Dit nummer bestaat uit Drie Bladen. Bij dit nommer van het Leidsch Dag blad behoort voor de inteekenaren daar op een gedeelte van het officieel Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad zitting van Donderdag 22 October, bladz. 69 tot 72. Voor de Inteekenaren daarop behooren bij dit nummer van het Leidsch Dagblad de Nos. 156 en 157 der Ingekomen Stuk ken van den Gemeenteraad. feze Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 31 October. N°. 7385. Maandag 2 November. A0. 1885. LEID SC H afijfe DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommera0.05. Officieele Kennisgevingen. De Burgemeester van Leiden; Gezien art. 21 der Wet van den 4den December 1872 (Stbl. No. 134); Brengt ter algemeene kennis dat in de afgcloopen week biDnen deze gemeente 18 gevallen van Roodvonk zijn aan gegeven en dat g e c n e lijders aan deze ziekte zijn overleden Leiden, De Burgemeester voornoemd, 31 October 1885. DE KANTER. Een wenk. Al wordt op dit oogenblik in Engeland de aan dacht der staatslieden over een aantal andere, min of meer belangrijke onderwerpen verdeeld, de Zuid-Afrikaansche quaestie is nog geenszins van de agenda verwijderdmen kan er vrij zeker van zjjn, dat zjj bij de eerstvolgende gelegenheid aan de orde zal gesteld worden, zoodra de uitslag van de naderende verkiezingen bepaald zal hebben welke der beide groote staatspartijen er in de eerst volgende jaren bet roer in handen neemt. Bevreem den kan ons dat niet; een groot deel van Afrika bezuiden den aequator is voor kolonisatie uiterst geschikt, en biedt voor landbouw, nijverheid, handel en mijnbouw nog vele hulpbronnen aan. Het meest zal daarvan wel dat volk kunnen profiteeren, welks staatkundige invloed er overwegend is. De bescha ving schijnt nog niet zooverre te zijn gevorderd, dat vertegenwoordigers van onderscheiden nationa liteiten rustig nevens elkander elk zijne eigen zaken kan verrichten, zonder dat de een den ander in den weg staat. De verhouding van Engeland tot de Kaapkolonie en Natal is natuurlijk eene geheel andere dan die van Nederland tot Transvaal en Oranje-Vrijstaat. De beide eerstgenoemden zjjn buiten!andsche bezit tingen van de Britsche Kroon, die door gouverneurs worden bestuurd; voor hetgeen daar gebeurt is alzoo het Britsch Ministerie verantwoordelijk. Zoo danig verband bestaat niet tusschen de beide repu blieken der Zuid-Afrikaanders en het koninkrijk der Nederlandenzij zjjn op geheel onafhankeljjken voet gesticht door uitgewekenen, die bij de weder rechtelijke inbezitneming van hun land door de Engelschen zich niet verkozen te schikken in het verlies der onafhankelijkheid. Nederland was een voudig zijne Zuid-Afrikaansche kolonie kwijt en kreeg er niets voor terug: tusschen het moeder land en de uitgeweken ingezetenen der verloren volksplanting werd geen nieuwe band gelegd. Niemand zou zeker wenschen dat eene dergelijke staatkundige betrekking de Zuid-Afrikaansche Boe- ren-staten aan Nederland hechttezulks neemt echter niet weg, dat juist het bestaan van dien 'and de positie der Engelsche Afrikanen zeer ver sterkt. Bjj alles wat zij doen om hun invloed te vermeerderen en hun overwicht te vestigen, onder vinden zij den steun van het Kabinet te Londen, - rechtstreeks als de Tories aan het bewind zijn, meer zijdelings wanneer de wind uit den Whig-hoek v-aait. Rijzen er conflicten, dan staan de Transvalers 'een; zelfs langs diplomatieken weg is zoo goed niets voor hen te doen. Er is een tijd geweest dat men de illusie koes terde, misschien zouden we moeten zeggende hoop voedde, dat een andere dan een staatkun dige, een deels materieele, deels moreele band de stamverwante natiën in een duurzamer en edeler betrekking zou brengen dan die door staatkundige afhankelijkheid wordt gevormd. De ervaring heeft doen zien, dat men zich in dit opzicht gemakkelijk door een te sterk optimisme kan laten medesleepen. Een wereldhistorisch feit is, dat de exploitatie van eenig deel der aardoppervlakte, ten bate van het algemeen welzijn, niet kan geschieden dan ten koste van de onafhankelijkheid der inboorlingen, behoorende tot de minbeschaafde menschenrassen. Men moge dit eene treurige noodzakelijkheid noemen, het grievende er van kan geheel worden wegge nomen door eene ruime toepassing van de begin selen der humaniteit, waardoor de opgelegde heer schappij een zegen wordt voor de volksstammen die er het voorwerp van zijn. De Engelschen komen, bij het bespreken van hetgeen zjj hunne Afrikaansche politiek noemen, telkens voor den dag met de grieve, dat de Boeren de Kaffers mishandelen, hen verlagen tot slaven, hunne rechten als mensch met voeten treden. Onpartijdige beoordeelaars, die de toestanden daarginds door eigen aanschouwing heb ben leeren kennen, verklaren dat er veel over drijving is in die beschuldiging, al beweren zjj ook niet dat zjj allen grond mist; er zullen onder de Boeren, gelijk onder elke menschensoort, wel goede en kwade zjjn. Doch indien Engelschen zoo spre ken, past het hun in de eerste plaats, de hand in eigen boezem te steken. Waar in den loop der laatste twee eeuwen het Angelsaksische ras in aan raking kwam met Roodhuiden on Polynesiërs, smol ten deze weg als sneeuw voor de zon, en dat zal wel niet het gevolg zijn geweest van de bij uitnemendheid zachte behandeling die zij van de kolonisten ondervonden. De rapporten, uitgebracht door Britsche regeeringsambtenaren, naar