N°. 7309.
fle ontmoeting op het eiland Marken.
^laandas November.
Feuilleton.
A0. 1885.
geze fëourant wordt dagelijksmet uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per S maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17|.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het ineaa-
eeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
13)
EEN VERHAAL.
Vervolg.)
Ik gevoel thans slechts al te wel, dat het on
recht bjj zulk eene gelegenheid steeds aan mijne
zijde was, en dat ik zeer ondankbaar handelde
met mjj zoo hardnekkig tegen de bevelen van
mijn oom aan te kanten, aan wion ik zonder twij
fel de meeste verplichting had, en die mij ook,
gelijk mjj later op de overtuigendste wijze geble
ken is, met vaderlijke teederheid beminde. Doch
tot mjjn ongeluk deden mjjn nog zoo jeugdige
leeftijd en mijn loszinnig karakter mij toentertijd
deze zaak uit een geheel ander oogpunt beschou
wen. Mijn oom bleef niet in gebreke mijne moeder
van mjjn ongehoorzaam gedrag en van alles wat
hem reden tot ontevredenheid opleverde, kennis
te geven, telkens de bedreiging daarbij voegende,
dat hij, indien ik mjj niet vorbeterde, zjjne han
den geheel van mij zou aftrekken. Mjjne goede
moeder smeekte mij dan steeds op de dringendste
wijze in de brieven, die ik geregeld iedere week
van haar ontving, dat ik mijn gedrag toch veran
deren on mjjn oom niet langer stof tot ergernis
geven zou. Ik beloofde haar dat en kwam mjjne
belofte ook meestal eenige weken achtereen stip-
teljjk na; doch na verloop van dien tjjd was ik
het verledene reeds weder vergeten, en ik leefde
op den ouden voet voort.
De onaangenaamheden, die er uit mjjne gedurige
twisten met mjjn oom voor mjjne moeder voort
vloeiden, verbitterden de laatste jaren van haar
leven op eene treurige wijze en hobben waarschijn
lijk haar dood verhaast. De zorg voor het toekom
stige lot van haar geliefden zoon woog ongetwij
feld zwaar op het hart der teergevoelige moeder,
en de overweging, wat er van mij worden moest,
wanneer haar broeder zijne bedreiging ten uitvoer
bracht en mjj aan mjjn lot overliet, moest haai
de smartelijkste gewaarwordingen veroorzaken.
Niet dat ik mjj eigenlijk aan strafbare uitspattingen
schuldig maakte of eenige aanleiding gaf, dat men
voor het vervolg ongeoorloofde daden van mjj kon
to gemoet ziondoch de jeugdige ongeregeldheden,
waaraan ik nijj nu en dan overgaf, en vooral mjjne
hardnekkige weigering om mij aan het huiselijke
en beperkte leven te gewennen, waarnaar mjjn
oom volstrekt begeerde dat ik mij voegen zou,
dit alles gaf haar voldoende redenen om de toe
komst te mjjnen opzichte met een bekommerd
oog te gemoet te zien. Ik had den ouderdom van
twintig jaren bereikt en, hoewel dan met tegen
zin, toch eindelijk mijne toestemming gegeven om
mjj tot dien stand te bepalen, welken mjjn oom
voor mij uitgekozen had, toen eene hevige ziekte
binnen weinige dagen een einde aan het leven
mjjner moeder maakte.
Ik zag haar niet lang vóór haar dood, toen zjj,
nog volkomen bij haar kennis, mij nogmaals voor
bet laatst met brekende stem bezwoer, voortaan
een meer geregeld gedrag te leiden en nimmer
aanleiding te geven, dat mjjn oom zijne handen
geheel van mjj aftrok. Ik beloofde haar dit met
hanen in de oogen; want ik beminde mjjne moe
dor waarljjk, en mijn hart was op dat treurig
oogenblik meer dan ooit te voren voor alle goede
indrukken vatbaar. De brave vrouw stierf in de
zoete verwachting, dat hare laatste woorden een
^eldadigen indruk op mij gemaakt hadden, die
wellicht op mijn geheel volgend leven den gun-
togsten invloed zou uitoefenen.
