Maandag 22 Juni.
TE MOOI!
Ji°. 7771.
A°. 1883.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
10)
LEIDSCH
BAGBLAD.
PRIJS DEZER COURAST:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Hommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIES':
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassee-
ren buiten de stad wordt/0.10 berekend.
Naar het Fransch
VAN
ANDBÉ GERARD.
(Vervolg.)
Voor haar zijn na God de Bourbons het hoogste.
Zoo de kleinzoon van Karei X als Koning in Parijs
zijn intree deed, zou zij bepaald van blijdschap sterven.
Eindelijk kwamen Coralie „de rijke", die het aan
gename voorkomen had van een scheermes in een
omhulsel van granaatkleurig cachemire, daarop Léo-
cadie, de eenige vette van de familie, eene bleekachtige
blondinne met doffe oogen en een vale gelaatskleur.
Deze twee jonge meisjes waren met een middelmatig
verstand bedeeld, bekrompen en zeer weinig ontwik
keld en Coralie had daarenboven een greintje gierig
heid van hare moeder geërfd.
Zij gaan niet naar school, „dat is niet fatsoenlijk."
Onderscheiden meesters onderwijzen haar en zij profi
teers er zoo weinig mogelijk van. Coralie krijgt
pianoles. lederen avond trommelt zij stukken van
Beethoven en Mozart op een oud hakkebord. Léocadie
heeft geen aanleg voor de muziek. Zij doet aan tee
kenen. Het hoofd van Agamemnon met een helm op
is haar meesterstuk.
Al deze talenten bevredigen echter nog niet het
moederlijke gevoel van mevrouw Duvernay de dochters
van den ontvanger hebben eene gouvernante die haar
Engelsch en Duitsch leert de dochters van den notaris
zingen in het Italiaanschde vrouw van den rechter
heeft, toen zij van eene tante geërfd had, dadelijk
eene gouvernante voor hare dochters genomen, dat
staat zoo goed.
Eenige maanden lang hebben gierigheid en ijdelheid
met elkaar om den voorrang gestreden. Eindelijk, na
nauwkeurige uitrekening, heeft de laatste overwonnen.
Eene gouvernante die, behalve het gewone onder
wijs, ook nog les geeft in de schoone kunsten voor
achthonderd franken 'sjaars, kan zooveel duurder
niet zijn dan „zes-en-dertig meesters." Het is waar,
zulke schepsels eten veel, maar daar zal mevrouw
wel op toezien, 's Winters zal de gouvernante op
hare kamer maar vier blokken hout krijgen, niet al
te droog, dan duren zij wat langer. Men giet wat
water in de karaf wijn, die tusschen nicht Aglaé en
Léocadie in staat, en waar de gouvernante mede uit
drinken kan.
Met zulke kleine maatregelen zal het nog wel
kunnen gaan.
En zoo kwam het dat, op dezen regenachtigen
April-dag, toen Léocadie hare nieuwe schoenen aan
had, en de schapenbout te licht was, üenise Resve,
gevolgd door een man met haar koffer, te zes uren
aanbelde bij mevrouw Duvernay.
In Parijs teruggekomen had zij „het geluk" gehad
deze plaats te vinden, die zij dadelijk kon krijgen.
XIV.
Een jaar ging voorbij zonder dat eenige merk
waardige gebeurtenis afleiding bracht in het eento
nige leven dat men in dit aangename huis leidde.
Mevrouw Duvernay, die niets wilde verliezen van
den tijd der gouvernante, had aan hare dochters en
de onderwijzeres zooveel lesuren gegeven, dat zij den
geheelen dag bijna aan niets anders kon denken dan
aan opstellen, thema's en dictees.
Ondanks deze geestesgymnastiek viel er op de
verstandsontwikkeling van Coralie niet te roemen en
wat de dikke Léocadie aanging, deze verstompte hoe
langer zoo meer. j
Coralie hield zich steeds op een afstand met
Denise.
