Wy zijn niet bevreesd dat de overwinnaars over
moedig of dat de overwonnenen moedeloos zullen
worden. By jonge menschen, waar ziel en pit in
zit behoeft men dit niet te duchten. Wij prenten
hun diep in, dat de mensch zich niet behoeft te
schamen, dat hy weinig ontvangen heeft, wel dat
hij, hetgeen hem is toevertrouwd, niet naarstig
gebruikt.
Ook dit jaar zijn wedstrijden gehouden en prij
zen behaald. Het lang verwachte oogenblik, waar
op aan de overwinnaars in den vreedzamen strijd
de zegeteekenen overgereikt worden, is nu gekomen.
Daarop verzocht spr. zich vóór hem te plaatsen
de leerlingen J. Hengeveld, G. J. Van der Mark,
L. Couvée, P. M. J. Van Oerle, J. G. Van den
Bergh, D. Komen, A. A. Schreuder, D. H. Terburgh,
J. T. Van der Geest, N. Kloots, J. Verpoorte, J. A.
Verhoog, P. N. Kriek, L. Van den Berg, J. Vijl brief,
G. Van der Hert, J. De Nie, G. F. Van Beukering
en F. A. Wempe.
Terwijl nu de redenaar nogmaals hunne namen
noemde, stelde de secretaris, de heer P. J. Groen,
hun de prijzen ter hand.
Nadat dit was geschied, wenschte spr. den
jongelieden in warme bewoordingen hartelijk geluk
met de verworven eereblijken en allen riep hij
toe: blijft het beginsel van het Genootschap ge
trouw en liefhebben, en allen, die, in welke be
trekking ook, in de afgesloten eeuw aan het on
derwijs in de school hebben deelgenomen, zeide
hij dank voor het werk der liefde dat zij hebben
volbracht. Hij wenschte hun toe, dat zij steeds
met zelfvoldoening op hunnen arbeid mogen blijven
nederzien, waarna hij den heer P. Dikshoorn
aldus toesprak:
U, Waarde Directeur, een afzonderlijk woord. Wij
hebben in de laatstverloopen weken meermalen
samen in de oude bestoven papieren van het Ge
nootschap naar bijzonderheden zitten zoeken. Vaak
hebben wij gevonden, wat wij niet zochten. Maar
wat vooral onze aandacht heeft getrokken, is, dat van
den aanvang af zoo hooge prijs gesteld is op orde
in en buiten de school. Onze voorgangers stelden,
als wij, de keuze: óf onze lessen niet, öf ze goed
volgen, een derde kennen wij niet. Gij weet het
bjj ondervinding, dat een vaste hand noodig is, om
dezen eenvoudigen regel te handhaven, dat een
hart vol liefde vereischt wordt, om zich al den
last, al het verdriet, al de miskenning te getroosten,
die men zich door gepaste gestrengheid [op den
hals haalt. Toch hebt gij geen oogenblik gewankeld.
Als alles beproefd was om den zondaar te redden
en gij hebt wat beproefd dan hebt gij doorgetast
en het Bestuur heeft U altijd de hand boven het
hoofd gehouden. Nu wij den nieuwen eeuwkring
ingaan met eene school, die van gezond leven blijk
geeft, eene school, waarvan kracht uitgaat, eene
school, die, wat orde en tucht betreft, het onderzoek
van den strengsten beoordeelaar niet behoeft te
vreezen, nu noem ik U een gelukkig man. Gij hebt
bij een tal van jongens, bjj een tal van ouders, het
gevoel van plicht gewekt, gij hebt op ouders en
kinderen heilzaam gewerkt, uw geest leeft in al
uwe medeonderwijzers. Waar zal de rijkste Krezus
voor al zijne schatten een genot koopen, als gij heden
smaakt, nu uw eerlijk gemoed mag instemmen met
de lofspraak, die ik zoo oprecht gemeend tot U richt!
De Bekroningen.
Hierna bracht de redenaar in herinnering hoe
het Bestuur indertijd wenschte den stichtingsdag
feestelijk te herdenken, ook door het houden eener
tentoonstelling en het bekronen van antwoor
den op de hieronder vermelde prijsvragen.
