flo, 7373.
A0. 1885.
Feuilleton.
Maanda» 19 October.
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van <£on- en feestdagen, uitgegeven.
Een Zondagmorgen-verrassing.
i w^l,
EIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per poet1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inoaa-
seeren buiten de stad wordt f 0.10 berekend.
(Historisch).
Is een heerlijke Zondagmorgen in October,
t halfzeven geslagen. In een der hoofdstraten
delt een eerzaam huisvader met zijn zoontje,
voor zoover 't in Amsterdam mogelijk is,
weinig frissche lucht te scheppen. De meeste
•els en huizen zijn nog gesloten, want welk
--terdamsch winkelier, die niet uit de stad gaat,
t op Zondagmorgen zoo vroeg op. Alleen een
erswinkel is open en de juffrouw is bezig om
tenbroodjes, bolussen en pain de luxe uit te
en. Die heerlijke versnaperingen doen den
-en wandelaar watertanden.
toe, koop me een krentenbroodje?"
Ga je gang maar jongen!"
vaderlijke hand daalt in den zak en geeft
I den smulgragen kleine een 2,/2-centsstuk.
erwijl de knaap in den bakkerswinkel is, staat
er op de stoep er tegenover naar eene uitstal
van harmonica's en andere muziek-instrumen-
te kijken. Een stoer, als schipper gekleed,
staat eveneens voor de ruiten van dien win-
■te kijken en als hjj een heer naast zich be-
t, wendt hij zich tot dezen met de woorden
orie wat een mooie harmonica's, vindt je ook.
meneer?"
onmiskenbare zwaarheid van tong en een
olisch parfum, dat uit zijne woorden, straalt,
zekere bewijzen dat de man niet precies zoo
ter is als iemand die pas het bed'heeft ver-
Zjjne rechterhand steunt op de .Vensterbank
et zijne linker tikt hjj den heqf aan, herha-
,Die middelste, dat's een baas; van een har-
ica - (luk!) Hou jij van harhionica?"
al te veel, goeie vriend!"'
heb jij er zeker nooit/ goed op hooren
en. Potdorie, als ik er op speul, dan moet je
n of je wilt of niet. Polka, wals, mazurka,
sche drie, alles wat je wilt meneer! Je hoeft
te denken dat ik een pr-ul ben, omdat ik nóu
een boezeroen draag, verdikke neenik lever't
goed als de beste muzikant (hik!)"
kleine jongen die Intusschen zjjn krenten-
je heeft gekocht, na.dert al etend zijn vader,
ezen in gesprek ziende met een vreemden
bljjft hjj verwonderd staan kijken,
at is zeker je zoont je hè 'n bolletje hoor
de schipper en zicli naar 't kind overbuigend
t hjj op den ljjmorigen toon, aan half dron-
eden eigen„Gee/ft uwé me 'ereis een handje,
eer - wat smik&el je daar op Een kren-
a? (Hik!) verdraaide flauwe kost
°or jij graag hafrmonica-speulen 'tKind,
rersehrikt, knikt Van ja en dadelijk daarop
man zich op {net de woorden: „Zoo! dat
me zeer veel pleizier, zal ik ereis voor
uien, kleine jongen^ en weerlichts mooi ook
oet die kerel zijn nest maar uit!"
I oogenblik later heeft de harmonica-virtuoos
belknop van de winkeldeur gegrepen en luidt
6 macht.
goede eigenaar van het magazijn ligt ver-
bjk nog in diepe ï^ust, want 't schellen schijnt
ehoord te worderj. Een voorbijganger, een
uu, die den setfipper heeft zien staan luien,
zeer belangstellen!!!„hooren ze je niet?"
n: Pot-hier-en-gun'ter me, maar hjj zal zijn
II - ik moet een Wrmonica. hebben."
acbt, ik zal je helpen maat, je moet zóó
V achter elkandeir en hard, net als een por-
hooren ze 't wj9l."
