JEANNE MARIE LORETTE. IN NAAM DES KONINGS! AKTE VAN BESCHULDIGING BIJVOEGSEL LE1DSCH DUID van Woensdag 2 September 1885. HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE in Raadkamer vergaderd. Gehoord het verslag van den Procureur-Generaal op de procedures, door den Rechter-Commissaris bij de Arrondissements-Rechtbank te Rotterdam, ter requisitie van den Officier bij dezelfde Rechtbank geïnstrueerd, tegen Jeanne Marie Lorette, oud 21 jaren, zonder beroep, geboren te Molenbeek St.-Jean bij Brussel, wonende te Scheveningen, thans gedeti neerd in het Huis van Arrest te 's-Gravenhage houdende dat verslag, dat uit de instructie resulteert: dat de beklaagde, na op 14 Maart 1885 met den Heer Thikayoshi Sakurada eene kamer in het „Hotel de Hollande" te Rotterdam te hebben be trokken, het voornemen heeft opgevat dien Heer het leven te benemen, en, na gewacht te hebben totdat hij sliep of althans niet kon bemerken wat zij ver richtte, hem in den nacht van 14 op 15 Maart 1885 opzettelijk door een revolverschot zoodanig aan het hoofd verwond heeft, dat de Heer Sakurada dienten gevolge den 15den Maart 1885 is overleden. Gezien de stukken tot deze zaak betrekkelijk. Gezien het requisitoir van den Procureur-Generaal, door hem onderteekend aan het Hof overgegeven, daartoe strekkende, dat het Hof de terechtstelling van den beklaagde zal bevelen, ter zake vanmoed- willigen doodslag met voorbedachten rade en geleider lage, en haar verwijzen naar de openbare terecht zitting van dit Gerechtshof, met last, dat zij binnen 48 uren na de beteekening, vermeld bij art. 145 van het Wetboek van Strafvordering, zal worden over gebracht naar de daartoe bestemde gevangenis. Overwegendedat het feit aan de beklaagde ten laste gelegd, bij de wet wordt verklaard te zijn mis drijf, waartegen lijf- of onteerende straffen zijn bedreigd. Overwegende, dat de instructie der zaak voldoende "'bezwaren tegen de beklaagde oplevert, om hare terecht- - stelling te bevelen. Beveelt dat de beklaagde Jeanne Marie Lorette voornoemd, zal worden terechtgesteld ter zake voor schreven. Verwijst haar deswege naar de openbare terecht zitting van dit Gerechtshof. Last en beveelt, dat de beklaagde, die in hechtenis is, zal worden gebracht naar de gevangenis bestemd voor de gevangenen, welke ter openbare terechtzitting van liet Gerechtshof te 's Gravenhage moeten worden terechtgesteld, en zulks binnen acht en veertig uren na de beteekening, bij artikel 145 van het Wetboek van Strafvordering vermeld. Gedaan en gewezen in 's-Gravenhage, den 29 Juni 1885, bij de Heeren en Mrs. Spoor, Vice-President, Jhr. De Jonge, Hanlo, De Graaf, Van Lilaar, Raden in den Hove, die deze hebben onderteekend, benevens den Griffier. {get.) J. SPOOR. C. DE JONGE. B. H. M. HANLO. H. W. DE GRAAF. VAN LILAAR. {get.) WIJCKERHELD BISDOM. IN ZAKE c». De Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage: Geeft te kennen, dat het Gerechtshof bij arrest in Raadkamer van den 29 Jur.i 1885, naar's Hofs openbare terechtzitting heeft verwezen: JEAXVE MARIE LORETTE, oud 21 jaren, zonder beroep, geboren te Molenbeek St.-Jean bij Brussel, laatst wonende te Scheveningen, thans gede tineerd te 's-Gravenhage. En verklaart de Procureur-Generaal dat uit de instructie dezer zaak het volgende is gebleken De beschuldigde is geboren te Molenbeek St.-Jean in België den 8 Juni 1864 en heeft na den dood harer moeder, die den 18 Januari 1879 te Mechelen (Malines) heeft plaats gehad, steeds in eerstgenoemde gemeente met twee jongere zusters en haar broertje Edouard, 't welk later bij haar te Scheveningen ver toefde, bij haren vader, die kunstsmid was, ingewoond. Dit vroege overlijden der moeder, toen de beschul digde nauwelijks 15 jaren telde, en niet minder de emancipatie door haren vader op den gevaarlijken leeftijd van 17 jaren moesten geheel in het "nadeel werken der zedige en zorgvuldige opvoeding, die de beschuldigde vroeger had genoten. Wel wist zij het in zang en pianospel zoover te brengen dat zij als privaat-onderwijzeres in die vakken op een inkomen kon rekenen, zooals door den getuige Fosty beweerd wordt, van 600 a 700 franken 's maands, doch de keerzijde van dit gevaarlijk beroep was, dat zij, veel op straat zijnde, de aandacht trok van heeren die niet altijd de muzikale wetenschap uitsluitend be oefenden. liet is trouwens een feit, door de beschuldigde zelve erkend, dat zij reeds op 17-jarigen leeftijd te Brussel intieme relatiën had aangeknoopt met een bejaard heer uit den deftigen stand, die haar geruimen tijd heeft onderhouden en van wien zij zelfs een kind heeft gehad, hetwelk, blijkens akte, ingeschreven in de Registers van den Burgerlijken Stand te Molenbeek St.