N°. 7776, Zaterdag 27 Juni. A0. 1885.
TE MOOI!
FEUILLETON.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
LEIDSCH «i DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Frineo per post1.40.
Af/.onderlijke Nommers0.05.
41)
Naar het Fransch
VAN
ANDRÉ GERARD.
{Vervolg.)
Daar "kwam de romaneske Oscar aan!
Welnu, zeide de vader, hem strak aanziende,
wat heb jij te vertellen?
Oscar, brommig, liet zijne lorgnet vallen hij
was voor de leus bijziende gaapte achter zijn
handschoenen en zeide:
Ik? niets.
En na een oogenblik stilzwijgen, voegde hij er
levendig bij
Ik zeg alleen, dat mevrouw Fortuna niemand
op zijn plaats zet en dat mademoiselle Resve in haar
goedkoop japonnetje en haar verflenst hoedje, tus-
schen haar twee opgesierde leerlingen er uitziet als
een lelie tusschen twee stokrozen. Ik verzeker u, papa
en mama, dat ik niet zoo'n ezel zijn zal om die in
grijze zijde gekleede kruidnagelbloem te trouwen
Die twee meisjes zijn caricaturen. Coralie ziet er uit
•alsof zij tusschen een deur geknepen is, en de andere
schijnt op haar gezicht gevallen te zijn.Ik lach
wat om haar bruidschat
Met deze .groote woorden, zette Oscar zijn lorgnet
op en draaide zich om.
Papa en mama Brécart bleven een oogenblik ver
stomd zitten.
Om zoo een meisje te behandelen, een meisje dat
driehonderdduizend franken waard was, omdat zij er
niet zoo gracieus uitzagen wat kwam dat er
op aan?
Mevrouw Brécart trok hare handschoenen aan,
boog zich over tot haar man en zeide
Ziehier het eenige middel om dit ongeluk te
voorkomen, luister goed.
En terwijl men de „Traviata" speelde, luisterde
de bankier naar zijne vrouw, soms met het hoofd
knikkende als een bewijs van goedkeuring, hetgeen
een buurman deed opmerken
Wat gevoelt hij die muziek!
r Het gevolg van dit gesprek was een geheimzinnig
onderhoud tusschen mevrouw Brécart en mevrouw
Duvernay, dat de laatste zeer in de war bracht.
Den volgenden morgen, zoo vroeg mogelijk, huurde
zij een omnibus en vertrok opeens met de geheele
familie naar buiten.
Twee dagen later kwam zij bij Denise, die zich
zoogoed mogelijk in een armoedig kamertje geïn
stalleerd had, ging zitten en zeide:
Gedurende het jaar dat ge bij mij zijt, made
moiselle, ben ik zeer tevreden over u en het is dan
ook tot mijn grooten spijt dat ik mij genoodzaakt zie
door geheel bijzondere omstandigheden u uit uwe
betrekking te ontslaan.
Ik zal aan het bureau van Mme. Renaud schrijven
en haar een certificaat zenden, waarin ik uwe goede
hoedanigheden en talenten geheel tot hun recht zal
laten komen. Ik twijfel niet of Mme. Renaud zal wel
spoedig iets voor u vinden; het spreekt van zelf dat
u tot zoolang hier blijft.
Ik dank u, mevrouw, antwoordde Denise.
En dat was alles. Meer dan eens had zij de
smachtende blikken opgemerkt, waarmede de ro
maneske Oscar haar vereerde, en daar zij de huwe
lijksplannen der beide families kende, had zij geen
moeite om „die bijzondere omstandigheden" te ont
dekken.
XVI.
Een van de liefste plekjes der wereld om geluk
kig te zijn en elkaar lief te hebben, is wel de
villa te Meudon, waar de heer D'Entragues den zo
mer doorbrengt met zijne vrouw, zijne schoonmoeder
en zijne drie kinderen, twee kleine meisjes van acht
en tien jaren en een dikken jongen, die het leven
nog zeer kalm opneemt, op den schoot eener Nor-
mandische min. Heel dikwijls gebeurt het dat in die
lieflijke tooneeltjes, die men in het voorbijgaan be
wondert, niets waar is dan alleen de decoraties
maar hier was alles vereenigd, alles ademde sym
pathie en harmonie, zelfs de schoonmoeder, hetgeen
eene groote zeldzaamheid is naar ieders zeggen. In al
de nestjes van het groote park waren geen verliefder
vogels dan de heer en mevrouw D'Entragues, na een
huwelijk van tien jaren.
Die tien jaren van groote teederheid, van onbe
grensd vertrouwen, hadden hun geheel bestaan zoo
zeer ineen doen smelten, dat het evangeliewoord
„Zij zullen beiden slechts één zijn," nooit beter tot
zijn recht was gekomen.
Zij waren jong, vol levenslust, verstandig, rijk en
zij hadden elkaar innig lief.
Op den Juni-avond dat de deur van dit paradijs
zich opende voor Denise Resve, had zij een volkomen
beeld van het ware geluk.
Op de kleine grashelling die van het terras afliep,
zaten mijnheer en mevrouw D'Entragues. Hij veertig
jaren, zij dertig; hij donker en bleek, zij blond met
een frissche tint; zij leunde met haar hoofd tegen
hem aan en haar door een glimlach half geopende
mond liet twee rijen witte tandjes zien. Zij ver
maakte zich met naar haar tweede dochtertje te kij
ken, dat in gezelschap van een grooten hond over
het gras rolde en haar best deed om een courant
machtig te worden die het dier in zijn bek hield;
het was een koor van geblaf en kindergelach zon
der einde. Een beetje achter mevrouw D'Entragues
zat de min met het kleine jongetje. Daarnaast zat
de grootmoeder, eene zeer gedistingeerde dame, bezig
met kleine sokjes te breien.
