koloniën. Serooskerko grove baldadigheden gepleegd zjjn tegenover jongelui, die onder Middelburg en Veere wonen. Op dien dag gingen velen, ouder gewoonte, bij gelegenheid der kermis te Westkapelle een rjjtoertje maken over Koudekerke, Biggekerke, Zoutelande, Westkapelle, Domburg, Oostkapelle en Serooskerke. Bijna elke wagen werd echter in laatstgenoemde gemeente aangehouden, en den inzittenden werd gevraagd of zij uit Yeere of 't Zand waren. Was dit niet het geval, dan mochten zij ongestoord doorrijden, maar waren zij daarvan af komstig, dan werden zij deerlijk mishandeld. Kuiters werden met ateenen gegooid en met stokken geslagen, terwijl de paarden werden vastgehoudenmenigeen moest tot zelfverdediging van zijn mes gebruik maken, en moest zijn hoofddeksel in den steek laten. Uit een boerenwagen, waarin drie paartjes en een voerman zaten, werd laatstgenoemde met ge weld gesleurd; toen de jongens hem te hulp spron gen, had men de lafhartigheid het paard met den wagen, waarin zich alleen de meisjes bevonden, op hol te jagen. Door tegenwoordigheid van geest wist een harer het beest, nadat het eenigen tijd door gerend had, tot staan te brengen. Van een anderen boerenwagen was bijna alles aan flarden gesneden. Al die baldadigheden werden gepleegd midden in de kom der gemeente, tusschen des avonds 7 en 10 uren, en geschiedden met voorbedachten rade. Eene oude veete was oorzaak dat er eene gespannen verhouding bestond tusschen de Serooskerkenaars, de Veerenaars en de z. g. 't Zandtenaars Uit Oosterbeek meldt men dat aldaar Zaterdag-avond met den stoomtram bijna een ernstig ongeluk had plaats gehad. Toen de laatste trein van Arnhem naar Wageningen omstreeks kwart over tienen nabij het landgoed „Mariendal" was gekomen en met volle vaart voorbjjstoomde, be merkte de machinist Van Heusden, dat op eenigen afstand een man tusschen de rails was gaan loopen, die later een zekere H. Jacobs bleek te zijo. Niet tegenstaande de machinist onophoudelijk bleef bellen, verkoos de man deze gevaarlijke wandelplaats niet te verlaten. Toen werd door Van Heusden in een ondenkbaar oogenblik de machine tot staan ge bracht, maar niet vóór dat de persoon werd aan gereden en over den weg geslingerdhad de machi nist de machine niet onmiddellijk daarna eene achter- waartsche beweging laten maken, dan zou Jacobs zijne roekelooze daad met den dood hebben moeten bekoopen. De talrijke passagiers bemerkten van dit ongeval niets anders dan een lichten schok. De man werd onmiddellijk gearresteerd en door den burgemeester in verhoor genomen van het gebeurde is proces-verbaal opgemaakt. In hetjaar 1865 vertrok van Hong kong naar Batavia met ballast het Nederlandsche barkschip „Watergeus", kapitein H. R. Giese. Daar men sedert van het vaartuig niets vernam werd algemeen aangenomen dat het in de Chineesche zee door stormen was vergaan. Dezer dagen kwam echter te Delft een matroos die het vrij onwaarschijnlijk gerucht verbreidde dat hij tot de equipage van de „Watergeus" heeft be hoord en dat het schip niet vergaan, maar door Chineesche zeeroovers is uitgeplunderd. De equipage zou gevangengenomen en tot slavernij gedoemd zijn geworden. Aan den berichtgever alleen was het later gelukt te ontsnappen. Van de matrozen zouden er ook nog enkelen in leven zjjn. Of men hier met een sprookje te doen heeft zal een nader onderzoek spoedig aan het licht brengen. De man, die het bewuste verhaal deed, heeft opgegeven te heeten Martinus Den Duik, afkomstig van Breda. Naar men zegt, moet ook de stuurman A. Van Wijngaarden nog in leven zijn - de ver- haler beschreef dien stuurman, en zijn verhaal had veel waarschijnlijks. Den Duik moet aan de politie te Delft als zijn beroep hebben opgegeven: „zee- roover", maar natuurlijk werd dit beroep niet geldig aaogenomen en is daarvoor in de plaats gesteld „zonder beroep." In de stad Tachau zijn Zaterdag nacht 28 huizen door brand vernield, waaronder het raadhuis, het kantoor der douanen, het kantoor der belastingen en eene kazerne. In het dorp Ulliersreut, dicht bij Taohau, werden Zondag 13 boerenwoningen door brand vernield; een