7903.
IviCaaiiclagg; S3 November.
A0. 1885.
feuilleton.
ontmoeting op het eiland Marken.
<§eze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1-40.
Afzonderlijke Nommera0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inoas-
aeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
EEN VERHAAL.
Vervolg.)
et spreekt van zelf, dat ik steeds, wan-
r zulke vermoedens in mijne tegenwoordigheid
-jt werden, mijn best deed om ze tegen te spre-
daar ik van hunne ongegrondheid overtuigd
hoewel ik anders ook reden genoeg had om
t niet zeer gunstig over den persoon, die tot
gissingen aanleiding gaf, te oordeelen. Het
'tak echter ook geenszins aan dezulken, die
minder ongunstig gevoelen nopens Smits koes-
en en meer gonegen waren te gelooven, dat
verblijf in een oord, dat in een zoo kwaden
k stond, en waar de booze geest, gelijk zij
'nden, zulk eene gewichtige rol speelde, dezen
igen invloed op zjjn karakter uitoefende.
zal mij echter niet langer met deze verschil-
de gissingen inlaten en alleen kortelijk opgeven,
welke wijze ik, hoewel dan ook slechts voor
oogenblik, opnieuw met Smits min of meer in
aking kwam. De pogingen, die ik zelf daartoe
vankeljjk in het werk stelde, bleven zonder
gunstig gevolg. Smits, dien ik nu en dan op
eenzame wandeling in de nabijheid van het
'goed ontmoette, ontweek mij steeds, zoodat
indien ik mij niet aan verregaande onbeschei-
eid wilde schuldig maken, wel genoodzaakt
mjjn plan op te geven en hem aan zichzelf
r te laten. Bovendien begon hij zich allengs
*r en meer binnen zijne woning op te sluiten en
cheen slechts zelden in de open lucht. Ik
nde hieruit to moeten opmaken, dat het lijden
ziel van dag tot dag in hevigheid toenam,
dat hij niettegenstaande de gunstige verande-
die mijne troostredenen te voren bij hem
eeg gebracht hadden, thans in een niet minder
ngen, ja wellicht in nog beklagenswaardiger
and verkeerde, dan toen ik hem voor het
ontmoet had.
tusschen vernam ik na verloop van eenigen
uit den mond van den ouden bediende, dien
jtoevallig in het dorp ontmoette, en met wien
my, na vroeger eenige vergeofsche pogingen
toe te hebben aangewend, thans gelukte een
gesprek te beginnen, dat zijn heer zich sedert
i ernstig ongesteld bevond, ja dat zijne lichaams-
•hten zichtbaar afnamen, zoodat hjj zelfs vreesde,
zijn leven niet buiten gevaar was. Aanvanke-
had Smits steeds geweigerd een geneesheer
zich toe te laten, doch door de herhaalde ver-
ugen van zjjn bediende, in wien hjj nog het
'te vertrouwen scheen te stellen, was hjj over-
zijne toestemming te geven tot het ont-
n van den arts, die in ons dorp woonde, en
bekwaamheden in dien omtrek hoogelijk
uid werden. Met dit doel bevond de oude
thans op weg. Ik bleef niet in gebreke, nog
avond een bezoek bij onzen dokter,
wen ik bjjzonder goed bekend was en op een
tahappeljjken voet omging, af te leggen in
°°P van eenige berichten bij hem te zullen
nen nopens den toestand, waarin hjj Smits
aangetroffen. De gemeenzame wjjze, waarop
6W)on was met dezen waardigen geleerde en
Jchenvriend beide namen verdiende hjj in
opzichten te verkeeren, en het bewustzijn,
hij nimmer misbruik zou maken van het ver-
Wen, dat ik in hem stelde, hadden mij reeds
■ijd te voren overgehaald hem alles wat
Smits wist, en de ontmoeting, welke ik
-• met dien zonderlingen man had gehad,
Sn
an
mede te deelen. Zjjne belangstelling was hierdoor
in geen geringe mate opgewekt, en de uitnoodiging
om bij den vreemdeling te komen, kon hem dus
niet anders dan welkom zijn geweest.