Bénédicte, het oudste meisje, stond bij een ouden
blindeman en reikte dien een kop soep toe. Op het
zien van dit bekoorlijk tafereel bleef Denise Resve
een oogenblik bij het hek staan; toen naderde zij
ernstig en melancholiek in haar zwarte kleeding,
onder den indruk van die onbewuste treurigheid die
het hart van zulke veriatenen altijd vervult bij het
zien van een geluk dat zij nooit zullen smaken.
Wat een beeldig meisje! lispelde de moeder
van mevrouw D'Entragues, die haar het eerst zag.
En den arm van hare dochter aanrakende
Alicezeide zij.
De jonge vrouw schrikte en beurde met een blos
het hoofd op, dat steeds tegen den schouder van haar
man aanleunde.
O, zeide zij, dat is mademoiselle Resve.
Zij had haar reeds te Parijs gezien bij hare zuster
en daar had hun onderhoud plaats gevonden.
Met eene beminnelijke voorkomendheid ging zij
naar Denise toe, stelde haar aan hare moeder en
haar echtgenoot voor en riep hare dochtertjes.
De kleine Paula, geheel verkreukeld, hare lokken
vol grashalmen en bloemetjes, kwam buiten adem
en met een hoogroode kleur aanloopen, den hond bij
zijn halsband meetrekkende. Bénédicte volgde haar en
zeide zachtjes
Je ziet er lief uit om je zoo te vertoonenwat
handen I
Toen kropen beide tusschen hunne ouders in, een
beetje verlegen tegenover deze vreemdelinge, die voor
hen niet anders vertegenwoordigde dan lessen, thema's
en bestraffingen.
Die beminnelijke schepseltjes waren wel in den
PRIJS DER ADVERTENTIEX:
Van t6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor liet tncassee-
ren builen de stad wordt ƒ0.10 berekend.
echten zin de band van hunne liefde. Zij hadden van
de moeder haar blonde lokken en de zwarte oogen
van den vader geërfd. Denise werd er door getroffen
en zeide zachtjes
Odat is om te schilderen die groep.
Niet waar? zeide de jonge vrouw met een
triomfeerenden glimlach. Men zou die schilderij dan
kunnen noemen: Het huisgezin of Het geluk;
dat zou op hetzelfde neerkomen, want het geluk is
slechts dddr te vinden. Het is zoo heerlijk, het familie
leven, zoo verrukkelijk.
Een traan rolde Denise langs de wangen.
Verschoon mij, zeide zij, terwijl zij een poging
deed om te glimlachen, het is geen jaloezie, maar ik
ben zoo alleen op de wereld.
O, lieve juflrouw! riep mevrouw D'Entragues
uit, ik wist nietik had gemeend dat ge uwe
familie te Parijs hadt, en ik had mij voorgenomen u
heel dikwijls gelegenheid te geven die te gaan bezoeken.
En plotseling met eene bekoorlijke opwelling schoof
zij haar beide kinderen in de armen van het jonge
meisje en zeide:
Wij zullen ze samen deelen
De dagen, weken en maanden die volgden beant
woordden geheel aan deze ontvangst.
Niet alleen de heer en mevrouw D'Entragues, maar
ook de familie en de oude vrienden betuigden bij
iedere gelegenheid hunne Sympathie voor dit schoone
en edele jonge meisje, dat zoo moedig haar pad
volgde, arm en alleen, zonder iets te verwachten of
te hopen.
Bénédicte en Paula koesterden voor hare gouver
nante eene groote genegenheid en gedroegen zich tegen
over haar met een volkomen volgzaamheid, hetgeen
Denise's taak bijzonder gemakkelijk en aangenaam
maakte.
In dezen kring van liefde en welwillendheid, waar
alles oprecht en eerlijk was, het woord dat gesproken
werd, de blik, de toegestoken hand, ontloken en ont
plooiden zich meer en meer de hoedanigheden van
dit teedere en fiere hart; de fijnheid van dezen ernsti-
gen geest en de vroolijkheid der jeugd, zoo langen
tijd verduisterd, hernamen weer hare rechten.
In dezen tijd schreef Denise aan de vrienden Deroille:
„Mijn leven gaat voorbij in een oase, waar geen enkele
schaduw doordringt; de dagen die mij dikwijls in
Saint-Béat zoo zwaar wogen vliegen om; mijne „leer
lingen" zijn zoo engelachtig dat ik soms wezenlijk
bang ben, dat ze zullen wegvliegen. De goede God
bederft mijtegen één jaar in die woestijn van Saint-
Béat, waar ik niemand anders had om lief te hebben
dan die arme nicht Aglaé, heeft Hij mij jaren van
rust en geluk gegeven in deze lieve familie, voor
welke ik iederen avond Zijn besten zegen afsmeek.
„Ik heb slechts één verdriet bij al mijn geluk, en
dat komt van buiten af. Wie zal mij verlossen van
al die brieven met liefdesverklaringen van onbekende
heeren, die mij zulke zonderlinge adressen opgeven,
poste restante. Ge kunt begrijpen of ik ook ant
woord. Als ik met de meisjes ga wandelen en ik
ontmoet zulke heertjes, die er uitzien als modeplaten,
denk ik nu en dan: misschien is dat er wel een en
ik word van schaamte vuurrood tot in mijne ziel.
„Dit kleine verdriet uitgezonderd, heb ik het top
punt van mijn geluk op deze wereld bereikt en ik
wensch niets meer, want men moet niet het onmo
gelijke verlangen."
De brief eindigde aldus: „O! mijn beste vrienden,
wat doet het goed een beetje geluk te hebben I Denk
eens! ik lach ieder oogenblik, ik die zooveel ge
schreid heb!"
Wordt vervolgd