Gemengd Niewws.
Betreffende de jongste terechtstelling
van twee boosdoeners te Parijs worden de volgende
bijzonderheden medegedeeld
Ontzaglijk groot was het aantal nieuwsgierigen
naar de dubbele terechtstelling; als gewoonljjk
verdrong men zich in de aangrenzende straten,
om toegang te krijgen tot de Place de la Roquette
Zoo mogelijk was de toevloed thans nog grooter
dan bij vroegere gelegenheden. Maar de voorzorgs
maatregelen welke genomen waren mochten goed
heeten. Van middernacht was het plein geheel
leeg gemaakt en afgezet door politiemacht, paarden-
en voetvolk. Geen enkele van de velen, die men
bij de uitvoering niet noodig achtte, werd toegang
verleend, zoodat slechts weinigen den dichten muur
van wachtposten konden doordringen.
Ongeveer halfvjjf 's morgens was men met bet
gereed maken der guillotine gereed. Uit de Rue
de la Roquette naderde een rijtuig met twee gees
telijken, die bij de terechtstelling zouden tegenwoordig
zijn. De teruggehouden menigte trachtte van bet
doordringen van dit rjjtuig gebruik te maken om
ook op het plein te komen, maar zonder veel moeite
werden allen door de wachtposten teruggehouden.
De geestelijken verdwenen in de gevangenis, en
af en toe zag men daar eenige personen in- en uitgaan.
De eerste, die den dood zou ondergaan, was Gaspard.
Het wa6 halfvijf toen hij uit een diepen slaap
werd gewekt.
Gaspard," zeide de directeur der gevangenis
hem, „uwe cassatie-aanteekeoing en uw verzoek om
gratie zijn verworpenmaak u gereed om te sterven."
„Ik twjjfelde er reeds aan," antwoordde Gaspard;
„ik hoorde van nacht zooveel geruisch."
Hij verzocht verlof om nog eenmaal aan zijne
moeder te schrijven, hetgeen hem werd toegestaan.
Al het voedsel dat hem aangeboden werd, weigerde
hij. Om vjjf minuten vóór vijven werd de deur van
de Roquette geopend en men begaf zich op marsch.
Eene doodeljjke stilte heerschte op het plein, toen
men Gaspard zag aankomen, gesteund door een
aalmoezenier en nog een persoon. Om zijne naakte
schouders had men een sjaal geworpen. Hij was
zeer bleek, maar behield zjjn tegenwoordigheid van
geest. Hij ging recht op, zijne blikken op de menigte
gericht.
Alle hoofden werden ontbloot, en droevig klonk
bet gekletter der wapenen, die de soldaten uittrokken.
Op de noodlottige plek gekomen, sloeg bij nog
eenmaal een blik over de verzamelde menigte,
kuste daarop met eene zekere hartstochtelijkheid
het crucifix, sprak nog even op gedempten toon
met den geestelijke, die, alvorens hem aan den
beul over te geven, hem met aandoening omhelsde.
De beulsknechten brachten hem daarop naar de
guillotine, en twee seconden later was aan de
menschelijke gerechtigheid voldaan. Aan den voet
van het schavot gekomen, duwde men namelijk
snel op de plank, die naar beneden ging, en toen
do scherprechter op een knop drukte, viel het hoofd
van het lichaam. Eene huivering ging door de leden
der toeschouwers.
Zoodra het hoofd van den gedoode bij het lichaam
in de mand gelegd was, werd het mes der guillotine
schoon gemaakt en ook het schavot zelf afgespoeld.
Daarna ging men in de gevangenis terug, om
spoedig met Marchandon weer te verschijnen. Toen
men dezen gewekt had, was mede zijn eerste vraag,
of hij nog aan zijne moeder kon sohrijveD, en ook
hem werd dit niet gewoigerd. Voor voedsel bedankte
hij, evenals Gaspard. Geen enkel woord deed hij
hooren.
