Het Qnartett-gezelscbap.
N*. 7731. Maandag Mei. A°. 1883.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DEZER COURANT t
Y«or Leiden per 8 meenden.1.16.
Franco per posl1.40.
Afzonderlijke Nommers.0.05.
3)
NOVELLE.
(Vervolg.)
„Toch is er een vaderland, toch is er een vader
landsliefde," mompelde hij, en, als onwillekeurig hief
hij het „Amour sacré de la patrie" aan en
zijne makkers stemden in. Toen volgde het telkens
verbodene, maar telkens weder herlevende lied der
revolutie, dat, ondanks alle koninklijke en keizerlijke
verbodsbepalingen, toch Frankrijke volklied blijven
zal en waarvan de krachtvolle woorden de mededin
ging zullen trotseeren van al die sentimenteele volks
zangen, die men er in de plaats van zou willen
stellen. Thans vooral hadden die woorden hunne be-
teekenis en met te meer geestdrift werden zij ge
zongen door de jongelieden, welke in den duisteren
nacht het stille landschap doortrokken, dat nu reeds
gestorven scheen onder den ijzeren klauw, waarvan
het slechts den eersten greep had gevoeld.
De nacht was donker en koudde wegen waren
door den regen, welke in den laatsten tijd gevallen
was, doorweekt; in de enkele boerenwoningen, welke
zij voorbijgingen, waren alle lichten uitgedoofdde
dorpen schenen uitgestorven. Met het verleden zoo
rijk aan oogenblikken van geluk en vreugde hadden
zij gebrokenin de toekomst wachtten hen dood,
verminking of gevangenschap. Toch had de neer
slachtigheid, waaronder zij in de laatste weken ge
bukt gingen, plaats gemaakt voor een ander gevoel.
Wat het was wisten zij zeiven niet; het ontsproot
uit het bewustzijn, dat zij thans iets deden; dat
zij niet lijdzaam meer waren, dat zij al wat zij had
den, het liefste wat zij hadden, hun leven, ten offer
brachten voor hun vaderland.
Dit abstracte begrip, waarvoor geen van hen in
dien uithoek des lands iets meende te gevoelen, had
zich geheel meester gemaakt van hunne jeugdige
geestdriftvolle harten en had daarin thans alle andere
aandoeningen gedoofd. Wat in de gezellige huiska
mer eene dwaasheid werd genoemd, een wanbegrip
in strijd met de ware beschaving, deed zich nu in
al de kracht zijner waarheid gevoelen. De jongeling
schap ging op tot verdediging van het vaderland,
bereid om zijn leven te geven voor hetgeen men
weinige weken geleden nog een hersenschim noemde.
Toen de tien jongelieden reeds verre van Seltz
verwijderd waren, verschenen een vijftigtal ulanen
in het stadje. Het was slechts een detachement van
het legercorps dat den Elzas was binnengerukt. Vijf
tig ruiters, wat beteekenden zij tegenover de dui
zenden krachtvolle mannen, die de stad en de om
streken bewoonden? En toch was het of alle kracht
en moed in de Franschen bezweken was; zij onder
wierpen zich en gehoorzaamden aan de geringste be
velen. Geen uur nadat de vreemdeling het dorp was
binnengetrokken, was er reeds nachtkwartier voor
paarden en manschappen en voor rantsoen werd on
middellijk gezorgd.
Toch was het goed, dat Antoine gegaan was; de
oude Leroy was er getuige van geweest hoe jonge
lieden v»n diens leeftijd, die om de eene of andere
reden niet waren uitgetrokken en in het dorp waren
gebleven, door de Duitschers bespot werden en hoe
een van hen, die zich over dien spot had willen
wreken, door hen deerlijk was mishandeld. Wel was
hij, de maire, tusschen beiden gekomen en men had
zijn gezag geëerbiedigd want de Duitsche soldaat
was aan discipline gewoon maar toen de jonge
man een beroep deed op het Fransche bloed,
dat in de aderen stroomde van de honderden inge
zetenen, die van de beleediging getuigen waren,
moest hij hem door den velwachter in hechte
nis doen nemen om ongeregeldheden en groote ram
pen te voorkomen.