Ter verwezenlijking van dit denkbeeld noodigde
het Bestuur alle Oud-leerlingen uit tot inzending van
voortbrengselen uit hun maatschappelijken werk
kring, die gerekend kunnen worden, min of meer
de vruchten te zijn van het onderwijs, aan het
Genootschap genoten, en waardig eene plaats op
deze tentoonstelling in te nemen.
Als prijsvragen ter mededinging van alle Oud-
leerlingen werden uitgeschreven:
Voor de bouwkunde: Het leveren van een plan
van een voorgevel bestemd voor een Raadhuis eener
aanzienlijke plattelandsgemeente. De veronderstel
ling is een open terrein van 50 Meters breedte, be
grensd door deftige huizen. Keuze van den bouw
stijl wordt vrijgelaten. Opstands-teekening op ys0
der ware grootte; uitvoerig bewerkte détails
van alle bij het ontwerp voorkomende voorname
onderdeelon en bijzonderheden op eene schaal van
Viode teekeningen te maken met zwarte lijnen
op wit papier.
Prijs: eene gouden eerepenning. Accessit: eene
groote zilveren medaille.
Voor het hand- en ornamentteekenenEene paneel
vulling binnen een segmentboog, lang 1.50 M., hoog
0.50 M., ter bekroning of dekking van vensters
eener aanzienlijke facade in Italiaanschen, renais
sance- of anderen stijl.
Prijseen gouden eerepenning. Accessiteene
groote ziiveren medaille.
Voor het boetseerenEene paneelversiering 1 M.
bij 0.65 M. in Italiaanschen, renaissance-of anderen
stijl.
Prijs: eene gouden eerepenning. Accessit: eene
groote zilveren medaille.
De uitslag is aldus
Voor de bouwkunde werd de gouden eerepenning
toegekend aan W. C. Mulder, Oudleerling, leeraar
in de Bouwkunde aan het Genootschapde zilveren
medaille aan J. Van Sluis, Oudleerling, Bouwkun
dige te '8-Gravenhage.
Voor het hand- of ornamentteekenen de gouden
eerepenning aan H. J. Valk, Oudleerling, en de zil
veren medaille aan A. J. Kouwels, Oudleerling,
Leeraar in het handteekenen aan de school.
Voor het boetseeren is de zilveren medaille toe
gekend aan J. P. F. Casteelen, Oudleerling, Trans
parant- en Decoratieschilder alhier.
Na dezen uitslag bekend gemaakt te hebben,
ging de redenaar volgenderwyze voort:
Oudleerlingen, met mannelijke kracht en jeugdig
vuur hebt gy naar het doel gestreefd. Gy hebt
het bereikt. Wy allen wenschen U geluk. De geest,
door de school in U gewekt, is door den dagelyk-
schen arbeid niet verzwakt of uitgebluscht. Gy hebt
het getoond door uw werk, dat straks aller goed
keuring, ik hoop aller bewondering verwerven zal.
Het eermetaal mag groote waarde voor U hebben,
want het is U door strenge en rechtvaardige be
oordeelaars toegewezen. "Wel mag deze dag voorU
onvergetelijk zijn. Wel mag uw hart kloppen van
ware, edele vreugd, nu gij op dit feest het loon
ontvangen moogt voor uw onvermoeid streven naar
volmaking. Gij hebt aan al uwe jongere broeders
een heerlijk voorbeeld ter navolging gegeven. Wan
neer ik U allen den gelukwensch van het Bestuur
overbreng dan zult gij het mjj niet euvel duiden
dat ik een woord van bijzondere waardeering richt
tot hen, die ons het naast aan het hart liggen, tot
onze oudleerlingen, nu onze leeraren, Mulder en
Kouwels. Moedig zijt gij in het strijdperk getreden,
de behaalde lauweren mogen U de zoetste, de stree-
lendste voldoening schenken en onze school tot
zegen zijn!