Op den weg naar het schavot werd hij onder
steund door de beide geestelijken, die hem moed
in spraken. Hij liep met gebukten hoofde en wan
kelenden tred; zijn gelaat was doodeljjk bleek. Het
zou moeielijk te zeggen zijn, of er nog en welke
gedachten er rezen in dit reeds half gebroken
lichaammen zag zelfs niet de minste beweging
in zijne lippen, toen hem het crucifix voor den
laatsten kus werd voorgehouden. Een der geeste
lijken omarmde hem, en daarna vatten twee beuls
knechten hem aan.
Op dit oogenblik was het alsof bij onwillekeurig
eene schrede achteruit wilde doen, maar oogenblik-
kelijk greep de beul Deibier hem met eene forsche
hand aan en duwde hem op de bascule. Twee
seconden voor den ongelukkige twee eeuwen
bleef hij daar geknield, toen het vallende mes hem
het hoofd van het lichaam sneed. Zijn lijk weed
gevoegd bij dat van Gaspard.
Toen men zijn hoofd opnam, om het met het
lichaam in de mand te leggen, zag men, dat het
geheel met bloed en boutsplinters bedekt was; dat
van Gaspard daarentegen was zoo blank als was
opgenomen.
Niet lang duurde het, of de treurige tocht naar
het kerkhof van Ivry werd aangevangen. Een half
uur later was het schavot weggebroken, het plein
met water afgespoeld en de politie ingerukt. Als
een hoop wilden stortte zich nu het gepeupel op
de noodlottige plek, en scheen als het ware gelukkig,
toen het nog een paar droppels bloed op het
plaveisel ontdekte!
Na de vormelijke begrafenis op het kerkhof
werden de lijken der beide misdadigers naar de
Ecole de médócine gebracht, maar de daar aan
wezige professoren verklaarden dat het reeds te
laat was om er nog physiologische proeven mede
te nemen. Zij werden daarop naar de ontleedkamer
vervoerd.
Na de executie van Marchardon deelde de direc
teur der gevangenis aan Meyer, den medeplichtige
van Gaspard, mede, dat de doodstraf, waartoe ook
hjj veroordeeld was, in levenslange tuchthuisstraf
was veranderd.
De ellendeling gevoelde zich ongesteld van
vreugde. Deze was begrijpelijker, omdat Meyer het
vertrek van Marchandon naar het schavot in zijne
cel gehoord bad en oen uur lang al de angsten
doorgestaan had van een veroordeelde, die zijn
laatste uur ziet naderen. Ondanks zijn bewakers
was bij opgestaan, zoodra hij beweging in de cel
van zijn buurman gehoord had, en zeer opgewonden
hield hij niet op met roepen„nu is het mijn
beurt!" Toen het onmogelijk bleek Meyer tot be
daren te brengen, riep men den directeur, die hem
offioieel zijn gratie mededeelde.
Nog eene derde terechtstelling heeft deze week in
Frankrijk plaats gehad. Te Saint Omer is de 22-
jarige misdadiger Louis Pain geguillotineerd. De
misdaad van dezen jongen man was moord, met
het doel om te stelen. Dat de appel in deze niet
ver van den boom valt, mag wel gezegd worden.
Pains vader stierf op de galeien; zijn grootvader
werd geradbraakt, en men huivert bij de gedachte,
dat de vrouw van den ter dood gebrachtte weldra
aan een vierde geslacht in deze treurige familie bet
levenslicht moet schenken.
Dit Ems.
Ik ben ziek, en goed ziek ook. Goddank! Het
heeft lang geduurd en enorm veel moeite gekost,
eer dat ik het zoo ver heb kunnen brengen. Met
geduld, inspannig en volharding heb ik mjj moeten
wapenen om dezen abnormalen toestand te verkrijgen.
Ik moest echter wel, wilde ik niet tot mikpunt
blijven der algemeene hilariteit, zooals zulks den
eersten dag van mijn verblijf alhier het geval was.