Zuid- Afrika gezonden om regeling te brengen in de „inboorlingen-quaestie," doen het voorkomen alsof Zoeloes en Beetsjoeanen smeekten hun land onder Engelsche souvereiniteit te nemen, onder uitdruk kelijk beding dat nooit een Boer er zich zou mogen vestigen. Als werkelijk de bewijzen van zulke aan zoeken voorhanden zijn, dan mag men het er ge rust voor houden dat er veel achter de schermen is gebeurd wat aan het oog des gewonen waar nemers wordt •nttrokken. Het is niet te verwachten, dat, in den eersten tijd althans, Hollanders en Engelschen elkander in Zuid-Afrika zullen beschouwen anders dan als mededingers. Welke politieke gevolgen daaruit kuimen voortvloeien, is vooralsnog onmogelijk te voorspellen; eene vreedzame samenwoning wordt wel door een aantal goedgezinden bij onze over buren begeerd, doch de meerderheid blijft nog altijd meer chauvinistisch gestemd dan voor de verwezenlijking van dit schoone denkbeeld wensche- lijk is. Moet er eenmaal een strijd ontbranden, en wordt die door Engeland, in een tijd dat deze Staat zich eenigszins zal hebben vrijgemaakt van andere staatkundige beslommeringen, met ernst aangebon den, dan durven wjj den Boeren, die wel voor een korte poos vol geestdrift naar de wapenen grijpen en dan wonderen van dapperheid verrichten kun nen, maar wien het aan de noodige toewijding en offervaardigheid voor de vaderlandsche zaak ont breekt om tegen de overmacht te volharden, geen gunstigen uitslag voorspellen. Daarom juist is het voor hen van het meeste gewicht, het Hollandsch element te versterken door toevoeging van nieuwe krachten. Nederlanders en Transvalers zijn door eene breede historische kloof gescheiden, die niet is te dempen door toosten en PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1G regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17^. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas" seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. feestmalener moet eene stevige brug op vaste pijlers worden geslagen. En nu is de zaak deze: de Boeren-famiüën, tot den landbouwenden stand behoorende, noemen veel meer grond hun eigendom, dan zjj in cultuur bren gen; misschien rekenen zp wel wat op een talrijk nakroost, en willen dan maken dat hunne achter neven ook wat hebben. Voor die verwijderde toe komst het heden op te offeren, dat gaat niet: er is in de Transvaal nog plaats voor zeer velen, die er met eenig kapitaal en flinke werkkrachten een goed bestaan willen veroveren. Als een Nederlandsch landbouwer naar Noord- Amerika trekt, dan vindt hij gewoonlijk gelegen heid om grondbezit te krijgen: eene dergelijke ge legenheid moet hem ook in Zuid-Afrika zjjn open gesteld, zal hij zich genoopt gevoelen zijn fortuin aan dien rijken bodem toe te vertrouwen. Zijn Engelschen vakgenoot wordt door de teruggekeerde regeerings-commissarissen de wenk gegeven, dat er terrein voor kolonisatie in overvloed iswij zien geen enkele reden om dat onzen landgenooten niet insgelijks toe te roepen. De toestand van den Neder- landschen landbouw ziet er niet zóó rooskleurig uit, dat onder alle omstandigheden verandering van woonplaats zou zijn af te raden. Maar wat hier ontbreekt is eene goede organisatie. Er is geen samenwerking tusschen hier en ginds. Er moest een comité zijn, uit beide stamverwante natiën gevormd, dat zich ten doel stelde gronden tegen billijken prijs beschikbaar te stellen en alle mogelijke faciliteiten voor eene vestiging in het aan zijn te roepen. De Boeren moeten niet onverzet telijk blijven staan op hunne eigendomsrechten, die, wanneer zij niet tot werkelijke exploitatie van den grond leiden, even weinig practische waarde heb ben als die van Zoeloes en Beetsjoeanen; tegen billijke schadeloosstelling moeten zij afstand willen doen van terreinen, die zjj voor hun eigen bedrijf niet behoeven. De maatschappelijke bloei van de Zuid-Afrikaan sche Republiek zou ten zeerste bevorderd worden door eene overeenstemming, die ook den Nederland- schen landbouw en uitvoerhandel ten goede moest komen, on daarmede zou het gevaar om door het Britsch element overvleugeld te worden, in even redige mate verminderen. Men bedenke tochzullen twee handen schoongewasschen worden, dan moeten beide dat elkander doen. In eene in het Nutsgebouw alhier gehouden vergadering van de kiesvereeniging „Algemeen Belang" en van de „Vereeniging tot Stemopwek- king" werden de adviezen der „Liberale Unie," betreffende de onderwijsquaestie en omtrent de belastingherziening behandeld. Het voorstel der „Unie" aangaande eene rijks inkomstenbelasting vond veel bijval, doch de bij voeging van eene progressieve percentage werd met algemeene stemmen verworpen. Daarop werd de onderwijsquaestie besproken. De heer J. A. Yan Dijk leidde het vraagstuk in. Na een belangrijk debat, waaraan door verschil lende sprekers werdj deelgenomen, werd ten slotte aangenomen eene motie, luidende„De vergadering betreurt den schoolstrijd en spreekt den wensch uit, dat de tegenstanders van de tegenwoordige regeling een voorstel indienen dat tot opheffing van den strijd kan leiden." Vervolgens werd met algemeene stemmen ver worpen het voorstel der „Unie" om uit alinea 1 van art. 194 der Grondwet het woord „openhaar" te doen vervallen. Ook drukte men den wensch uit dat de overige alinea's van dit artikel onveranderd mogen blijven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1