'■eruimen tijd na den dood mijner moeder leefde
ik in de beste verstandhouding met mjjn oom. Hij
betuigde mjj meermalen zijne tevredenheid over
mjjne levenswijze en gaf mij bjj zulk eene gelegen
heid nu en dan niet onduidelijk te kennen, dat
ik, zoo voortgaande, mij op den duur van zjjne
liefde verzekerd houden en ha zijn dood op zjjn
vrjj aanzienlijk vermogen staat maken kon. Ik had
thans een ouderdom bereikt, waarop ik nauwkeu
rig genoeg berekenen kon wat tot mjjn wezenlijk
voordeel strekte, en de jeugdige misstappen, waar
aan ik mjj te voren zoo dikwerf schuldig gemaakt
had, uit het rechte oogpunt kon beschouwen. Daaren
boven was het vooruitzicht van eenmaal als de
erfgenaam van mjjn oom een zorgeloos en onaf
hankelijk leven te kunnen leiden, vleiend genoeg
om mij voor het vervolg binnen de palen dier
levenswijze te houden, welke de oude man mjj
voorgeschreven had. Hoogstwaarschijnlijk zou dus
do eensgezindheid, die er sedert het overlijden mij
ner moeder tusschen ons boiden heerschte, nooit
meer verbroken zijn, indien niet een hartstocht
zich in het spel gemengd had, die voor jongelie
den wel is waar dikwerf een spoorslag tot deugd is en
hunne harten voor alle grootsche en edele govoelens
opent, maar toch ook niet zelden hunne rede geheel
en al van het rechte spoor brengt en hen naar
een afgrond doet voorthollen, waar hun verderf
onvermjjdeljjk is.
Een paar jaren waren er reeds verloopan, zon
der dat de goede verstandhouding, waarin ik thans
met mjjn oom leefde, ook slechts in het geringste
verstoord was, toen ik toevallig in kennis geraakte
met een meisje van geringen stand, dat in onze
nabuurschap woonde. "Wilhelmina dus heette
zij bezat een bevallig voorkomen, doch zij ver-
koerde in armoedige omstandigheden. Na den dood
harer ouders, lieden uit eene vrij onaanzienlijke
burgerklasse, woonde zjj bjj eene harer bloedver
wanten, eene vrouw, die insgelijks een vrjj sober
bestaan had. Een toeval, geljjk ik zeide, bracht
mij met haar in kennis, waarvan het gevolg was
dat ik spoedig hartstochtelijk op dit meisje ver
liefd werd. Het viel mij natuurlijk niet moeielijk
wederliefde te verwerven, en spoedig bestond er
eene nauwe verstandhouding tusschen ons beiden.
Ik droeg echter wel zorg, dat deze voor mjjn oom
een geheim bleef, dewjjl ik met zjjne denkwijze
te wel bekend was, om ooit op zjjne toestemming
tot eene huwelijksverbintenis met een meisje van
zulk een geringon stand te mogen hopen. Langer
dan een jaar zette ik deze geheime verkeering
met mijne geliefde ijverig voort, zonder dat mjjn
oom er in het minst iets van gewaar werd. Doch
het spreekt van zelf, dat mijne neiging hem
op den duur geenszins verborgen kon bljjven. Door
welk toeval hjj deze ontdekte, is mjj steeds een
geheim gebleven. Dit alleen weet ik mij nog te
herinneren, dat hjj over deze ontdekking in geen
geringe gramschap ontstak, rnjj terstond tot zich
riep en op eene hevige wijze over mjjnen minnehan
del onderhield. In den beginne trachtte ik alles te
loochenendoch bespeurende dat mjj dit niet
baatte, smeekte ik hem in de vurigste bewoordin
gen, dat hij mijne achterhoudendheid verschoonen
en zijne toestemming tot mjjn geluk geven zou.