De dokter gaf mjj te kennen, dat hij Smits in
een zeer bedenkelijken toestand gevonden had, en
dat hij, zoo alle kenteekenen hem niet bedrogen,
in 't geheel niet twijfelen mocht of het einde zjjns
levens was nabij. Do ziekte waaraan hij thans
leed, was wel is waar minder van een hevigen
dan wel van een langzaam ondermijnenden aard,
doch de krachten van den lijder waren, waar
schijnlijk ten gevolge der rampzalige zielsgesteld
heid, waarin hjj gedurende een reeks van jaren
verkeerd had, zoo geheel uitgeput, dat hij onge
twijfeld onder deze lichamelijke ziekte bezwijken
moest. Overigens verklaarde mijn vriend mij, dat
zjjn patient klaarblijkelijk zich in eene vrjj kalme
stemming bevond, en dat lijj, ofschoon wel over
tuigd dat zijn dood niet ver af was, dat oogenblik
echter zonder merkbare ontroering te gemoet zag.
Op de vraag van mijn vriend, of hij ook begeerde
dat er eeu geestelijke ontboden werd, had hij dit
wel is waar aanvankelijk zonder bedenking van de
hand gewezen, doch toevallig mjj hoorende noe
men als den predikant van het dorp, had hij niet
zonder belangstolling onderzoek naar mij gedaan
en eindelijk te kennen gegeven, dat hij wel gene
gen was zich met mij te onderhouden. Hij had
echter begeerd, dat dit niet dan na verloop van
eenige dagen zou plaats hebben. Waarschijnlijk
wenschte hjj zich vooraf eenigszins voor te berei
den op eene ontmoeting, die hij begreep dat voor
ons beide niet onbelangrijk zou zijn. Hjj hield
zich in dien tusschentijd, voor zoover zjjne krach
ten hem dat vergunden, meestal bezig met schrij
ven, ofschoon zijn geneesheer, bespeurende dat
deze bezigheid hem wat al te sterk aantastte, hem
dit meermalen ernstig afraadde.
Zoo was er weder een geheele week verloopen,
en ik zag nu dagelijks het bericht te gemoet dat
het mij vergund zou zijn, mij bjj den lijder te
vervoegen, toen ik op eon vroegen morgen de on
verwachte tijding ontving dat de ziekte van Smits
in don afgeloopen nacht zoo hevig toegenomen
was, dat men ieder oogenblik zijn dood verwach
ten moest, en dat ik dus allen spoed behoorde te
maken, indien ik hem nog levend wenschte aan
te treffen. Men kan begrijpen, dat ik geen oogen
blik verzuimde mij naar de woning van den ster
vende te begeven. Hij lag geheel buiten kennis,
en reeds bedekte een klam doodzweet zijn voor
hoofd. Langer dan een uur bleef hij in dezen toe
stand, toen hjj nogmaals voor eene korte poos tot
zichzelf kwam en, de oogen om zich heen wen
dende, mjj gewaar werd en horkende. Hjj reikte
mjj met eene laatste inspanning van krachten zjjne
matte hand, poogde de mjjne te drukken en eenige
woorden te uiten, welke zich echter in onverstaan
bare klanken oplosten, en wees toen, naar het
ons voorkwam, op zjjn bediende, die niet ver van
zjjn ledikant stond. Weinige oogenblikken daarna
gaf hjj den geest.
Ofschoon ik bij mjjzelf overtuigd was, dat de
dood waarljjk een weldaad voor dezen ongelukkige
mocht geacht worden, liet echter het tooneel, dat
ik bijgewoond had, niet na een gevoeligen indruk
op mjjn hart te maken. Niet weinig ook griefde
mjj de teleurstelling in mijne hoop van nader be
kend te zullen worden met de levensgeschiedenis
van een man, in wien ik gedurende geruimen tijd
zulk een levendig belang gesteld had. Doch wat
dit laatste betrof, werd ik eenige dagen later,
nadat het lijk van Smits op behoorljjke wjjze ter
aarde was besteld, waarvoor de zorg door den
stervende aan zijn geneesheer opgedragen en door
dezen gewillig aanvaard was, aangenaam verrast
door een bezoek van den ouden bediende des over
ledenen, die mij eenige papieren overreikte, welke
de vroegere levensgeschiedenis van Smits bevat
ten, door hem zelf in de laatste dagen zjjns levens
kortelijk opgesteld, en welke papieren door hem,
behoorlijk verzegeld, aan zjjn bediende toevertrouwd
waren, met bevel om ze na zjjn dood aan mjj ter hand
te stellen.