Door die vereende pogingen wordt de winkelier
wakker en ijlt, verschrikt over 't ongewone rumoer,
naar beneden, om te zien wat er zoo vroeg aan
de hand is. De man draagt een witten keper borst
rok en eene dito bekleeding van zijne loopwerktui
gen; hjj heeft zich zelfs geen tijd gegund om
kousen aan te trekken. Zijn haar is even verwil
derd als zijne oogen, die wijd geopend den vroegen
bezoeker aanstaren, als wilden zjj vragen: „Mjjn
God! wat is er gebeurd?"
„Doe dan toch open," schreeuwt de schipper
nog buiten.
„Dadelijk!" antwoordt van binnen de eigenaar.
Als de deur geopend is, zit de bezoeker in een
oogenblik op een tabouretje voor de toonbank,
ziet den winkelier die in allerijl om 't onvolmaakte
van zijn toilet er achter is gesprongen, met wate
rige oogen aan en vraagt: „Heb je goed geslapen
vader? Jongens! je mag je wel ereis opknappen,
is dat je Zondagsche borstrok, je hebt wel ereis
eene verschooning noodig, maar dat hindert niet
ik moet een harmonica hebben."
„Yan hoeveel mijnheer?" Zoodra de winkelier
hoort dat de man een harmonica hebben moet,
noemt hjj hém mijnheer.
„Dat hindert nu niet, als hij maar goed is."
„Een gulden of vijftien zestien?"
JYjjf en twintig voor mjjn part."
/'„Asjeblieft! dat 's een uitstekende, met een
blaasbalk van leer, nieuw-zilveren kleppen, drie
registers, probeer u ze eens". De harmonica wordt
aan den klant toegereikt, die ze met de woorden:
„Nou zal je reis hooren wat er in een harmonica
zit" aanneemt.
Een oogenblik later klinkt„Am schonen blauen
Donau", lang niet onverdienstelijk gespeeld, door
den winkel.
Al spelend zegt de virtuoos: „Wat zeg je er
van? kan jij daarbij je beenen stil houden?
Neen! dat is waar ook, je hebt nog geen broek
aan, maar dat hindert niet; we zijn onder ons
meisjes, dans maar op vader, of heb je liever een
polka? Daar gaat ie dan." Een vrooljjke polka
klinkt en doet den winkelier met breedgetrokken
mond lachend zeggen: „U speelt bijzonder goed
vindt u 't. geen mooi instrument?"
„Wis en waarachtig!"
„Zoo vol van toon, en bepaald niet duur."
„'k Vind hem verdraaid goedkoop hoor! Zeg!
nou zal ik ereis een opera voor je speulen De
Trovatore. Haal de registers eens uit. Gauw dan!
Zoo!
't Miserére uit Le Trouvère lokt de dienstmeid,
die nog in profond négligé is, met des eigenaars
gade, evenzoo gekleed, naar beneden. Ze staan
om 't hoekje van de deur der achterkamer te
kijken.
De vroolijke speelman ziet de vrouwen knip-
oogend aan en met eene vrij kunstige wending
gaat hjj over van het „Eleonore-adieu!" in „Sara
je isok zakf af", eene variatie die de vrouwen met
een verschrikten blik op hun nachtgewaad ijlings
den aftocht doet blazen.
„Heel aardig! heel aardig!" zegt giechelend de
winkelier en voegt er bij: „Wil u soms ook nog
een andere accordeon probeeren". „Dank je, ik
heb er nou net mijn bekomst van", antwoordt de
schipper, die zijn spel met een dissonant besluit
en de harmonica op de toonbank legt.
„Dus deze neemt u die van vijf en twintig
gulden
„Waarachtig niet!"
„Welke dan?"
„Wel geen een ik heb wel drie of vier har
monica's thuis, zoo goed dat de jouwe er niet aan
ruiken kunnen."
„Wa-aat! Dus u koopt ze niet?"