Er was ook zulk een groot onderscheid tusschen
de arme onderwijzeres en de erfgename die, zooals
men het in Saint-Béat uitdrukte, „driehonderdduizend
franken waard was."
Léocadie betoonde haar, als zij niet onder de
oogen harer moeder was, eenige genegenheid. Eens
dreef zij hare teederheid zelfs zoover, dat zij met
Denise een stuk versch brood, dat zij weggekaapt
had, wilde deelen.
Laten wij het gauw opeten, zeide zij, mama
en de spion dat was Coralie zijn uit Er is
genoeg voor ons beiden, dan zullen wij na het diner
niet zooveel honger hebben.
Denise weigerde fatsoenshalve, ofschoon zij veel
lust had om van dit buitenkansje te profiteeren. Zij
begon onder het onvoldoende voedsel te lijden en
haar bekoorlijk gelaat vermagerde en verbleekte.
De oude nicht Aglaé was de eenige vriendin die
Denise in deze vroolijke woning had. Hoe dikwijls
was het jonge meisje niet in de kamer van nicht
Aglaé gegaan, als in de lange winteravonden haar
vertrek vol rook was door het natte hout, dat niet
wilde branden. Daar kon zij eens een oogenblik
vrijuit praten. Als de arme Aglaé de geschiedenis
van haar leven vertelde, zoo treurig en zoo verne
derend, zoo afhankelijk en eenzaam, een bestaan
waarop nooit een straal van liefde, zelfs geen moe
deroog gerust had, dan durfde Denise niet meer
klagen over haar lot.
Gij zijt bemind geweest, bemind door de koes
terende teederheid eener moeder, zeide nicht Aglaé.
Ik heb slechts liefde ingeboezemd aan een armen
hond, dien zij (zij was mevrouw Duvernay) mij heeft
ontnomen, omdat hij te veel at. En mijn mooie
angora-kat, met haar zacht vel. Ik durfde haar niet
alleen laten, uit vrees voor een ongeluk. Als ik uit
ging, sloot ik haar op in mijne kamer. Eens vergat
ik het en mijn poes nam een kluifje wegden
volgenden morgen was zij dood. Ik schrei, misschien
vindt ge dat belachelijk, maar ik had haar lief als
eene vriendin. Zoo het een gevaar of een last is om
zoo mooi te zijn als gij, als men zijn weg door de
wereld moet afleggen, ach, het is zoo bitter hard
om leelijk te zijn, leelijk en mismaakt. Wat ben ik
niet bespot in mijn leven! Van al de blikken die
zich op mij hebben gevestigd, waren die welke mij
het minst pijn hebben gedaan, toch niets meer dan
blikken van medelijden. Waarom heb ik mijn klein
deel vreugde ook niet gehad in deze wereld? Waarom
heb ik noch vader noch moeder gekend? Waarom
heb ik geen broeder of zuster, geen man en kinde
ren? God weet het: Hij heeft zijne bedoelingen, ik
onderwerp mij, maar geloof mij, de gedachte dat ik
eens daarboven gelukkig zal zijn, verwondert mij tot
benauwens toe.
Deze gesprekken waren goed voor Denise; zij deed
er nieuwe zielskracht door op.
De schok van hetgeen gebeurd was bij de familie
De Trécoeur had haar fijne en gevoelige natuur
vreeselijk doen lijden. Er moesten tijden verloopen
eer haar gewond hart zich van dezen eersten slag
kon herstellen, eer de herinnering aan den man dien
zij, bij gemis aan ondervinding, als een vriend had
liefgehad in hare minachting verzonk; eer haar
kuische geest, dien hl] bezoedeld had, weer opsteeg
naar die reine hoogten, alle slijk op den bodem
achterlatende.
Mevrouw Duvernay wist niet dat het jonge meisje
reeds in eene betrekking was geweest. Denise had
het niet verteld op raad der directrice van het bureau
waar zij deze tweede plaats gekregen had. Gelukkig
had die directrice, dank zij de verzekeringen van den
goeden abbé Maurel, den ouden vriend uit vroeger
dagen, geloof geslagen aan Denise's verhaal. Het
tegendeel had kunnen gebeuren; men had inlichtin
gen kunnen vragen aan mevrouw De Trécoeur. Dan
was alles, na zooveel arbeid en inspanning, toch ver
loren moeite geweest.
