TE MOOI! N°. 7781. Vrijdag 3 Juli. A0. 1885. FEUILLETON. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Fran-.o per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTEN'TIEN: Van 16 regels ƒ1.03. Iedere regel meer 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het mcassee- ren builen de stad wordt ƒ0.10 berekend. 18) Naar het Fransch VAN AND RÉ GERARD. Vervolg.) Mevrouw Deroille kon hare dankbaarheid voor Denise slechts uitdrukken door hare tranenarme vrouw, dat was het eenige wat haar overgebleven was; hare beide oogen om te schreien. Haar man dood, een geknakte gezondheid, hare lessen verloopen en dan vijf kinderen om groot te brengen 1 Eenig geld van haar laatste lessen en die van haar man was men haar nog schuldig. Denise schreef aan de families, die reeds naar buiten waren vertrokken en zoodra zij de zieke alleen kon laten, begaf zij zich in persoon naar de andere. Eens moest zij wezen bij de gravin Cdie de hoogste nota moest betalenbijna tweehonderd fran ken. Graaf Contving baar. Het was een jong man, reeds een beetje kaal, meteenigzins verloopen voor komen en wiens geheele persoonlijkheid een toonbeeld was van hetgeen men gewoonlijk „sterk leven" noemt. Terwijl Denise hem de reden harer komst vertelde, keek bij haar aan met die onbeschaamdheid en dien zekeren blik, die bij heeren uit de meeste beschaafde kringen, zonder dat zij het misschien zelf vermoeden, tot een slechte gewoonte wordt, die zij in de demi- monde hebben opgedaan. Verlegen en verontwaardigd, haastte Denise zich om op te «taan, om hem te doen zien dat zij niets meer te zeggen had en dat zij op de betaling wachtte. De graaf nam de nota aan, zag naar het totaal, •n zeide achteloos Zeer goed, mejuffrouw, ik zal er de gravin over schrijven; zij regelt zulke zaken, de kinderen betref fende. Hij wierp de nota op een kaartenbakje, en groette - denkende dat het jammer was dat die mooie juffro^.- zich zoo goed hield. Den volgenden morgen tegen twee uren liep Denise op den boulevard, op weg naar een familie die de laatste rekening schuldig was. Treurig en vermoeid, ging zij langzaam voorwaarts, in gedachten verdiept, rich afvragende op welke wijze zij aan de arme mevrouw Deroille in hare ellende tegemoet kon komen, daar deze nog veel te zwak was om hare lessen weer te beginnen- Voor het bekende restaurant van Tortoni gekomen, bleeV' zij een oogenblik staan, half uit nieuwsgierig heid en ook om eventjes uit te rusten, daar zij een tiental menschen om een keurige coupé zag staan de coupó was van binnen gecaptonneerd in goud kleur en bespannen met twee prachtige koolzwarte paarden. Op den bok prijkte een koetsier in zwarte en gele liverei en bij het portier stond een Engel- sche groom, die de omstanders zeer uit de hoogte aankeek. Daar ging de deur bij Tortoni open en een jonge vrouw, eene brunette, gekleed in donker rood fluweel, met een kostbaren mantel van bont, liep haastig naar de coupé; zij werd gevolgd door een bleek heer, gekleed naar de allerlaatste mode. Het was m-aaf CDe jonge vrouw ging alleen in het .jtuig, na hem de hand gedrukt hebben en de coupé reed voort met een snelheid die weldra die van al de andere rijtuigen overtrof. Op het oogenblik dat de koetsier de leidsels opnam, wierp een straatjon gen, die naar dit alles met groote belangstelling had jetaan kijken, zijn pet in de lucht en riep mei schorre *tem: „Een premie op de deugd, dames 1" Op den boulevard ging een luid gelach op. Verrukt over zijn ririces vervolgde hij; „Die kleine Zénalde, of zij ook is opgeklommen in de wereld! nog geen twee jaren geleden leerde zij strijken bij mijne tante! Dat heet ik vooruitgang 1" Denise walgde van het denbeeld dat die zelfde graaf C., die den vorigen avond eene arme weduwe niet kon betalen, het nu aan geen geld ontbrak om te déjeuneeren met een geëmancipeerde strijkster. Men moet toestemmen dat die heeren niet trotsch zijn. Mademoiselle Resve, zeide plotseling een stem achter haar. Denise keerde zich om. - Marguérite Da venei 1 riep zij uit. In eigen persoon... zeide het jonge meisje, Denise's arm nemende. Ik dacht dat ge in Moskou waart? Daar kom ik vandaan. Maar ge waart voor vijf jaren verbonden. Dat is waar. En ik was er heel goed bij de familie Nierskine. Aardige kinderen; de ouders draag lijk; alles ging naar wensch, totdat de oudste zoon van een reis uit Duitschland terug kwam, een jong- mensch van drie en twintig jaren, die het in zijn hoofd kreeg op mij verlield te worden. In alle hoeken van het huis kwam ik hem tegen. Ik zeide er niets van aan de ouders, uit angst dat zij er boos over zouden zijn, en mij als belooning weg zouden z*nden. Ik gevoelde mij zeer goed in staat zelve te wa ken. Ik had, helaas! gerekend buiten de jaloezie eener kamenier. Hoe deze er in slaagde om mij zwart te maken bij mijnheer en mevrouw, weet ik niet; maar zeker is het dat op een mooien morgen ik mijn afscheid kreeg, met verwijten over mijne coquetterie en mijne lichtzinnigheid