Met gretigheid verslond ik den inhoud dezer
bladen, en ik zal dien thans ook ingevolge de
vergunning, daarin vervat, aan mjjne lezers mede-
deelen. Ik zal mjj zooveel mogelijk bevljjtigen,
dezelfde woorden te bezigen als in het thans nog
onder mij berustende handschrift voorkomen, en
mjj alleen hier en daar, wanneer ik het noodza
kelijk mocht oordeelen den stijl van het verhaal,
dat geacht mag worden door de hand eens ster-
venden geschreven te zjjn, eenigszins duidelijker
te maken, enkele geringe veranderingen en inlas-
schingen veroorloven.
„Wanneer gjj deze bladen lezen zult", met deze
woorden begon het verhaal, dat mjj thans toever
trouwd werd, „zal ik van den zwaren last eens
jammervollen levens ontslagen zjjn en voor den
Rechter van hemel en aarde staan, om mijn von
nis te ontvangen. Die onwederstaanbare macht,
welke mij gedurende mjjn leven zoo aanhoudend
wederhield om de bekentenis af te leggen van eene
daad, die zwaar op mjjn geweten drukt, zal dan
niet langer haar invloed over mjj uitoefenenwant
ik zal dan voor den gestrengen Rechter, die met
één blik in de harten leest, en voor wien ook
onze geheimste gedachten openliggen, mijne mis
daden beleden hebben; waarom zou ik er dan nog
langer voor mjjn medemensch een geheim van
maken? Ik zal u dus in weinige woorden de ge
schiedenis mjjns levens toevertrouwen. Ik beschouw
dit als eene verplichting, welkë op mjj rust met
betrekking tot u, die het eerst een verzachtenden
balsem op de bloedende wonde gelegd hebt, welke
mjj gedurende acht verschrikkeljjke jaren zulke
ondraaglijke smarten veroorzaakt heeft. Na mjjn
dood zal u dit verhaal mjjner misdaad en van
mjjne gewetensangst ter hand gesteld worden, op
dat gjj het beschouwen moogt als de nalatenschap
van iemand, in wien gjj eenmaal eenig belang stel-
det, en die op geen geschikter manier uw liefderjjke
handelwijze ten zijnen opzichte weet te vergelden.
Ik ben geboren te D., in de provincie Overjjsel,
uit ouders, die wel is waar slechts tot den bur
gerstand behoorden, maar echter vrjj bemiddeld
waren. Mjjn vader en moeder beide beminden mjj
als hun eenigen zoon met eene onbegrensde tee-
derheid en bevljjtigenden zich reeds sinds mjjn
vroegsten leeftjjd, mjjne geringste wenschen voor
te komen. Gij kunt dus begrijpen, dat mjjn ka
rakter langzamerhand zeer eigenzinnig en mjjne
opvoeding niet weinig verwaarloosd werd, daar de
overdreven liefde, die mjjne ouders mjj betoonden
hen verhinderde mjj, wanneer ik naar hunne wel-
meenende raadgevingen weigerde te luisteren, door
gestrenger middelen tot mjjn plicht te noodzaken.
Aan dit gebrek in mijne opvoeding moet ik inzon
derheid het ongeluk mjjns levens wijten.
Ik had den ouderdom van veertien jaren bereikt
en was nog slechts gedeelteljjk in die vakken on
derwezen, zonder welke het volstrekt onmogeljjk
is, op eene geschikte wijze door de wereld te ko
men, toen een samenloop van noodlottige omstan
digheden mjjne ouders van verreweg het grootste
gedeelte van hun vermogen beroofde.
(Wordt vervolgd.)