Gemengd Nieawa>
Een tweetal gevallen vanvalsche
getuigenis werden Donderdag voor het gerechtshof te
Arnhem behandeld.
In de eerste plaats stond een boerenarbeider uit
Driel terecht, die bij eene jachtovertreding tegen
woordig was geweest, doch op de zitting van het
kantongerecht te Zalt-Bommel onder eede als ge-
toige gehoord, in strijd met de waarheid, ontkende
iets van die jaohtovertreding te hebben gezien. Toen
zijne getuigenis vermoed werd valsch te zijn en
eene instrnctie tegen hem werd geopend, bekende
hjj (ten voordeele van een beklaagde) eene valsohe
getuigenis te hebben afgelegd, op grond waarvan
op de Donderdag gehouden tereohtzitting van het
gereohtshof door den prooureur-generaal tegen hem
anderhalf jaar celstraf werd geëischt.
Het tweede geval betrof den onbezoldigden rijks
veldwachter A. K. uit Delden. In strijd met de
waarheid had deze een proces-verbaal opgemaakt,
waarbij werd gerelateerd, dat zekere P. uit Elden
zich aan diefstal van wilgentakken had schuldig
gemaakt. Op grond van dit proces-verbaal stond P.
voor het kantongerecht te Eist terecht; A. K., toen
als getuige gehoord, bevestigde zijn opgemaakt
proces-verbaal, en P. werd, hoewel hij alle schuld
ontkende, tot zes dagen gevangenisstraf veroordeeld.
P. kwam van dit vonnis in hooger beroep en werd
door de rechtbank te Arnhem vrijgesproken, daar
inmiddels meer en meer van elders de valschheid
bleek van het door K. opgemaakte proces-verbaal.
Wegens het opmaken van dit valsche proces-ver
baal en wegens het afleggen van eene valsche ge
tuigenis ten nadeele van een beklaagde, werd gisteren
tegen den veldwachter A. K. door den procureur-
generaal twee jaren celstraf geëischt.
Een kastelein te Beuzel, die tevens
eene kruideniersaffaire heeft, welke onmiddellijk
met het dranklokaal in verbinding stond, achtte
zich verplicht, volgens de voorschriften der drank
wet, in zijn dranklokaal zoodanige verandering te
brengen, dat er geene gemeenschap met de andere
affaire kon plaats vinden. De deur van het bedoelde
lokaal werd daarom dichtgespijkerd. Maar nu ont
dekte onze snuggere waard, dat het dranklokaal
niet aan zijne roeping kon beantwoorden, daar er
geene gelegenheid was om het binnen te treden.
Op welke wijze zou hij nu de gasten binnen kunnen
krjjgen? Fluks komt eene gedachte bij hem op, en
van de gedachte tot de daad overgaande, nam hij
een der buitenramen uit en zette een ladder tegen
don muur. Déir langs ziet men nu de stamgasten,
vreemdelingen, kastelein en huisgenooten op- en
afklimmen, de één om zijn glaasje te verorberen,
de ander om te tappen.
Er bestaat een plan om het bekende
renzenstoomschip Great Eastern van Engeland naar
Antwerpen te vervoeren ten einde aldaar gedurende
de internationale tentoonstelling als logementschip
dienst te doen.
Tegen de uitvoering van dit plan worden echter
van Belgische zijde ernstige bezwaren geopperd,
ter wille van de belemmering die de scheepvaart
op de Schelde zou kunnen ondervinden, wanneer
dat schip bij den overtocht op de rivier eens aan
den grond mooht vastraken, welke vrees geenszins
ongegrond is, wanneer men bedenkt dat de Great
Eastern eene lengte heeft van 680 voet, en de
Schelde op sommige punten niet meer dan 600 voet
breedte heeft.
Zoowel het Belgisch als het Nederlandsch loods
wezen zullen dan ook wel eenige bezwaren opperen
om, bij aanvraag daartoe, het schip van een loods
te voorzien en is het wel niet denkbaar dat men
in dat geval op eigen rekening het schip zonder
loods de reis zal laten ondernemen.
Eenigen tijd geleden werd op het
plein van een der kazernen te Berlijn, geëxerceerd
en vele nieuwsgierigen keken door het traliewerk
van het hek, dat het plein omringt, naar de mili
taire manoeuvre.
De onderofficier Weisz liet zijne manschappen
handgrepen doen, die niet naar wensch slaagden,
want telkens weerklonken de commando's: „Schou
der 't geweer", zet af 't geweer!"
Eensklaps riep een toeschouwer: „dat is een
vervloekte dierenmishandeling! smijt dien kerel de
geweren voor zjjn pootenHet was de handwerks
man Karl Albert Muller die deze woorden gespro
ken had, die hij verscheidene malen herhaalde.
De onderofficier liet den schreeuwer arresteeren
en het gevolg van de onvoorzichtige oritiek op het
soldatenleven in tijd van vrede was, dat Muller
terecht stond wegens het beleedigen van een onder
officier en ophitsing van soldaten tot insubordinatie.