en eene volstrekte weigering om mij een getuigschrift uit te reiken. Dat kon mevrouw Nierskine niet overeen brengen met haar geweten. Ziedaar, mijn beste, hoe ik uit Moskou ben terugge komen. Mijn beminnelijke tante ontving mij met de noodige preken. Nu loop ik in Parijs rond met eenige roebels die ik nog bezit. En dan zullen wij zien. Denise maakte eene beweging van schrik. O, wees gerustl... ik ben niet van plan mij te verkoopen, maar sterven kan men altijd Wat een dwaasheid! Vindt ge dan niets? Hetzellde beletsel als vóór mijn vertrekdat ik geen muziek kan onderwijzen 1 Zijt ge niet in Sainte Marie? Daar ben ik. En gij? ook zonder plaats? Ik verlaat mijn derde juist. Wezenlijk? Altijd vee! te mooi, niet waar? En op hare beurt vertelde de arme Denise hare geschiedenis. XIX. Twee en een halve maand later verliet de stoom boot „the Prince Impérial", op een kouden October- avond, de haven van Boulogne, op reis naar Londen. Op het dek stonden twee dames, gekleed in lange regenmantels, het gelaat bedekt met dikke bruine voiles; zij leunden over de verschansing en staarden peinzend in de golven. Eensklaps hief een van haar het hoofd op. Zoo daarboven niets wasl zeide zij, op den donkeren hemel wijzende, dan zouden deze nachten, deze diepe golven zich wel over ons mogen sluiten. O, ik zou mij willen voelen omarmen door die groote golf die daar aankomt.Zacht bewegend graf, dat zijne dooden wiegt, o, ge brengt mij in verzoeking 1 Ge windt u op, ge maakt u koortsig, Marguerite, zeide Denise, haar sluier oplichtende en daardoor haar lief gelaat, vermagerd en verbleekt vertoonende. Voor drie jaren waart ge veel moediger, toen ik u gekend heb in Sainte-Marie. O, maar vóór drie jaren, ofschoon ik al niet veel verwachting van het leven had, hoopte ik toch op een minder moeielijk bestaanik geloofde aan het medelijden, aan de rechtvaardigheid en nu? om dat ik geen getuigschrift heb en omdat men u drie maal achter elkaar bedankt heeft, zonder dat men u iets kan verwijten, wil geen der bureaux verant woordelijk zijn voor onze plaatsing en overal ziet men ons ongeloovig aan! O, die achterdochtige blik» ken! Wat zou er van ons geworden zijn zoo wij in een courant de advertentie niet gezien hadden van eene dame uit Londen die onderwijzeressen bij zich ontvangt en plaatst, en op betaling wacht totdat men zijn eerste jaar salaris ontvangen heeft. Ik weet bet waarlijk nietl Wat een ontdekking, die goede mrs. Belli Zij moet een philantroop zijn; ik veronderstel dat zij eenig in haar soort is, ik heb in Frankrijk nooit van zoo iets hooren spreken. Ik ook niet... Ik vind den biief van mrs. Bell zeer welwillend; zij begrijpt volkomen dat wij ge heel onschuldig zijn aan al onze ongelukken. Den volgenden morgen te vijf uren in den ochtend kwamen onze twee reizigsters in de City aan; de lange rij van cabs was nauwelijks zichtbaar door den dikken mist. De stad was er geheel door bedekt dikke nevel en dampen stegen uit de straten op. De gaslichten flikkerden met een geel schijnsel in dezen vochtigen dampkring, aan gevallen sterren gelijk. Neen maar, zeg eens, riep Marguerite Davenel uit, komen wij uit de Theems of gaan wij er weer in? Wij gelijken allen wel op Chineesche schimmen, en dat noemen zij nog wel hun „Alhion." Koetsier, zeide Denise Resve, Montague Place, Russell Square. Zij stegen iu de cab, die ijlings ver* trok. Alleen in Engeland en in RumeniS vindt men huurrijtuigen die snel gaan. De jonge meisjes zagen met verbaasde oogen het ontwaken van Londen aan. De armen kwamen te voorschijn uit de hoeken en gaten waar zij den nacht hadden doorgebracht en begonnen hun ontbijt voor de vuilnishoopen, waar zij elkaar de korsten brood, de bedorven stukjes vleesch, door de honden versmaad, betwistten. Zij zagen daar een vrouw staan, wier hoofd bedekt was met een geel satijnen hoed, met een touwtje onder de kin vastgebonden; haar naakte en magere beenen kwamen te voorschijn uit een te korte flu- weelen japon, die vroeger blauw was geweest. Naast haar stond een grijsaard, gekleed in een rok, of lie ver in de overblijfselen van een rok, op de borst geheel open; deze gaping had hij met een oude cou rant toegestopt. Een oude versleten hoed, nog ver sierd met een stuk krip, zakte hem over de oogen. De hemel weet welken rouw hij droeg met deze laatste overblijfselen van de smart eens onbekenden. Tusschen dezen man en die vrouw kropen twee kleine jongens, bleek en verwaarloosd en bijna on gekleed. Een paar groote aschwagens hadden de cab ge- genoodzaakt een oogenblik stil te staan. Denise en Marguerite zagen dus deze afschuwelijke groep in al de naaktheid. Dit tooneel, geheel nieuw voor beiden, maakte een diepen indruk op haar gemoed. Om diep medelijden met de armen te hebben, moet men ze in dit land zien, zeide Marguerite. Come here, boysl riep Denise. En zij wierp eenige stuivers in de uitgestrekte handen der onge lukkige knapen. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1