Vervolgens bracht de redenaar dank aan Be
stuurders van nu en van vroeger [met stillen wee
moed dacht hij daarbij aan Bertrand en Giezen]
voor hetgeen zij in de eeuw, die nu gesloten is,
voor het Genootschap hebben gedaanook aan den
waardigen medebestuurder Schaap, die vijftig jaren
onafgebroken als onderwijzer aan de school ver
bonden en met hare gouden medaille versierd is.
Hem stelde spr. tot voorbeeld aan al deze jonge
menschen. Van hem kunnen zij leeren wat onver
droten ijver vermag.
Aan alle Autoriteiten, hier aanwezig, bracht de
redenaar tevens dank voor hunne tegenwoordig
heid, aan alle Besturen van Genootschappen en
Vereenigingen, aan de afstammelingen der waar
dige Stichters, aan de Commission van beoordee
ling, aan de inzenders van werkstukken en teeke
ningen voor de tentoonstelling, aan alle vrienden
van het Genootschap, niet het minst aan de dames,
die door hare aanwezigheid dit feest opluisterden,
inzonderheid aan de juffrouwen, die eene nieuwe
banier geschonken en aan de oude een krans ge
hecht hebben.
De redenaar eindigde aldus:
Zoo treden wy dan moedig en vol vertrouwen
den nieuwen eeuwkring in.
Wij hopen dat onze school eene bijzondere school
zal blyven. Voor alle dingen hebben wij vrijheid
noodig om zelf onze wetten en reglementen en
leerplannen vast te stellen. Wat wij heden opbou
wen, moeten wij morgen kunnen afbreken, wan
neer wy iets beters in de plaats kunnen stellen.
Onze school moet de groote maatschappij volgen
in hare bewegingen en behoeften en de belangen
der ambachtslieden kunnen behartigen. Nieuwe
wegen moeten wy zoeken, en nieuwe middelen
beproeven, daarin mag niets ons belemmeren.
Wjj moeten vrij het vraagstuk helpen oplossen
omtrent de verhouding van handenarbeid en onder
wijs. Daarvoor moeten wij ons vrij kunnen bewe
gen met betrekking tot onze lokalen, leermiddelen
en leeraren. Onze krachten zijn nog in alle opzich
ten te beperkt. Maar wat nood? Wy vertrouwen
op de kracht van ons beginsel. Wij hopen, dat
wie nu onze leerlingen zijn, later onze begunstigers
zullen worden. Wy hopen dat het hun zoo wel
moge gaan, dat zy in staat zullen zijn om aan te
vullen wat nu nog ontbreekt. Ja, wy koesteren de
stoute verwachting, dat het Genootschap, onder
Gods onmisbaren zegen, zoo in bloei zal toenemen,
dat eenmaal de verklaring kan worden afgelegd:
hulp van de Overheid, tot heden met de diepste
erkentelijkheid genoten, heeft het Genootschap niet
meer noodig: door eendrachtige samenwerking van
oud-leerlingen en andere brave burgers is de school
onafhankelijk en zelfstandig geworden, is hare toe
komst verzekerd.
Moge dit denkbeeld .eenmaal verwezeniykt wor-
j den! Moge onze school bloeien tot in lengte van
dagen! Moge zy met hot klimmen der jaren toe
nemen in kracht en voortreffelijkheid. Moge zy een
dierbaar kleinood blyven voor de Leidsche Burgerij,
j voor onze kinderen en de kinderen onzer kinderen
Moge zy getrouw blyven aan het beginsel, dat haar
in het leven riep: „wij leven niet voor ons zeiven
alleen, maar wy leven ook voor elkander!"
Gemengd Nieuw».
De „Amst. Crt.gaf gisteren een
bulletin uit, waarin melding werd gemaakt van een
spoorwegongeluk tusschen Diemen en de Nieuwe
Vaart, waarbij 12 personen gedood of gekwetst
werden. De andere Amsterdamsche bladen melden
echter dat dit bericht geheel onwaar is.
Ook in de avondeditie van de „Amst. Crt." kwam
nog hetzelfde bericht voor.
Men schynt hier te doen te hebben met eene grove
mystificatie, te meer afkeurenswaardig, omdat tal
van personen uit de hoofdstad in groote ongerust
heid omtrent familiebetrekkingen zijn gebracht.