„Was hij geen lafaard geweest? Had hij zijn land
niet verraden?" De oude man voelde dat hij als
Franschman anders had moeten handelen, dat hij
zich aan het hoofd had moeten stellen van allen,
die maar een hooivork of spade of stok in de hand
hadden kunnen nemen, maar hij was verantwoorde
lijk voor de gevolgen hij was de maire nooit
had hem die betrekking zoo loodzwaar gewogen. Hij
kon het gewicht niet langer torschen. Hij zou zijn
ontslag nemen. En dan ja dan, hij wist zelf niet,
wat hij dan doen zou, maar in geen geval zou hij
verantwoordelijk wezen voor de rampen, die zijne
gemeente troffen als hij toegaf aan de inspraak van
zijn hart.
Nog vóór hij zich te bed begaf, schreef hij zijn
aanvrage om ontslag, maar toen hij den volgenden
morgen zijn brief naar het postkantoor wilde bezor
gen, vond hij dit door Pruisische soldaten bezet. Hij
werd ruw afgewezen. Toen keerde hij terug met
zijne driekleurige sjerp; de ontvangt was beleefder,
maar het antwoord hetzelfde: er werden geene brie
ven naar Parijs aangenomen. Hij moest dus maire
blijven tegen wil en dank. Maar neen, niemand kon
hem dwingen; als dan de post zijn brief niet wilde
medenemen, zou hij zelf hem bezorgen. Hij pakte
het weinige dat hij bezat en verliet zijne woning;
maar vóór hij nog het uiteinde der stad had bereikt,
werd hij achterhaald en teruggebracht; hij was de
maire en men wilde hem niet laten gaan. Hij moest
op zijn post en de verantwoordelijke man blijven,
maar het gezag werd uitgeoefend door den Duitschen
bevelhebber.
De arme Leroy verwenschte zich zeiven, dat hij
maar niet met zijn neef was medegegaan en dienst
genomen had bij een der Fransche legercorpsen. Hij
was in erger toestand dan een gevangenevoor de
zen wordt ten minste nog gezorgd, maar hij moest
zorgen voor allen, voor vrienden en vijanden en bo
vendien nog de botsing tusschen de Duitschers en
zijne gemeentenaren voorkomen.
Slechts één ding deed hem den moed behouden
de eerste aanval van de Pruisen was in hun voor
deel geweest; zij hadden bij Wörth en Spicheren
overwonnen, maar Frankrijk, het machtige Frankrijk
met zijne soldaten, wier moed wereldberoemd is, zou
bloedige revanche nemen. Misschien had het die reeds
genomen; maar geen brieven of dagbladen kwamen
te Seltz aan, behalve Duitsche couranten en deze
waren natuurlijk partijdig.
Slechts nu en dan ontving men eenig bericht door
boeren uit den omtrek, die weder van anderen het
laatste nieuws hadden gehoord; maar het waren
onbestemde berichten, die op geruchten steunden.
„De zaken staan hopeloos, burgemeester," zeide
op een avond de koster, die te Bischweiler was ge
weest om inkoopen te doen voor de troepen. „Onze
troepen zijn weder bij Mars-la-Tour geslagen.''
„Geloof het niet; het is niet mogelijk," sprak
Leroy. „Men strooit die verhalen uit om ons volk
den moed te benemenweldra zult gij booren dat
de Duitschers op de vlucht zijn geslagen en ijlings
het land ontruimen moeten."
„Ik mag het lijden, burgemeester, maar ik heb
mijn nieuws uit goede bron."
„Geen enkele bron is te vertrouwen, 't Is alles
afgesproken werk. Heb slechts geduldmet een Na
poleon tot keizer behoeven wij niet te vreezen voor
den uitslag. Al wat wij thans doorstaan is slechts
tijdelijkde dag zal spoedig aanbreken, dat Frank
rijk een bloedige wraak nemen zal, onder zijn kei
zer of gelooft gij ook niet aan den keizer vroeg
Leroy, in de stille hoop dat de koster ontkennend
antwoorden zou, om dan gelegenheid te hebben om
zijn keizer met vuur te verdedigen.