De man werd Dinsdag tot veertien dagen gevan
genisstraf veroordeeld.
De eerste veldslag tusschen Bussen
en Engelschen heeft plaats gevonden en welte
Stettin. Niettegenstaande de Britten in getalssterkte
de meerderheid hadden, hebben zij een klein échec
geleden.
De „Ostsee-Zeitung" vertelt het volgende omtrent
het gebeurde:
De vjjandige stemming die op het oogenblik tus
schen Busland en Engeland heerscht, gaf gisteren
aanleiding tot een conflict tusschen onderdanen dier
beide natiën, die elkander toevalligerwijze in een
lokaal aan het bolwerk ontmoetten.
De vechtpartjj, die tusschen beide partgen ont
stond, werd uit het lokaal naar de straat verplaatst
en de Engolschen moesten ten slotte het onderspit
delven.
Het is in het belang van den vrede te hopen,
zegt het blad, dat Engeland niet ook het desavou-
eeren van deze „Komaroffs" van Busland verlangt.
De St.-Gothard-spoorwegmaat-
schappij heeft proeven genomen om hare locomo
tieven - volgens het stelsel Siemens eleotrisch te
verlichten. De locomotieven waren voorzien van
twee lampen, welker stralen door groote reflectors
teruggekaatst werden. De eene lamp wierp haar
licht op de rails; de andere verspreidde het hare
alom, waardoor het mogelijk was den toestand der
galerijen en tunnels in bijzonderheden na te gaan.
De rails voor den trein waren over eene lengte van
400 M. helder verlicht. Deze proeven hebben zoo
zeer voldaan, dat besloten werd op alle nachtsnel
treinen van genoemde maatschappij het electrisch
licht toe te paBsen.
Alle groote kleerenmsgazijnen aan
den Boulevard te Parijs zijn gesloten, daar de pa
troons de buitensporige en ontijdige eischen der
werklieden om loonsverhooging niet willen inwilligen.
Hun getal bedraagt nu reeds 10,000.
Te Villagarcia, in de S p a ansche pro
vincie Coruna, is een mautille-oorlog uitgebroken,
waardoor het kleine stadje in groote onrust verkeert.
Eenige jonge dames, uit aanzienlijke familiën,
hadden mantilles van bijzonder maaksel gekocht,
welke zeer veel opzien verwekten en waarvan de
gelukkige bezitsters vertelden dat die te Madrid,
de nieuwste mode waren.
Een speculatief koopman schreef dadeljjk naar
de hoofdstad en bestelde een groot aantal derge
lijke mantilles, die hij met ongehoord succes aan.
de visch- en groentenvrouwen verkocht.
Natuurlijk waren de dames over eene dergelijke
ontwijding van het prachtig toiletartikel ten zeerste
verontwaardigd en de galante minnaars, neven en
broeders der schoonen, kwamen op de ongelukzalige
gedachte, om de vrouwen uit het volk het dragen
der mantilles met geweld te willen verhinderen.
Het ligt voor de hand dat zij er slecht aan toe
kwamen, want de mannen der visch- en groenten-
vrouwen, trokken partij voor de beleedigde weder
helften en er ontstond eene geweldige kloppartij.
De burgemeester mengde zich in de zaak, maar hij
kreeg evenzeer een pak slaag en Villagarcia was
het tooneel van een burgeroorlog.
De alcalde maakte aan de mantille-revolte, die
waarlijk stof voor een blijspel bevat, een einde
door de oorspronkelijke onruststokers te doen arres
teeren; de opgewondenheid duurt nog steeds voort
en ongelukkigerwijze z|jn een groot aantal personen
niet onbelangrijk gekwetst.
„Jongens!" zei oen oude meester
meesmuilend tot zjjne leerlingen, „ik heb je wat
te vertellen. Als gij de geheele week goed oppast,
beloof ik u Zaterdag iets te laten zien, - een ding,
dat nog nooit iemand gezien heeft en dat, als ik
het u vertoond heb, ook niemand ooit weder zien
zal." Dat was niet zonder uitwerking op die jongens.
Eene week brachten zij nieuwsgierig, hopend, ver
langend en radend door. Wat zou dat wel zijn,
daohten ze. Eindelijk kwam de Zaterdag, waarop
de meester het wonder aan hen zou laten zien. Om
negen uren zat elke jongen op zijne plaats recht
als een kaars; de boeken en leien waren opge
borgen en elke les goed geleerd, want het kwam
er op aan. Daar kwam hij binnen, ging naar den
lessenaar en haalde het wonder er uit. Wat het
was, konden zij niet zien. Vervolgens veegde
hij op veelzeggende wjjze zijn bril af, zette
hem op en sprak de volgende woorden: „Het
langverbeide uur is thans aangebroken. Ik zal
dus aan uwe loffelijke nieuwsgierigheid voldoen
en mjjne beloften vervullen. Zie hier, eene gewone
hazelnoot. Daarin is een pit!" - De verbazing der
jongens nam toe. Plechtig werd de dop gebroken
en, de kleine kern aan de jongens toonende, ver
volgde de meester: „Dit zag tot nog toe niemand."
