Sakurada naar den Haag. De Voorzitter zegt dit feit te constateeren doch niet te zullen ontwikke len; de vader moest dubbel zedelyken steun aan de moederlooze dochter hebben gegeven. Zij geeft de bekende mededeelingen omtrent haar verblyf in den Haag en de scheiding. Zij zegt dat haar 3000 zijn opgedrongen. Slechts, merkt de Pre sident op, want gij wilde meer. Ja maar ik wist luidt haar antwoord dat Sakurada niet meer kon geven. Zy erkent na de ontvangst van 't geld Sakurada te hebben opgezocht. „Alles was nog niet afgeloopen. Notre relation n'était pas encore brisée. II m'avait donné l'argent pour partir." (De betrek kingen tusschen ons waren nog niet afgebroken; lhj had mij het geld gegeven om te vertrekken). Zy erkent dat Sakurada den nacht van 8 op 9 Maart bij haar doorbracht, dat zij hem den volgen den dag heeft nagereisd en verhaald de bekende feiten te Rotterdam. Zij zegt omtrent den moord: „Ik wilde mijn eigen dooden" zegt zij. „Hij was vreeselijk opgewonden. Hij zeide my nog te be minnen, van mij te houden en dat al het onaan gename in zijn huis aan de meiden was te wijten. Ik werd toen opgewonden en zeide: gij hebt mij alles beloofd, dat wij zouden leven met elkaar en saam vertrekken, dat het verleden zou zijn ver geten." Zij bedoelde zelfmoord te plegen maar langzamerhand kwam de gedachte op: nu zal ik gaan sterven en hy blijven leven en tot een andere vrouw gaan. Op de vragen wat er gebeurd is tusschen half- twaalf toen de huisknecht de kachel aanmaakte en omstreeks 4 uur geeft zij eenige mededeelingen. Zij schreef het later gevonden briefje om te doen denken dat zij uit wraak handelde maar 't was geen wraak. Zij doet verschillende mededeelingen omtrent het verblijf in de slaapkamer dien nacht, doch kan niet verklaren waarom zy de schede van den dolk tusschen matrassen verborg anders dan om die niet te laten zien. Toen haar de revolver werd vertoond viel de besch. flauw, doch werd dooi de gevangenbewaarster en dr. Piepers spoedig bij gebracht en antwoordde toen weer even duidelijk en zonder groote aandoening op de haar gedane vragen. Zij zegt zich zelf te hebben willen dood schieten en eerst toen de patronen ketsten besloot zy Sakurada met den revolver te dooden. Hij lag op den rug op zyn bed en zij stapte uit haar bed rechts, ging naast hem liggen, richtte het vuurwapen tweemaal tegen zijn slaap en trok ten derde male af. Zy ontkent ten stelligste opzet of toeleg om hem in zijn slaap te dooden. Zij kan overigens niet verklaren wat er dien nacht is gebeurd en waarom zij uit bed stapte. Eindelijk zegt zy te Brussel niet veel ziek te zyn geweest en te 's-Gravenhage niet onder geneeskundige behandeling te zijn geweest. De slotsom is dus dat zy erkent de daad en den wil om te dooden, maar niet de premeditatie. Het verhoor van besch. is hiermede afgeloopen en wordt tot het getuigenverhoor overgegaan. De eerste getuige is de heer Bauduin, secretaris van legatie en waarnemend zaakgelastigde van Japan te 's-Gravenhage. Hy kende Sakurada als een man van zacht en meegaand karakter doch die zich dik wijls terugtrok by gebrek aan taalkennis. Hij wist dat Sakurada gehuwd was. De verhouding tusschen Sakurada en Lorette vernam get. pas op 14 Maart. Voor dien tyd wist hy er niets van. Toen deelde get. Goossens huishoudster van Sakurada hem mede dat Sakurada een dame te Scheveningen kende, die den vorigen avond schandaal was komen maken. Hy heeft toen den hoofdcommissaris van politie er kennis van gegeven. Op straat was hij besch. tegen gekomen met een knaap en gaf op haar vraag ten antwoord dat Sakurada en Toki in het hotel dei- legatie waren (wat haar een oogenblik te voren was ontkend). Get. kan het fortuin van Sakurada niet begrooten, wel weet hy dat deze op vry goeden voet leefde. Get. verklaart voorts nog het lyk van Sakurada te hebben gezien te Rotterdam. Tweede getuige is de heer Toki, attaché van legatie by de Japansche Regeering. Hy wordt bij gestaan als tolk door den heer J. C. De Roode te 's-Gravenhage. De heer Toki, als Boeddhist, mag geen eed zweren maar belooft de geheele waarheid te zullen zeggen. De heer Toki is in Maart 1882 met Sakurada in Den Haag gekomen en tot zijn dood by hem gebleven. Hij kende hem reeds uit Japan, wist dat hy gehuwd was, dat een zoon een tijdlang te Brussel op school lag. Sakurada leefde goed maar was niet rjjk. Hij zag besch. voor 't eerst op 15 December en was