Reeds om zeven uren des morgens was ik dien
dag bij de heilaanbrengende bron om mijn oor te
wijden aan de schoone muziek van Longenbach's
kapel en mijn blik te laten dwalen over die krioe
lende menigte, die zich hier bewoog.
Hier hoorde ik alle mogeljjke talen Hollandsch
niet het minsthier ontwaarde ik alle mogelijke
typen, Mosaïsche niet hot minst, - allen en alles
voorzien met het glas vol van het schuimende
gezondheidsvochtmaar tevens merkte ik ook hier
dat mijn persoon van alle die naties en van alle
die typon de algemeene aandacht trok.
Een ieder keek mij aan, eerst met verwondering,
welke echter spoedig plaats maakte voor een spot-
tenden lach. Ik bekeek mijne schoenen, mijne geheele
kleeding, mijn hoed, ging zelfs voor een spiegel
staan, hopende datgene te vinden, wat mijne persoon
lijkheid zoo bespottelijk maakte.
Ik kon echter niets ontdekken. Ik ging terug
naar mijn hotel, nam ook m|jne geheele kleeding
van achteren in oogenschouw, echter met hetzelfde
resultaat.
Met zelfvertrouwen en met de stellige overtuiging
dat het slechts verbeelding geweest was, keerde ik
terug. Maar neen, het was werkelijk geen verbeel
ding: ik bleef steeds de aandacht trekken en er
was niemand, m|j bekend, aan wien ik de reden
van dit zonderlinge feit kon vragen. Er bleef mij
derhalve slechts ééa middel over en tot dat middel
nam ik mjjne toevlucht.
Den eersten den besten Hollandsch sprekenden
heer verzocht ik beleefd mij opheldering te geven
van hetgeen mij zoo raadselachtig toescheen.
„Wel, m|jn beste vriend", antwoordde h|j mii,
„dat i's doodeenvoudig: Je beDt niet ziek."
Op dat oogenblik meende ik dat hjj het terdege
was, en wel in zijn hersens.
gggyaasBsgwa
„Hier", vervolgde hij echter, „moet je ziek ziin
of anders doen of je het waart; hier moetje water
drinken. Hier is iedereen ziek en die het niet is
hoort hier niet."
Mijn vertrouwen in mijn landgenoot keerde ter
stond terug, werd zelfs vergroot toen ik alle onder
officieren en manschappen van het Emser garnizoen
ook al met een gevuld glas heen en weer zag
marcheeren, maar vooral besefte ik de waarheid
zjjner woorden, toen ik ook drie Leidsche studenten
ontwaarde, die ook al in dit vroege morgenuur heil
tegen hunne kwaal kwamen zoeken. Die moesten
volgens mijne bescheidene meening al buitengewoon
ziek zijn.
Ik wist dus niets beters te doen dan ook slechts
een glas te koopon om daaruit gezondheid te putten.
Triomfantelijk richtte ik mjjne schreden naar de
hübsche Frauleio, vertrouwde mjjn ledig glas in
hare handen en mocht het gevuld daaruit terug
erlangen.
Mijn Ijjden had echter nog geen einde genomen.
Nauweljjks had ik eene zitplaats veroverd naast
eene dikke Duitsche dame, meenende thans op
mjj a gemak voor het heil van mjjn would be krank
lichaam te kunnen zorg dragen, toen deze mij op
meewarenden toon vroeg wat eigenlijk mjjn euvel was.
„Buibpjjn", antwoordde ik zonder eenige aarze
ling, en om eenigen schijn van waarheid aan dit
woord te geven, legde ik mjjn hand op dit voedsel
inhoudende lichaamsdeel en sloeg mjjne oogen kom
mervol ten hemel.
„Buikpjjo!" herhaalde zij op verwonderden toon.
„Denkt gij hier baat daarvoor te vinden? Slechts
keel- en borstljjders vinden hier genezing. Voor
uwe kwaal dient Ereuznach of Earlsbad, of eene
andere Badeort," weet ik het, welke zij noemde.
Alleen wist ik dat ik een koloBsalen flater had
begaan en van dat oogenblik was het dan ook
mjjn vast voornemen zoolang als mjjn verbljjf te
Ems duurde een keellijder te zjjn.