man en eene vrouw kwamen in de vlammen om. BATAVIA, 15 Juni. (Vervolg.) Aan het „Bat. Hbl." wordt uit Kotta-Rsdja gemeld Mocht eenigen tijd geleden de vrede alhier ge proclameerd zgn, en de inwoners van Atjeh zich dus in eene rustige en veilige toekomst verblijden, zoo schijnt dit helaas toch door die vredeverkon- digers verkeerd te zijn ingezien. Het gaat er hier ten minste weer lustig op los, ja, het gelijkt zelfs heel veel op dien ouden tijd, meer aangeduid met de eerste en tweede expeditie. Kanongebulder, geweervuur aan de orde van den dag en nacht. De avond van 16 Mei jl. was ten minste weer een onderwetsch bloedbad, en wol binnen de zoo veilig verklaarde, afgesloten Demmenie-linie. Reeds den 13den waren bij het civiel bestuur berichten ingekomen, dat Toekoe Hoessin een aai - val zou wagen. Den 16den werden die berichten weder bij den assistent-resident gebracht, nu door het hoofd van Lohong, met de toelichting dat Hoessin met 100 man een aanval zou doen. De sectourpatrouilles werden niet gewaarschuwd. De sectie van den lsten luitenant J. C. C. Njjland, slechts 21 bajonetten sterk, en bestaande uit in- landsche fuseliers, twee Europeesche korporaals en een Europeesch sergeant, was eerst 's namiddags om twee uren uitgerukt en kon dus niet voor het invallen van de duisternis terugkomen. Bij een gat in den weg, waarover eene plank ligt, ontving op eens de spits een salvo van den op geen 10 passen afstands in het struikgewas van de sloot verscholen vijand, met het noodlottig ge volg dat de sergeant met zijne 3 manschappen on middellijk zwaar gewond nederstortten. Een oorverdoovend krijgsgeschreeuw was nn het sein tot den klewangaanval, waardoor de achterste manschappen neervielen. De luitenant Njjland hield moedig stand endeed eene poging om met de bajonet den vijand uit zijne stelling te verdrijven. Dit mocht hem niet gelukken, eerstens door de duisternis en tweedens doordat zijne manschappen bij den klewangaanval grootendeels in de sawahs waren teruggedeinsd. Eerst met vier, daarna met twee, eindelijk met ééa man en ten slotte geheel alleen hield de dappere Njjland stand. Hij bleef te midden zijner zwaar ge wonden, die om hulp kermden, na eerst nog over een in doodstrijd stuiptrekkenden strijdmakker te zijn gestruikeld, evenals de hoornblazer terwijl deze een stoot gaf op den hoorn tot het geven van het commando „attaqueeren". De sergeant Steenhuizen, in beide beenen zwaar gewend, kon zich niet meer oprichten, maar onder hield met zijn kleinen voorraad patronen een ge weervuur, waardoor de vijand in de meening ge raakte dat de troep goed stand hield en bleef vuren. Van de inlandsche soldaten hebben zich ook eenigen bijzonder onderscheidenjammer dat een viertal hunner reeds overleden is. De klewanghouwen, die voor den luitenant be stemd waren, werden door den inlandschen hoorn blazer met hoorn en kapmes gepareerd, totdat bij in de sloot stortte en weerloos was. Het kapmes sloeg hem door den houw met de klewang tegen het hoofd, doch, hij was gered. Dit alles greep plaats in een minimum van tjjd. Intus- schen sprongen N. en twee anderen op en wisten den hoofdtroep te bereiken. Op zijn dringend smee- ken om toch hun doode en gewonde kameraden niet in handen van den vijand te laten, sloten zij zich even op, doch toen één der achtersten door een kogel in het been getroffen werd, toen ving de terugtocht andermaal aan. Slechts drie man gaven opnieuw aan N's. oproeping om vooruit te rukken gehoor. Met revolverschoten hield Nijland zajne aanvallers van zich af. Een inlandsch fuselier, die naast hem stond, kreeg twee schoten in het beeD, maar wilde nog meestormen, toen bij op eens een donderbus schot, onder den arm van den luitenant door, in het aangezicht kreeg en vreeseljjk verminkt ter aarde stortte. De vijand liet drie dooden achter. Van onzen kleinen troep werden 2 gedood en 7 gewond, waaraan nu reeds 4 aan de gevolgen zjjn overleden. Aan het kort verslag der residentie Wester- afdeeling van Borneo, loopende van 15 April jl. tot 15 Mei, wordt het volgende ontleend: In het Mandorsche werden geene vijandelijkheden