Hij overlaadde mjj met de hevigste verwijtingen
en gaf mij op vasten toon te kennen, dat ik, in
dien ik deze schandelijke verkeering niet zonder
eenig verwijl afbrak, terstond zjjne woning verlaten
moest. Deze strenge handelwijze, die ik niét meende
verdiend te hebben, verdroot mjj. De halsstarrig
heid van karakter, mij van nature eigen en door
mjjne opvoeding in mijne vroegste jeugd nog ver
meerderd, kwam weder boven. Ik geraakte in
drift, verloor de achting, die ik mjjnen oom ver
schuldigd was, langzamerhand geheel uit het oog
en antwoordde hem op hoogen toon, dat ik liever
oogenblikkeljjk zijn huis verlaten wilde dan mij
telkens aan zijne grillen en dwangbevelen te on
derwerpen. Thans was onze twist tot zulk eene
hoogte geklommen, dat er aan geen verzoening
meer te denken was. Ik verwijderde mij nog dien
zelfden dag uit zijn huis en ging nu op mjjzelf
wonen. Eenige geschenken, die ik vroeger bjj on
derscheiden gelegenheden van mjjnen oom ontvan
gen had, hoe weinig dit dan ook zjjn mocht, stel
den mij in staat aanvankelijk in mijne behoeften
te voorzien..
Ik bleef mjjne verkeering met Wilhelmina in-
tusschen voortzetten en verwjjdde daardoor de-
kloof, die er tusschen mijnen oom en mij bestond,
meer en meer. Alle pogingen, die er van tijd tot
tijd door eenige onzer bekenden tot eene verzoe
ning in het werk gesteld werden, leden schipbreuk
op de verbitterde geaardheid van mjjn oom, en
ook inzonderheid ik moet dit bekennen op
mjjne hardnekkige weigering om van mijne ge
liefde af te zien, waartoe men mij van verschil
lende kanten trachtte te bewegen. Mijn oom had
zjjne handen geheel en al van mjj afgetrokken en
stellig verklaard geen woord meer van verzoening
te willen hooren, voordat ik deze in zijn oog zoo
schandelijke verbintenis verbroken had. Daar ik
nu hiertoe geenszins besluiten kon en bespeurde,
dat mijn oom zijn woord houden en zich vol
strekt niet meer met mjj inlaten zou, besloot ik
mijne Wilhelmina te trouwen, de stad te ver
laten en mjj elders met haar neder te zetten.
Kort voor het ten uitvoer brengen van dit plan
werden mij van den kant mjjns ooms, voor wien
het geen geheim gebleven was, nogmaals voor
het laatst eenige voorslagen ter verzoening gedaan.
Hjj beloofde alles te zullen vergeven en vergeten,
indien ik slechts van deze verbintenis wilde afzien,
en mjj voortaan van al dergeljjke onberaden stap
pen terughield. Ik bleef echter ook thans weiger
achtig om naar den raad mjjner vrienden te luis
teren, trad na verloop van weinige dagen met
mijne geliefde in den echt en zette mij kort daarop
te H. neder.
Het vervolg mijner levensgeschiedenis zal kort
zijn. Helaas! wat heb ik u verder mede te deelen
dan zwakheden en misdaden? Het geluk, dat
ik mij in het huweljjk met Wilhelmina beloofd
had en ook aanvankelijk in haar bezit smaakte,
was van korten duur. Het geringe vermogen, dat
ik bezat, was spoedig geheel verteerd, en de-
armoede stond voor de deur. Een- en andermaal
werd ik in mijne hoop om in eenige betrekking
te geraken, die mjj een genoegzaam bestaan zou
opleveren, teleurgesteld. Ook bezat ik inderdaad
slechts geringe bekwaamheden zelfs in dat vak,
waarvoor ik gedurende mjjn verblijf in het huis
van mjjnen oom opgeleid was.
Aanvankelijk vleide ik mjj nog, dat deze laatste
door de vermaningen van een paar mijner vrien
den, aan wie deze taak opgedragen was, zich zou
laten bewegen mij zijne vergiffenis te schenken,
of althans mijne pogingen ondersteunen, ten eind©
ik mij eenig middel van bestaan kon verschaffen.
Doch ik bemerkte spoedig, dat ik rnjj geenszins
met deze hoop vleien mocht.
Zelden zal er bjj voortduring eensgezindheid be
staan in eene woning, waar gebrek heerscht. Ook
ik ondervond dit. Er hadden van tjjd tot tijd woor
denwisselingen tusschen mjjne vrouw en mjj plaats,
die soms van vrjj hevigen aard waren. Wat daartoe
aanleiding gaf, weet ik niet; doch ik geloof, dat
ik mijzelf geen onrecht doe, wanneer ik beken,
dat ik meestal zelf de aanleidende oorzaak tot
deze oneenigheden was.
{Wordt vervolgd.)