Nu verdween de noot in meesters mond en na hem
goed gekauwd te hebben met zijne sterke tanden,
slikte hij haar door. - „Jongens!" riep hij nu met
den noodigen klem uit. „Jongens! gij zult nooit -
ik zal nooit - wjj zullen nooit deze noot terugzien."
Particuliere Correspondentie.
Antwerpen, 7 Mei 1885.
Waarde Heer Redacteur,
In onze verlichte dagen en in de eeuw der voor
uitgang heeft men niet meer de gewoonte aan won
deren te gelooven, doch al gebeuren er nu ook
geen wonderen, zoo komen toch zaken voor, die
aan het onbegrijpelijke grenzen. Mocht ik in mijn
vorig verslag de vrees uitdrukken, dat de tentoon
stelling bg de opening een minder goeden indruk
teweegbrengen zou, zoo moet ik mg nu haasten
deze woorden te herroepen, en te verklaren dat op
dien ééaen dag, die mg toen nog van de opening
scheidde wonderen gebeurd zgn. De tentoonstelling
en ontvangstzaal hadden een goed voorkomen en
de bestaande lacunen waren nauw te bemerken.
Ik kan dan ook gerust mijne wandeling door de
galerg beginnen en u het allereerst, wat zeker ook
het meeste belang voor uwe lezers heeft, het een
en ander over de Leidsche inzendingen meedeelen.
Alvorens echter hiertoe over te gaan, voel ik mg
verplicht een oprecht Hollandsch bittertje te leedi-
gen op de gezondheid der bewoners der oude sleu
telstad, en daartoe begeef ik mg naar de kiosk
der Erven Lucas Bols, in den tuin, omdat ik zeker
weet, daar iets goeds en echt Hollandsch te genieten.
De firma Erven Lucas Bols, van Amsterdam (de be
kende stokerg „Het Looeje") heeft n. m. den ge
lukkigen inval gehad hare likeuren in den tnin
aan het oordeel van de bezoekers der wereldten
toonstelling te onderwerpen, en te bewjjzen dat
Nederland wat likeuren betreft, voor geen ander
land behoeft onder te doen. Het gebouw, ontworpen
door den bekenden AmBterdamscben architect Cuy-
pers, is keurig in oud Hollandschen stijl uitgevoerd
door den heer Verbeek, aannemer te Amsterdam.
De in lood gezette gekleurde ramen zgn niet
vergeten, en met genoegen zie ik daarbg het Neder
landsch wapen: „Je Maintiendrai." Zie, dat deed
mgn hart weer goed, het geliefd wapen van verre
te aanschouwen en de driekleur in top te zien en
in mijn ooren suisde eene verwarde melodie van
Wilhelmus van Nassauen en wien Neerlandsch
bloed. En of dit nog niet genoeg ware, werd ik
bg mgn binnenkomen verwelkomd door twee frissche
alleraardigste boerinnetjes in Noordhollandsche
dracht, die in zuiver Nederlandsch vroegen „wat
mijnheer gebruiken zou?" Alleen voor die twee,
zg heeten Jaantje en Netje, alles is door en door
Hollandsch, zou men menigkeer zijne schreden
daarheen wenden, en het was met een waar ge
noegen dat ik getuigen kon, dat naast onze ferme
soldaten het vrouwelgk geslacht door Jaantje en
Netje niet beter vertegenwoordigd kon zgn. Zg
hebben er dan ook slag van de bezoekers aan hun
lokaal te boeien en ieder bezoeker zoowel Neder
lander als buitenlander, durf ik gerust aanraden,
dit echt Hollandsch debiet van sterke dranken
(zonder vergunning) te bezoeken. Het buffet wordt
uitstekend gehouden door den heer Monchen, en
ik kan u verzekeren dat onze boerinnetjes hunne
landgenooten goed zullen ontvangen. Boven den
ingang prijkt de oud Hollandsche spreuk:
„O vrolgke kruik! waerdigh op eenen feestdagh
voor den dagh gehaelt te wordenKoom te voor
schijn Gg sterkt en verquickt de benaeude herten
met hope."
Doch ik ben al te lang bg Jaantje en Netje
gebleven en moet de Hollandsche afdeeling in; mijn
glas is ook leeg en ik haast mg dus het gebouw
binnen.
Vooreerst kom ik, wat de Leidenaars betreft,
aan den heer A. W. Sgthoff. De naam alleen is
reeds voldoende om te weten, dat wat men van
den heer Sgthoff te zien krjjgt, degelgk en keurig
uitgevoerd is. En dit toont zich niet alleen in de
tentoongestelde proeven van boekdrukkunst, maar
tot zelfs in de kast, waarin zij tentoongesteld zgn,
die men zeker onder de fraaiste der afdeeling tellen
mag. Wat echter het meest de aandacht der be
zoekers trekt, zijn zeker de clichés der bg hem ge
drukte werken, die hem in staat stellen, zonder