meer gepleegd. Den controleur van Melawi mocht het gelukken de zaak betreffende de Maleiers in de Soengei Man te beëindigen. Daar de moordenaars niet waren gevat, werd aan de schuldige Dajaksche stammen, over eenkomstig de gewoonte, eene geldboete opgelegd. Verder werd het berioht ontvangen van een snel- tocht, door het Serawaksche hoofd Ngoembang ea het BatangKoepar-hoofd Amal, welke laatste binnen onze grenzen gevestigd is, bjj de Sekrang-Dajaks van Serawak gehouden, bjj welke gelegenheid 20 lieden van Sekrang gedood zouden zjjn en de aan vallers 10 dooden zouden hebben bekomen. Volgens het „B. H." wordt voor het jaar 1886 de uitzending van 2000 man suppletie voor het Indisch leger gevraagd. BUITENLAND. Frankrijk In de Kamer van Afgevaardigden werden gist ren door den heer Sadi-Carnot geruststellende med deelingen gedaan met betrekking tot het budgetj^ voor 1886. Hjj zeide o. a. dat het evenwicht tui schen ontvangsten en uitgaven niet schjjnbaar ii maar in werkelijkheid bestaat. Hjj betreurde d aanvallen op de finantieele gesteldheid der Rept bliek, omdat de vjjanden dor republikeinsche it stellingen daaruit een wapen smeden. Het budget van oorlog voor 1886 beloopt, allee wat de buitengewone uitgaven betreft, circa 73', millioen fr., waaronder alleen 17 millioen voorfoi tificatiën aan de kust van Bretagne en aan t Pyreneeën. De Tonkin-medailles zullen heden niet bij t groote 14 Juli-revue te Parjjs worden uitgereil Ze zjjn nog niet gereed. De „Figaro" verzekert dat vóór en tjjde: den bekenden aanval op de Franscho troepen Hué aldaar allerlei gruweljjke tooneelen hebb: plaats gehad. Tal van officieren, soldaten en ande personen, die in verschillende gedeelten der sti verblijf hielden, moeten door het verwoedde grat - overvallen en vermoord zjjn, nadat hunne woning|pj verbrand waren. De bjjzouderheden, dienaangaan. in de berichten van generaal De Conrcy vot komende, zouden, volgens de „Figaro", opzette! zjjn weggelaten. Generaal De Courcy is wel een goed soldaat, nn in het geheel geen slim diplomaat Na zjjne at komst in de hoofdstad van Anam trad hjj te ban op en de voorwaarden, die de regeering van E stelde, wees hjj kortweg van de hand. In Toni was men door den aanval van den öilou uiets rast en ook in Parjjs heeft men hem vooruit i aankomen, daar generaal Brière voortdurend ot de kuiperijen van het hof te Hué, de groote I: rustingeD, zjjne verraderijen en zjjne verstandh ding met China heeft gesproken. Deze bezwaren werden aan de Fransche regeer! door haren hoofd-tolk, den katholieken priester p; Tho, geboren Anammiet, door de bemiddeling r een Franschman, die vroeger te Hué woonde, nu in Frankrjjk is, overgereikt. Deze telegrammen werden door de „Matin' baar gemaakt. De regeeriDg te Hué had aan Frankrjjk te keajj gegeven dat zjj met den aard en de wijze van voering van het verdrag en het optreden vat Fransche bezetting in de citadel in het geheel: tevreden was. Men wist dus te Parjjs zeer goed dat het te Hué zeer kwaadgezind was, maar men stodj zich daaraan niet en liet generaal De Courcy om tegenover Anam naar goeddunken te hand; Zijn optreden zal echter weinig geschikt zjjn ge* om de Anamieten tevreden te stellen. EindJ toen in hunne bezwaren niet te gemoet wenl komen, grepen zjj als laatste middel om zicht te verschaffen, naar de wapens. Spanje. De admiraal Peguala is benoemd tot mii van marine, en de prefect van Madrid tot mis'-l van binnenlandsche zaken. Zondag werden te Madrid 1197 cholê' vallen aangegeven, waarvan 588 met doodel afloop, als: 6 te Madrid, 109 in de provincie cia, 296 in de provincie Valencia. flroot-Britaunië. Generaal lord Wolseley is gisternamiddsg zjjn staf aan het Victoriastation te Londen x komen en door de menigte luide toegejuicht. De „Times" verneemt uit Durban d> anarchie in Zoeloeland grooter dan ooit is Boeren schijnen, uit vrees voor eene bloedigs sing, te aarzelen hun gezag te handhaven. Volgens de „St.-James Gazette" g»«: gerucht dat lord Lyons ontslag zal aanvragen zant te Parijs en vervangen worden door lord U

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 2