De redactie der „Amsterdamsche Courant" be
richtte aan het „Dbl. v. Ned." te laat om in het
avondblad op te nemen:
„Wy zyn dupe geworden van eene laaghartige
conspiratie. Twee vroeger vertrouwbare berichtgevers
deelden ons even vóór het afdrukken van ons blad
het spoorwegongeluk mede, dat niet heeft plaats
gehad."
Ook „De Tyd" is dupe geweest van deze leugen,
doch spreekt niet van dooden en gekwetsten.
Dezer dagen had te Tilburg eene
jongedochter het ongeluk, eene speld van meer dan
gewone grootte in te slikken. Onmiddellijk daarop
volgden de hevigste benauwdheden, daar de speld
in de keel bleef steken. Ondanks de zorgvuldigste
inspanning kon de arts er niet in slagen ze te
verwijderen, maar het gelukte hem toch, ze naar
beneden te werken, waarop de benauwdheid week.
Twee dagen later viel de patiente in eene lang
durige flauwte, met zenuwtrekkingen gepaard; de
beide volgende dagen herhaalden zich die toevallen,
tot tweemaal daags, en één keer hield die toestand
met onrustbarende hardnekkigheid twee a drie
uren aan.
Na een 6de toeval echter, en na een angstig
lijden van 5 volle dagen, werd de lyderes van de
speld verlost, die zich, wèl met eenige pijnlijke
aandoening, maar zonder latere nadeelige gevol
gen, langs den natuurlijken weg een uitgang
baande. (iV. R. O.)
Te Wils um zou zekere R. V. een wagen
met turf laden uit een in den IJsel liggend schip.
Juist zou V., die op den wagen stond, daarmede
een begin maken of het paard werd schichtig en
ging er met wagen en al van door. Na eenigen tijd
gehold te hebben, geraakte het paard los en het
voertuig stortte van den dyk in een sloot, ten ge
volge waarvan de man onder den wagen terecht
kwam, zich erg aan de borst bezeerde en een ge
deelte van den vinger moest missen. Ook de vrouw
van V, en diens zoon hebben bij dit ongeval letsel
bekomen.
In de gemeente IJselmuiden zyn
eenige veenwerkers slaags geweest. Daarbij bleef
het echter niet. De messen werden getrokken,
waarmede aan de personen J. en R. vry erge won
den zijn toegebracht. Tegen de vermoedelijke daders
is proces-verbaal opgemaakt.
Een klein Franseh meisje van twaalf
jaren kwam Zaterdag-avond uit het zuiden van
Frankrijk aan het station in de Friedrichstrasse te
Berlyn, zonder eenig geleide aan.
Het mooie en vroolyke kind dat er door de lange
reis een weinig ontredderd uitzag en geen woord
Duitsch verstond, had met uitzondering van eenig
reisgeld en een weinig koek in een handtaschje,
hoegenaamd geen bagage by zich.
De kleine had een brief bij zich, waarin in de
Fransche taal haar reisroute was opgegeven; zy
moest van Berlyn over Breslau naar Krakau trek
ken, waar zy ten huizo eener familie wordt opge
nomen, by welke zij speelkameraad der kinderen zal
zijn, waarmede zij Fransch zal babbelen.
Toen het schepseltje uit den trein was gekomen
en eenzaam en verlaten op het perron stond, begon
zy eensklaps bitter te schreien; spoedig echter
klaarde haar gezichtje weder op, toen eenige dames
die Fransch spraken haar liefderijk in bescherming
namen. Zy namen een plaatsbiljet voor het kind
en bevalen het aan de goede zorgen van een con
ducteur van den naar Breslau vertrekkenden trein aan.
Te Grand (dep. Vosges) werd in een
revolutionaire meeting een republikeinsch kiezer
door iemand met een mes verwond. De menigte
ranselde den aanvaller af.
Te Epinal werd een schermmeester
door een spoorwegbeambte met een degen in de
buik zoodanig gewond, dat men voor het behoud
van zyn leven vreest.