Met dit plan en met de stellige overtuiging qu'on
ne m'y prendrait plus, richtte ik den volgenden
morgen mijne schreden naar de Kraenohenbrnnnen,
niet vermoedende dat mii daar wederom eene nieuwe
teleurstelling wachtte.
Reeds driemaal had ik mijn glaa met het gezond
heid aanbrengende vocht geledigd, reeds driemaal
was ik een kneip ingeknepen om dat alles met bier
te besprenkelen, toen een Fransche heer, waar
schijnlijk in de kracht mjjner kuur hiertoe aan
leiding vindende, op deernis - maar tevens op be-
njjdenswaardigen toon naar den aard mjjner krank
heid informeerde.
„Keelpjjo," zeide ik, „en flink ook."
„Wat keelpjjn," vroeg hjj bljjkbaar hierover nog
meer verwonderd dan de Duitsche dame over mjjn
buikkwaal. „Keelpijn 1" herhaalde hjj, „en gij drinkt
water van de Kraenchenbrunnendeze dienen toch
uitsluitend voor borstlijders. Slechts aan de Kessel-
brunnen kunt gjj heil vinden."
„Nu, ook al goed," dacht ik en tevens bewerende
dat dit, te Ems ten minste, mjjne laatste bokken-
jacht zoude geweest zijn stapte ik naar de Kessel-
bruunen. Dat water kan mij echter volstrekt niet
bekoren en evenmin de Fraulein, die daar bediende.
Beiden, water en Fraulein, waren leeljjker dan bij
de Kraenchenbrunnen. Ik besloot dus mjjne keel
aandoening te laten varen en liever borstljjder te
worden.
En dat ben ik nu en met eere. 's Morgens drink
ik, 's middags wederom en 's avonds evenzoo, en
alles regelmatig op de tonen der muziek, slechts
ééne hoop koesterende: dat deze gezondheidskuur
mjj niet werkeljjk ziek maakt.
12 Aug. 1885. Mr. Clovis.
Programma's wan Muziekuitvoeringen.
Musis Sacrum. Zondag 16 Ang„ des middags te half-
twee, door de stafmnzielc van het 4de regiment infanterie, kapel
meester de heer H. A. Grentzius. 1ste afd.No. 1. Trans-
vaalsche Marsch, Messink2. Ouverture „Sommernachtstraum,"
Suppé; 3. Valse „The Cloister," Prout; 4. Fantaisie „Fête a
Bord," Heymans; 5. Galop Militaire, Bohm. 2de afd: No.
6. Ouverture „La Part du Diable," Auber; 7. Paraphrase „Wie
schön bist du," Neswadba; 8. Potpourri „La Sonnambulej'
Bellini; 9. Polka de Concert ponr deui Pistons, Renard.
M ar Ut berichten.
Leiden, 15 Aug. Heden aangevoerd Tarwe 4 hectoliter. Win
ertaiwe 7.60 a 8.Zomertarwe 7.a 7.50.
Rogge 3 H. L. Winterrogge 6.60 a 6.90. Zomerrogg'
f 5.90 a f 6.25 Gent 4 H. L. Zomergerat 4.25
f 5.Chevalier-gerst 1 5.75 a 6.25. Haver 3 H. L
Zware Haver 4.20 a 4.70.Lichte Haver ƒ3.a f 3.90.
Duivenboonen 2 hectol 6.50 a f 7.60. PaardenbooneD 1
hectol. 5.70 a f 6.60
Boter: 6730 kg. Grasboter, late qnalit. l/4 vat f 52.a f 53
Scheiboter ïde qualit. ]K va' f 41 a 50.Grasboter
la's qnalit.per iilogr. 1 1.80a./ 1.45 Scheiboter ?deqnalit-
er kilogr. t 1.10 a f 1.25..
1 tnge Zzsjtt Tuïi 6^00 öubb, hectol-, C.23 s f 0 25.