-Jean van den 12 September 1882 als op den lOden te voren geboren, levenloos is aangegeven. Den nader meer uitvoerig te noemen Sakurada heeft zij eerst veel later leeren kennen, want deze kwam eerst te Brussel in Maart 1882, als zaakge lastigde der Japansche Regeering bij de Hoven van België en Nederland en verbleef daar veel, hoezeer zijne residentie Den Haag was, totdat hij in 1883 uitsluitend voor Nederland geaccrediteerd bleef, als wanneer hij zich dan ook in Den Haag vestigde. Te Brussel komende, had Sakurada een zoontje bij zich, dat, na aldaar enkele jaren op kostschool te zijn geweest, ten voorleden jare, op ongeveer 14-ja- rigen leeftijd, naar Japan is teruggekeerd. De eerste kennismaking van Sakurada met de be schuldigde dagteekende, volgens deze laatste, van vier maanden vóór haar vertrek uit Brussel, hetgeen on geveer het tijdstip aanwijst van November 1883. In Februari of Maart van het jaar 1884 gaf de verslagene aan zijn vriend, den heer De Man uit Antwerpen, kennis van zijn voornemen om de be schuldigde naar Den Haag mede te nemen als zijne maitresse en tevens zijne leermeesteres in de Fran- sche taal, ten minste als de heer De Man, na om trent hare bekendheid met die taal, en de verschillende takken van opvoeding een oordeel te hebben geveld, hem zulks niet zou hebben ontraden. Dit zoogenaamd examen dat omstreeks Februari of Maart 1884 plaats had aan een diner tusschen de drie bedoelde personen en cabinet particulier in het café Riche te Brussel, had voor de beschuldigde een gunstig resultaat. Nadat haar te kennen was gegeven dat zij in hare nieuwe betrekking geene millioenen zou verdienen, nam zij genoegen met de toezegging van huisvesting en voeding, alsmede een maandgeld van 300 a 400 franken. Spoedig daarop ontving de beschuldigde, die toen nog te Brussel was, een Franschen brief gedagteekend 17 Maart 1884, waarvan de vertaling luidt als volgt „Lieve Vriendin! „Vergeef mij dat ik u niet eerder heb kun- „nen schrijven; ik was voor dringende zaken te „Amsterdam. „Ik moet u melden dat ik een ongemeubeld „huis voor u gevonden heb. 3 kamers met keu- „ken en afzonderlijken opgang. Indien het u niet „bevalt na uwe aankomst, dan zullen wij de „volgende maar.d samen eene andere woning „zoeken. Ik hoop dat gij zoo spoedig mogelijk „komt; meld mij twee dagen te voren wanneer „en hoelaat gij uit Brussel vertrekt: ik zal u „wachten aan het Hollandsche spoorwegstation. „Tot een spoedig weerzien. Uw vriend Pharmossa. „P.S. Wil hetzelfde aan mijn Antwerpschen „vriend mededeelen. Deze hrief, die op 15 Maart 1885 (dag van den moord), in het Hötel „de Hollande" te Rotterdam is gevonden en in beslag genomen, wordt door de be schuldigde herkend als haar door Sakurada, als voor zegd, te zijn toegezonden en zij beweert dien bij toe val, omdat zij daar papieren geld in geborgen had, van huis naar dat hötel te hebben medegenomen. De verslagene, die zich in dien brief den naam „Pharmossa" geeft, gebruikte later meestal den naam „Sarah" om zijn persoon aan te duiden en aan de beschuldigde gaf hij in brieven en telegrammen meestal dien van „Gabriel". In overeenstemming met dien brief is de beschul digde spoedig daarna naar Den Haag gekomen, thans zeggende dat dit volgen van Sakurada geschiedde met goedvinden van haar vader, hoezeer er terstond bij voegende dat deze er trouwens ook weinig aan doen kon, en na aanvankelijk haren intrek te hebben ge nomen in de Witte de Withstraat No. 6, heeft zij in de maand Mei daaraanvolgende een huisje betrokken Kanaalweg 25c te Scheveningen. Die buurt was zeer eenzaam en daar de