TE MOOI! Donderdag 16 Juli. FEUILLETON. N°. 7792. A0. 1885. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post1A0. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer/0.17$. Groolere letters naar plaatsruimte. Voor het incassea- ren buiten de stad wordt 0.10 berekend. 17) Naar het Fransch VAN ANDRÉ GIRARD. f n**- (Vervolg.) XXIV. Een maand later voelde Denise haar zenuwachti- gen toestand zooveel erger worden, dat zij een ge neesheer liet komen. De dokter van lady Mac Appley kwam, hij ondervroeg het jonge meisje, schreef een onschuldig recept voor en begon de ka mer op en neer te loopen. Eindelijk bleef hij staan en zeide: Uwe ziekte, mademoiselle, komt voort uit ver veling en wel eene van zeer gecompliceerden aard.Voor dit soort verveling raad ik jongelieden het huwelijk aan, dat is een uitstekend middel tegen zulke zwaarmoedige stemmingen. In plaats van in gebeelde bezwaren heeft men echtede mensch is voor de werkelijkheid gemaakt. Mijne visite is één pond. Ik heb de eer u te groeten. Dat moet een krankzinnigendokter zijn, dacht Denise; gewoonlijk zijn dezen nog minder wijs dan de gekken zelf. En ongeduldig, knorrig over dezen uitslag, barstte zij in tranen uit. Dien avond bemerkte zij dat lord Mac Appley haar met een zonderling doordringenden blik aanzag. Als zij hare oogen naar hem ophief, keerde hij de zijne zonder gemaaktheid af en richtte eenige woor den tot Daisy met eene stem, waarvan de klank, an ders zoo hoog, eenigszins dof was. De kinderjuffrouw kwam de kinderen halen. Denise wilde hen volgen, maar de baron hield haar met eene kleine beweging tegen. Mademoiselle Resve, zei hij, ik geloof dat gij een medelijdend gemoed hebt. Denise boog het hoofd. Welnu, beklaag mij, ik ben diep ongelukkig. Denise voelde in dit woord zóóveel smart weer klinken, dat zij tegen wil en dank trilde, en onwille keurig stak zij hem hare hand toe, zeggende: Zoo mijn medelijden van eenigen troost kan zijn voor uwe smart, my lord, dan geef ik u die van ganscher harte. Van zeer veel troost. En hij liet hare hand, die hij ter nauwernood had aangeraakt, weder vallen. My lady sliep door. Tegen het einde van Mei ging de familie naar buiten, op een oud kasteel, dat dagteekende uit den tijd van Jacobus V en aan lord Mac Appley toe behoorde. V- De eerste rozen bloeiden en lieten hare blaadjes vallen, de nestjes bevolkten zich met kleine vogeltjes en weldra begonnen dezen onder de groene takken te vliegen; de tijd ging zijn gang, maar de baron maakte geen nieuwe toespelingen op het medelijden waarom hij gevraagd had. Uitgezonderd eenige dineetjes met de buren, waar noch de onderwijzeres, noch de kinderen deel aan namen, was het leven op Appley Castle zoo mo gelijk nog eentoniger dan te Edinburg. Denise had echter sedert hare komst eenige verlichting gevoeld. Zij hield van de natuur en de bekoorlijke kalmte van het buitenleven drong langzamerhand in haar geheele ziel door. Haar geheimzinnig lijden verdween onder dezen wolkeloozen hemelzij betuigde aan zichzelve dat zij nu toch eigentlijk bezat wat zij tot nu toe tevergeefs gewenscht had: eene vaste betrek king, die, voorzoover zij vooruit kon zien, voor vele jaren verzekerd was. Op een Augustus-avond, terwijl Denise bezig was om met de kleine Daisy wol op te winden voor my- lady, keerde de baron zich tot haar en vroeg: A propros, mademoiselle, is u Katholiek Ja mylord, wist u dat niet? Ik heb het tot nog toe niet noodig gevonden daarnaar te vragen.Echt Roomsch-Katholiek na tuurlijk zonder middelweg. Zonder eenige afwijking van die beginselen. Het spijt mij het spijt mij zeer. Waarom, mylord? Is u bang dat ik uwe doch tertjes van het protestantisme afkeerig zal maken? Integendeel; mijn geweten dringt er mij toe om nooit met hen over godsdienstige onderwerpen te praten. Ik heb een diepen eerbied voor de vrijheid en ik ben er van overtuigd dat God niemand ver werpen zal die hem trouw en oprecht heeft liefge had en gediend. Zoudt ge zelve niet Protestantsch willen worden Zeker niet. Dan is het alleen voor uzelve dat u geen af wijking toelaat? Ik gevoel de noodzakelijkheid daarvan niet, my lord. En zoo die noodzakelijkheid gebiedend werd Niets is gebiedender dan plicht. Gij zijt een van die ongelukkige en egoïste we zens die men volmaakte menschen noemt. Ik ben van meening dat als men vaste begin selen heeft, men zich daaraan houden moet. Mag ik weten, mylord, of eenige ongerustheid over den gods dienst uwer kinderen u die vragen heeft doen stellen Ik vind het niet aangenaam als men mij on dervraagt; laat dat, wat ik u bidden mag. Denkt gij niet dat gij al te origineel wordt, Edgar? zeide lady Mac Appley, met moeite hare oogen openende. Ahgoeden morgen, lieve, zeide haar