tegenwoordig by de bijeen komst in 't legatie-hotel op 25 Febr. Hij werd den 13den Maart door Sakurada belast aan besch. of haar broeder te zeggen dat Sakurada niet thuis was. Toen de knaap kort daarop van den heer Bau duin vernam dat Sakurada wel thuis was en dit aan get. kwam mededeelen, heeft get. dien knaap de deur gewezen. Hy heeft op verzoek van Saku rada aan besch. gezegd dat Sakurada ongehuwd was. Get. verklaart dat in Japan een tweede wet tig huwelijk onbekend is, dat het concubinaat er veelvuldig is maar geen rechtsband of eenigerlei aanspraken schept. Hy heeft niet van besch. broeder een waarschuwing vernomen dat Sakurada moest oppassen en besch. niet ten zijnent ontvangen. Derde getuige is Dr. KJ. M. Piepers te 's-Hage, die den 9den Maart de besch. by zich zag komen met verzoek haar een aderlating toe te dienen. Hy weigerde dit omdat hy het verzoek belachelijk vond. Hy heeft haar verscheidene vragen gedaan om haar vertrouwen te wekken, o. a. zeide hy zelf ts Brussel te zyn geboren. Het verwonderde hem dat besch. zeide„Comment est il possible de vivre dans un pays tel qu'ici." Haar uitwendige positie misleidde hem niet. Hy begreep wat zy was en trachtte dit uit haar te krjjgen, maar zy het zich niet uit. „J'ai le sang mauvais" zeide zy. Get. heeft zoo weinig agitatie by haar opgemerkt dat hy zich verwonderde dat dit hetzelfde per soontje was waarmede het drama is gebeurd. De heer Piepers wordt hierop op verzoek van den verdediger ook als deskundige beëedigd en ge hoord. Dit verhoor is zeer belangrijk. _De heer Piepers acht het stellig waar dat een hysterisch-epileptische kwaal van de moeder erfelijk is en overgaat op de dochter. Absoluut waar kan hij het niet verklaren maar hy houdt het voor zeker. P-Iij is ook overtuigd dat zulke personen, onder hevige gemoedsaandoeningen die op hun physisch en psychisch bestaan geweldigen invloed uitoefenen, geacht kunnen worden te missen den vrijen wil over hun vermogens. Alle soorten van manie, ook chronische kunnen onder zekere invloe den acuut worden. Get. kan zich voorstellen dat dit in dit geval geschied is, dat deze vrouw lijdende aan hysteria epileptica onder den invloed van hevig moreel lyden een mania erotica transitoria heeft gekregen waardoor hij als geneesheer en mensch haar ontoerekenbaar acht. Op de opmerking des Voorzitters dat die verklaring gegeven wordt in 't algemeen en niet op kennis van de besch. zegt de heer Piepers dat hy zijne verklaringen aflegt op grond van eigen behandeling der besch., zyn con frontatie met haar te Rotterdam en de stukken van 't proces o. a. de attesten der Brusselsche geneesheeren Crocq, Guillery en Goffin, hem door den verdediger ter inzage gegeven. De verdediger vraagt of het Dr. Piepers niet heeft getroffen dat in deze zaak ontbroken heeft een medisch onderzoek naar het denkvermogen en den zielstoestand van besch. door alienisten en therapeuten? De Voorzitter zegt dat die vraag niet te doen is. Men zou zich dan op de golven der zee bewegen. De Proc. Gen. vraagt: hoe Dr. Piepers weet dat besch. aan epilepsie lydende is. Heeft hy haar in dien staat gezien? Dr. Piepers. Ik weet het uit de officieele stukken van den advocaat, de rapporten der deskundigen. De Proc. Gen. Ik constateer dan dat aan die verklaringen als schriftelijk niet te hechten is, indien de personen zelf niet worden gehoord. Als men een onderzoek wil instellen, moet er contradictoir debat worden gehouden. Raadsheer Raedt vraagt of het mogelijk is dat eene mania fieribunda een paar uur kan aanhouden Dr. Piepers antwoordt: niet enkel uren maar dagen, zelfs om tot de daad te komen. Dagen lang kunnen zy als half rqzende met hun plannen rond- loopen. Raadsheer de Jonge vraagt of zy dan het laatste uur voor de volvoering tot het besluit om te dooden heeft kunnen komen. Dr. Piepers herhaalt dat zy onder hevigen in vloed verkeerde van moreele aandoeningen, niet vrywillig handelde op het oogenblik van de dood. Er zijn lijders die delireeren én later toch weten wat zij als in een droom hebben gezegd. Dr. Piepers constateert overigens dat men om trent de redeneeringen van krankzinningen nog vrij wel in 't duister verkeert. Hij houdt vol dat voor zoover hij de feiten kent, de vrouw op het oogenblik van haar daad niet verantwoordelijk was. Raadsheer Raedt constateert dat als die alge- meene verklaring opging al dat op het moment der uitvoering van een misdaad de misdadiger niet compos mentos is, men de Hoven wel kon opdoe ken en alle misdaden vry laten begaan. Dr. Piepers zegt dat de juiste grens van krank zinnigheid en van een gezonden geest niet is aan te wyzen. Mr. Haas vraagt of, wanneer personen in hun jeugd sexueel worden mishandeld, dit nadeelig kan werken op 't volgend leven. Dr. Piepers antwoordt toestemmend. Mr. Haas vraagt of get. weet dat de doctoren Crocq, Guillery en Goffin worden beschouwd als princes de la science. Proe.