beschul digde veel naar de stad ging en hare woning niet volkomen tegen mogelijke invallen beveiligd scheen, was zij gewoon steeds een revolver bij zich te heb ben, hoedanig wapen reeds te Brussel in haar bezit was en zij van daar had medegebracht. De naaste buurman van de beschuldigde, de getuige Bronkhuijze, Kanaalweg 25b, kan betrekkelijk haar ingetogen leven de meest gunstige getuigenis geven en bevestigt dat, hoezeer zij nimmer andere heeren dan den heer Sakurada ontving, zij veel last had van het klimmen over de heining door nieuwsgierigen, die haar langs dien weg trachtten te bespieden. De reeds genoemde getuige De Man, door wiens tusschenkomst de relatiën tusschen den verslagene en de beschuldigde tot stand waren gekomen, moest ook weder getuige zijn van de verkoeling en verbreking der verstandhouding die op handen was. Van die verkoeling gewaagt ook reeds de getuige Fosty, volgens wien de beschuldigde, tijdens haar be zoek te Brussel, ongeveer drie weken vóór 17 Maart jl. te kennen gaf, zich zeer ongelukkig te gevoelen en soms aan zelfmoord te denkenwaarom zij wenschte te weten of men zich kon dooden door de polsaderen te openen en op welke wijze men over zijn eigendom kon beschikkenzij zeide ook daarbij dat zij van den heer De Man gehoord had dat Sakurada gehuwd was. De heer Toki verklaart daarentegen op 15 Decem ber '1884, zijnde de eerste maal dat hij de beschul digde zag, aan haar gezegd te hebben dat de ver slagene, gelijk dit hem trouwens door dezen was opgedragen, ongehuwd was. Deze getuige voegt er bij dat, bij de bijeenkomst met den heer De Man op 25 Februari jl. in het Hötel der Legatie te 's-Hage, van dezen en zijn gastheer vernomen te hebben dat de beschuldigde had toege stemd tegen uitkeering van 3000 franken, die haar waren ter hand gesteld, binnen weinige dagen Den Haag te verlaten. Omstreeks denzelfden tijd (23 of 24 Februari) ontbood Sakurada zijn vriend De Man om hem mede te deelen dat de beschuldigde ondraaglijk werd, daar het maandgeld van 300 a 400 franken reeds meer dan verdubbeld was, en de beschuldigde dagelijks meer weelde verlangde. Pogingen tot bemiddeling niet slagende, scheen eene verbreking der verhouding meer op den weg te liggen, vooral na de verklaring van de beschuldigde aan die getuige „qu'elle en avait par dessus la tête de la Hollande et de ce diable de Japonnais" „[dat zij meer dan genoeg had van Holland en van dien duivelschen Japannees"], waarmede zij Sakurada be doelde. Na bespreking over en weder der som, met welker uitkeering de scheiding tot stand zou komen, werd die ten slotte bepaald op 3000 franken, die de be schuldigde uit handen van Sakurada aannam, blijk baar tevreden zijnde over deze regeling. De getuige De Man vertrok denzelfden dag naar Antwerpen, denkende dat alle relatiën waren verbro ken, hetgeen ook bevestigd wordt door den last, dien de verslagene daarop aan de huishoudster der Legatie gaf om de beschuldigde niet meer te ontvangen, het geen hij uitdrukte met de woorden „tout terminé, plus entrer", doch desniettemin niet anders schijnt volgehouden te zijn, dan dat het slot der voordeur, waarvan de beschuldigde een sleutel had, terstond is veranderd. De beschuldigde immers beweert op Zondag 8 Maart in het Hotel der Legatie aan den verslagene als nieuws te hebben medegedeeld, dat zij vreesde in zwangeren toestand te verkeeren, terwijl zij in den avond van dienzelfden dag, omstreeks te 8 uren, na eerst aan het slot der voordeur gerammeld en toen aangescheld te hebben, de waakzaamheid der huishoudster de weduwe Goossens en der keukenmeid de weduwe Van der Linden heeft weten te verschal ken en tot den verslagene doordringende, deze mede het huis heeft uitgenomen, die eerst den volgenden morgen daarin is teruggekeerd, als zullende volgens den heer Toki, gedurende den nacht in het huis van de beschuldigde te Scheveningen zijn ingesloten geweest. De beschuldigde zelve erkent in dien nacht, haren minnaar opnieuw over de beweerde zwangerschap sprekende, dezen gedreigd te hebben voor het geval dat hij haar mocht verlaten, zich van het leven te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1