Tegenover hare vrienden pochte mevrouw Duvernay
niet weinig op Denise, maar tegenover het jonge
meisje zelf nooit een enkel woord van voldoening,
uit angst dat zij dan vermeerdering van salaris zou
vragen„Al die schepsels zijn zoo inhalig."
Zij sprak trouwens met haar alleen over de lessen
zij stond op haar waardigheid.
Deze kleingeestigheden waren Denise vrij onver
schillig; haar geest was met betere en hoogere din
gen vervuld, die haar hielpen om haar moed en haar
geduld te versterken.
Wat den heer Duvernay aanging, die goede man
dacht uren lang na voordat hij een ja of een neen
uitsprak, men telde hem even weinig als den ouden
groenen fauteuil, waarin hij 's avonds dommelde.
XV.
Op een Zondag, tegen het einde van Mei, was de
beau-monde van Saint-Béat vereenigd in het park,
waar de muziek van het regiment twee malen per
week speelde.
Het was een prachtige dag, het frissche lentegroen
harmonieerde zoo goed met al de nieuwe voorjaars-
hoedjes en japonnetjes. Te midden der sombere hee
rentoiletten, schitterden vroolijk de uniformen der
officieren.
In wit en rose gekleede kinderen liepen op hunne
onvermoeide voetjes door de groepen heen.
De stad zelve geleek minder leelijk onder de koes
terende tooverstralen der lente.
Al babbelende, bekeken de dames de keurige toi
letten van eene gravin en van twee baronnessen, die
zich in Parijs door een tailleur lieten kleeden. „Een
tailleur!" men vond dat nog al onbehoorlijk! maar
het sloot om de leden! geen kreukje! en dat is ook
iets waard!
De gravin en de twee baronnessen, wier stamboom
niet vorder ging dan het eerste keizerrijk, hielden
zich geheel apart; niemand was hoog genoeg voor
haar in Saint-Béat.Men gaf haar allerlei bijnamen.
Maar dat verhinderde toch niet, dat men er alles
voor over had om haar op een partij te hebben en
dan waren zij er altijd the great attraction.
Op dezen Zondag zaten op een eenzaam plekje de
bankier Brécart en zijne vrouw, uiterst praktische
menschen, die alleen prijs stelden op dingen die er
gens nuttig voor waren.
Bewonderde men onder eene wandeling een wei
land vol bloemen, dan merkten zij dadelijk op: dat
zal uitstekend hooi geven. De bloemen waar geen
tisane uit werd getrokken, of waar geen appels uit
groeiden, waren in hunne oogen even nutteloos als
jonge meisjes zonder bruidschat.
Zij zagen er zeer nadenkend uit, dezen middag.
Hun zoon Oscar, de toekomstige echtgenoot van
Coralie Duvernay, was uit Parijs teruggekomen. Hij
had daar zijn rechtsstudiën voltooid. Ongelukkig was
hij in de oogen zijner ouders niet genoeg een prak
tisch man. Hij bleef geheel koel bij de ernstige hoe
danigheden zijner aanstaande, terwijl hij in vuur ge
raakte over hare bekoorlijke gouvernante.
Tusschen twee stukken in zeide mevrouw Brécart
tot haar man:
Timoléon, ga toch eens zien waar Oscar is,
laat hij hier bij ons komen zitten; hij verbergt zich
ergens in een hoekje om die arme juffrouw op zijn
gemak te kunnen opnemen. Als mevrouw Duvernay
het merkt zijn we wel af
Ik ga al, mijn beste! O, wij zullen wat heb
ben te stellen met mijnheer uw zoonEen romaneske
jongen, die viool speelt! Ik vraag u, waar dient dat
nu toe?
Wordt vervolgd.)