man. In derdaad, ik denk een massa dingen die ge zeker zeer origineel zoudt vinden.Het spijt mij dat ik u wakker heb gemaakt, ik raad u aan om maar weer in te slapen. Hij stond op, ging naar een venster en trommelde een marsch op de ruiten. My lady dutte weer in. Ik vrees dat dit leven u ongeduldig maakt, mademoiselle, zeide de baron na eenige oogenblikken. In het geheel niet. Lord Mac Appley kwam bij het licht terug en terwijl hij voor Denise ging staan, vroeg hij zacht: En zoo zijt gij geheel vrij van eenig aardsch belang? Wat meent u daarmee, mylord? Liefde, huwelijk, wat doet gij daarmee? Wat ik er mee doe? Ja, waarom ^bedient ge u daar niet van, even als iedereen Ik trouw niet, mylord, omdat men mij niet ten huwelijk vraagt... men vraagt geen arme meis jes, ik geloof niet dat ik u daar iets nieuws leer. Neen.Het is opmerkelijk dat de wensch naar jonge meisjes zonder fortuin alleen maar bij getrouwde mannen opkomt.Gij laat mij praten, mademoiselle Resve, ik heb in mijn huis nog nooit zooveel ge zegd, als sinds den tijd dat u hier is. Welk denk beeld maakt gij u van mijn huwelijksgeluk? Dat is een onderwerp waarover ik mijne ge dachten niet Iaat gaan, tegenover u zou het zeer on bescheiden zijn en zeer doelloos voor mij. Staat doelloos dan gelijk met onverschillig? waarom is mijn geluk u onverschillig? Dat zeg ik niet.Ik wensch integendeel dat u zeer gelukkig moogt zijn. Maar gij zult mij toestemmen dat het geluk, dat ge mij zoo edelmoedig toewenscht, onmogelijk is. Ik vind niet dat het mij past u hierop te ant woorden. Drie maanden geleden heb ik u gezegd om de drie maanden hebben wij een gesprek samen dat ik diep ongelukkig was... O, dat is allerliefst! daar wordt m y 1 a d y voorgoed wakker. Wezenlijk, mompelde Denise, naar boven gaande, ik vind het maar prettiger als hij niet praat.Ze ker is het dat hij lijdt; uit elk woord spreekt bit terheid. Wat een vrouw heeft hij ook? Honderd vijf tig ponden georganiseerde stof. XXV. De herfst was gekomen, zware grijze wolken be dekten den somberen hemel, waarlangs van tijd tot tijd geheele vluchten vogels voorttrokken, op weg naar het zuiden. In den tuin van het kasteel hoorde men de bladerlooze takken kraken onder den storm wind. Een oud vogelnestje van de vorige lente was uit de boomen gevallen en lag onder dorre bladeren in een der lanen. Ga op het gras loopen, liefje, zeide lord Mac Appley, de kleine Daisy, die hij in zijne armen droeg, op den grond zettende. Hij raapte het nestje op, bekeek het een oogen- blik, en wendde zich tot Denise: Is het geen treurig denkbeeld, zeide hij, dat er meer liefde heeft gewoond in dit kleine zwakke verblijf dan in dat uitgestrekte kasteel? En toch, na de liefde is er niets hoogerszonder haar is de wereld slechts een oneindig ledig, een schitterend niets. Eens hebt gij mij gezegd, mademoiselle: Zoo mijn medelijden u eenig goed kan doen, dan schenk ik u dat van ganscher harte. Sedert dien dag heb ik nagedacht op welke wijze ik voor altijd nog iets beters dan dat medelijden zou kunnen hebben, maar het schijnt dat het niet voldoende is te toonen wie ik ben om u aan mij te verbinden. Welke verwon derde blikken werpt gij mij toeZonder twijfel denkt ge bij uzelve dat de declaraties in romans anders klinken, maar het behaagt mij nu eens tegen de étiquette te zondigen. Ik vind, mylord, dat uw scherts van zeer twij- felachtigen aard wordt. Hij greep haar bij den arm en drukte dien met hartstochtelijke hevigheid. Zie mij aan zeide hij op doffen toon zie mij goed aan, scherts ik? Hij was doodsbleek: zijne lippen trilden onderden knevel en Denise voelde zijn hart met ongeregelde slagen kloppen. Luister naar mij hernam hij en om Godswil, val mij niet in de rede met uwe kostschool- phrazen. Een maand na uwe komst heb ik tot mij zei ven gezegd: Ziedaar de persoon die het lot voor u bewaard heeft; alles wat gij vroeger bemind en gedroomd hebt, is vereenigd in haar. Ik berustte er in deze ironie van het lot te dragen, altijd vertrou wende dat gij, evenals uwe voorgangsters, na de derde maand zoudt vertrekken. Maar gij zijt geble ven en ik beken het, met eene zeldzame standvas tigheid. Bijna een jaar lang zie ik voor mijne oogen het contrast tusschen hetgeen is en hetgeen had kunnen zijn... Waarom zijt ge gebleven? Wees ten minste oprecht genoeg om toe te geven dat ik niets heb gedaan om dit graf voor u op te vroolijken. Ik wilde u tot de mijne maken, u tot mijne vrouw maken, begrijpt ge? Genoeg, om 's Hemels wil, genoeg. U naar een land brengen, waar de echtschei ding wettig is; maar ge hebt mij gezegd dat ge Ka tholiek waart, zonder eenige afwijking van die be ginselen toe te laten. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1