlaten hadt, kwam ik weder tot mijzelf. Ik gevoelde eene geweldige spijt, mijne hartstochten niet beter in bedwang gehou den te hebbendoch het was nu te laat. Ik waagde het niet, na het tooneel waarvan gij getuige waart geweest, u andermaal onder de oogen te komen, en ik besloot dus, zonder u weder te zien het eiland te verlaten. Ik bracht dat voornemen, gelijk gij weet, ten uitvoer. Sedert zwierf ik opnieuw overal rond; doch ik was echter minder ellendig dan te voren; want de troost, dien uwe woorden mij geschonken hadden, bleef mjj bij en verkwikt mij zelfs in deze oogenblikken, nu ik den dood elk uur kan te gemoet zien. Daarvoor moge God u beloonenMisschien zal ik u mondeling myn dank nog kunnen betuigen, misschien ook niet; want ik moet mij op eene ontmoeting met u voorbe reiden, en nryne dagen zjjn geteld. Thans zijt gij met de geschiedenis mijns levens bekend. Beklaag mij, maar veracht mij niet. Wilt gij eenmaal de gebeurtenissen, in deze bladen ver vat, aan het publiek mededeelen, ik wil daartoe gaarne myne toestemming geven, zelfs verzoek ik u dat te doen. Slechts vorder ik dat het op eene wijze geschiede, die mijn naam en betrekkingen verborgen houdt. Doch wanneer gij alzoo een ver slag van de misdaad, welke ik gepleegd heb, open baar maakt, vergeet dan toch vooral niet, ook het berouw en den gewetensangst af te schetsen, die er het gevolg van waren. Mocht slechts één mijner natuurgenooten door uw verhaal aangespoord wor den om op het pad der deugd, waarvan hij afge weken was. terug te keeren, een jongeling daar door aangemoedigd worden om die hevige harts tochten in bedwang te houden, welke, na eenmaal den teugel te hebben afgeworpen, hem naar een afgrond van jammer en ellende voeren dan zal ik niet te vergeefs met stervende hand deze rege len geschreven hebben." Hier eindigde de levensgeschiedenis van den merkwaardigen persoon, dien ik in dit verhaal onder den naam van Smits heb doen optreden. De overledene had zjjn vermogen voor het grootste gedeelte aan de armen vermaakt of tot andere liefdadige oogmerken bestemd. Zjjne asch ruste in vrede 1 Vercenigtle Rotterdamsclie Tooncelisten. DIRECTIE LE GRAS HASPELS. MAANDAG 7 DECEIIBEK 18§J, 5do Abonnementsvoorstelling Drama in 4 Bedrijven uit het Fransch van VICTOR HUGO. Mise-en-Scène van A. J. LE GRAS. Nieuwe Kostumes van J. G. DURIVOU. Aanvang te 5EEVEHT uren. PRIJZEN DER PLAATSEN: Loges 1.60; Baignoires/' 1.40; Parterre 1.— Galerij f 0.50. Plaatsen kunnen eiken dag van 10 tot 4 uren, Zondag van 10 tot 12 uren, besproken worden bij de Bureeliste, Stationsweg No. 27, en op den Speeldag aan den Schouwburg van 10 tot 2 uren a 10 Gents extra per plaats. LEIDSCH ?Éfe DAGBLAD.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1