„Neen vader! geen haar op mijn hoofd dat er
om denktik kwam hier voorbij en toen stond er
zoo'n kleine jongen, wat duivel waar is hij nou?
Die wou me ereis hooren speulen en daarom heb.
ik jou begunstigd. Als ik weer je buurt uitkom
wil ik je nog wel ereis iets voorspelen. Adjuus
je zal die harmonica wel verkoopen, want ze is
waarachtig niet kwaad".
Sprakeloos van ontzetting staart de winkelier
zijn klant aan. De toomader zwelt tusschen zjjne
oogen en met heesche stem voegt hjj den schipper -
toe: „Kerel! 't is je geluk dat ik geen broek aan
heb anders".
„Anders? - Anders, deed jjj toch niks, uitge
droogde sprinkhaan word nou maar niet zoo
rood in je gezicht, want dat is ongezond adjuus
ik ga een hapje nemen."
De winkelier sluit met een vloek zijn winkel
en heeft een bedorven Zondag. (D. v. N.)
Uit de wolken gevallen.
In het gebouw van de Hofopera te Weenen had"
b\j het einde van de opera „Alcesta" een voorval
plaats, dat hoewel het geen ernstige gevolgen had,
toch onder het publiek veel schrik verspreidde en
de voortzetting van de voorstelling onmogelijk
maakte. Het was, zooals de „N. Fr. Pr." mede
deelt, juist in het tooneel waarin Apollo hoog bo
ven de wolken verschijnt. De heer Schroder, die
voor den God speelde, staat alsdan op een getim
merte, dat uit den achtergrond van het tooneel
wordt vooruitgeschoven.
Dit was gebeurd en de heer Schroder zou be
ginnen te zingen, toen men kraken hoorde en de
zanger van het getimmerte achter de wolken-de
coratie, die het verborg, op het tooneel stortte.
Eene groote verwarring was daarvan het gevolg en
men liet dadelijk het gordijn zakken. Het publiek
begreep, toen het den door het electrisch licht be
schenen zanger, zag vallen, dat hem een ongeluk
was overkomen. De schrik daarover was zoo groot,
dat het orkest ophield met spelen en allen spra
keloos bleven zitten, wachtende op de dingen die
zouden komen. Deze bange pauze ditirde eenige
oogenblikken, waarna de regisseur voor het gor
dijn verscheen en tot het publiek de volgende
woorden richtte: „Ik neem de vrijheid u mede te
deelen, dat er niets gebeurd is, maar de voorstel
ling is ten einde." Wat was er gebeurd? De heer
Schroder staat in het bedoelde tooneel op het ge
timmerte met de linkerhand geleund op een aan
gebracht steunsel. Dit brak, op het oogenblik dat
hjj zou beginnen te zingen. Hij verloor zjjn even
wicht, en stortte naar beneden. De hoogte waar
van hij viel, was niet onbelangrijk, maar toch kon
de geneeshtóer van den schouwburg verklaren, dat
de zanger ongekwetst was gebleven en niets ge
broken had. Hij was echter door den schrik zoo
danig overmeesterd, dat hjj langen tijd sprakeloos
bleef. Hij werd in zijne kleedkamer gebracht, waar
hij langzamerhand weer bijkwam. Naar men zegt,
bevond zich de echtgenöote van den heer Schro
der in den schouwburg en zou zij getuige geweest
zijn van het oogenschijnlijk verschrikkelijk ongeluk.
Twee boeren komen door de Aert
van Nesstraat te Rotterdam. Bij den in aanbouw
zijneten schouwburg gekomen, zien zjj het getim
merte dat ter bescherming der beeldhouwers op
de frontispice is aangebracht. „Kaik .Jaap," zegt
de een tot den ander, „daar zetten z' waarrempel
'n duiventil boven de kemedi." „Ben je mal
kerel? Dat is 't hok waar de vent in zit die heur
't veurzeid wat zjj zeggen metten." Hjj zag het
getimmerte voor de soufleurkast aan.