-Gen. Van den Bergh meent dat de verkla ringen van die doctoren geen evangelie zijn. Wil men de waarde er van leeren kennen, dan zou men de zaak drie maanden moeten schorsen om een onderzoek te doen instellen. Adv.-Gen. requireert alsnu dat het Hof besluit© tot schorsing van drie maanden ten einde een officieel rapport te krijgen van een onderzoek der bedoelde doctoren. Mr. Haas constateert dat hij de délicatesse op offert aan het belang zjjner cliënte. Hij laat de beslissing over de schorsing aan het Hof over. Besch. zelf verzoekt voortzetting der behandeling. Het Hof vergadert hierna in raadkamer en terug gekeerd wijst het 't requisitoir tot schorsing af. De zaak wordt alsnu voortgezet. Alsnu worden gehoord: Bronkhuyzen te Scheve ningen, buurman van besch. die de gunstigste getui genis geeft omtrent haar leven Hy had veel last van nieuwsgierigen die bij haar over de heining klommen. Get. Van Schermbeek, hoofdcommissaris van politie, deelt mede wat hy gedaan heeft na door getuige Bauduin geïnformeerd te zyn dat besch. het aan Sakurada lastig maakte. Hij wilde haar over de grenzen laten zetten daar zij geen bewijs van toelating had en geen middel van bestaan. Ten haren huize heeft hij een doos met revolverpatronen in beslag genomen. Get. Becht deelt mede den revolver voor besch. te hebben schoongemaakt en constateert dat de revolver zoodanig is dat als geen geoefende hand er mede omgaat en men de veer vasthoudt, men de haan kan overtrekken zonder dat het schot afgaat. Te Rotterdam heeft hij by den rechter commissaris den revolver geprobeerd en de patronen, hem door deze verschaft, gingen niet af. Daarna wordt gehoord get. Fosty, ambtenaar by de administratie der spoorwegen te Molenbeek St.- Jean. Deze kende besch. aldaar omdat ook zyn vrouw evenals de moeder van besch. dameskos- tumes maakte. Hij hoorde van besch's. vader dat Jeanne 500 a 600 franken met piano en zang ver diende. Zij is hem en zijne vrouw later gepresen teerd als de bruid van Sakurada, met wien zy naar Den Haag ging. Pas na den moord vernam hy wat zy, beschuldigde, was geweest. Hy heeft nooit iets vernomen van een onzedelijk leven harerzijdswel heeft hy groote opofferingen voor haar familie bij haar waargenomen. Zy heeft hem een paar maan den vóór de daad gesproken over zelfmoord, doch dit nagelaten uit vrees voor het toekomstig leven. Op de vraag van mr. Haas zegt get., dat Sakurada aan de vrouw van get. is voorgesteld als de fiancé van Lorotte en dat toen Sakurada er bijvoegde: oui, madame. Nooit heeft get. iets slechts in besch gezien of van haar vernomen. Get. verklaart ook dat besch. hem verzocht interessante boeken te sturen, doch niet van Zola, daar zij die indécent vond. Sakurada had er haar eenige vroeger gegeven. Getuige was tegenwoordig by de inpakking van het ameublement van besch. naar Den Haag. Sakurada heeft toen zelf een handje meegeholpen. Nu wordt gehoord getuige J. De Man, handels agent in Japansche zaken. Deze getuige zegt Hol- landsch te kennen, maar blijkt niet voldoende het te verstaan, zoodat de tolk als bemiddelaar op treedt. Hy vraagt om te mogen protesteeren tegen de bewering van sommige dagbladen, maar wordt in de rede gevallen door den voorzitter, die zegt dat hy daarvoor niet hier is. Hy heeft besch. pas voor 't eerst gezien op het diner in 't café Riche, waarop Sakurada hem noodigde om te beoor- deelen of besch. góed genoeg Fransch verstond om hem dit te leeren. Get. vond dat zy vloeiend Fransch sprak. Verder bevestigt getuige dat hij einde Februari van Sakurada vernam dat besch. ondraaglijk werd, steeds meer.'geld vroeg, een paard verlangde, en dat besch. hem gevraagd heeft Sakurada te spreken over een scheiding te gen betaling, daar zy geld behoefde. Zij zeide toen genoeg te hebben van Holland en den duivelschen Jafcannees. Na veel pour parlers heeft besch. vol-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 3