Maar de oude koster was te verstandig om den
PRIJS DEB ADYERTENTIEN:
Tu 1I refelf 1.01. IeAere regel meer 0.17^.
(Srootere lettere naar plaatsruimte. Voor kat incaaeee-
ren buiten de stad werdt 0.10 berekend.
maire in zijn zwak aan te tasten. Hij verzekerde dat
hij een onbepaald vertrouwen in Napoleon III koes
terde; alleen kon hij niet ontveinzen dat het lang
op de proef werd gesteld.
„Des te schitterender zal de overwinning zijn."
zeide Leroy. „O, ik zie ze nu al vluchten die ver
vloekte Duitschers, alles achterlatende wat hen in
hun snellen aftocht zou kunnen belemmeren. Maar
dan zullen wij toonen wie wij zijn, ik heb mijn plan
reeds; en ik verzeker u, dat men dan van Seltz ge
wagen zal; de keizer zal weten welk een trouwen
dienaar hij hier heeft."
„En wat is uw plan, burgemeester?"
„Dat is mijn geheim."
Hier werd het gesprek gestoord door een wacht
meester, die weder een lijst van nieuwe requisitiën
overhandigde.
Leroy zag de lijst in: „Wij hebben niet wat gij
verlangt," zeide hij, „en onze kas is ledig."
„Toch zal het er moeten wezen, mijnheer de maire,"
antwoordde de wachtmeester.
„En als het er niet is?''
„Zouden wij het zelf moeten gaan zoeken, in welk
geval wij ons ook onze moeite zouden doen betalen;
liever doen wij daar afstand van, vooral ook in het
belang der gemeente. Hier is de lijst, morgenavond
moet er aan voldaan zijn."
De wachtmeester groette op militaire wijze en ver
trok, en de burgemeester Leroy moest maar zien
hoe hij dien eisch kon bevredigen; maar bevredigen
moest hij hem.
Die toestand werd voor den maire eene marteling
en toch kon hij er zich niet aan onttrekken. Eiken
dag ondervond hij de noodlottige gevolgen van zijn
eerste besluit om op zijn post te blijven uit gehecht
heid aan den keizer, die nog altijd talmde om met
zijn dapper leger den vijand te verslaan en over de
grenzen te verdrijven. Eiken morgen en eiken avond
trachtte Leroy in het gedrag of op het gelaat van
de Duitschers te lezen, dat eindelijk, eindelijk de
Fransche legercorpsen hun ouden roem hadden ge
handhaafd en de keizer in aantocht was. Helaas! al
wat hem ter oore kwam waren berichten omtrent
nieuwe overwinningen door hen behaald.
En Antoine? Van hem vernam hij nog het aller
minst; of hij dood was of leefde kon niemand hem
mededeelen.
Antoine leefde nog. Al spoedig had hij zich met
zijne makkers aangesloten bij een corps franc-tireurs,
dat voor eigen risico oorlog voerde. De geregelde
troepen werden overal geslagen, waar zij met de
Duitschers in gevecht kwamende generaals waren
verraders of niet voor hunne taak berekendde keizer
had door zijne roekelooze oorlogsverklaring zijn land
in het verderf gestort; het volk zou thans zich zelf
redden; nu het leger niet in staat was den vijand
van den vaderlandschen bodem te verdrijven, zou
het volk zelf zich vrij maken. Het gewapende volk
zou tot den laatsten Duitscher uit het land jagen.
Zoo dacht Antoine en honderden zijner makkers.
Zij verbeeldden zich dat alle Franschen hun voor
beeld zouden volgen, dat weldra vier millioen gewa
pende mannen en jongelingen van alle zijden den
vijand zouden bestoken.Maar tegenover een die
het geweer greep, waren er tien, die den oorlog
overlieten aan de soldaten, en de franc-tireurs wer
den vervolgd als wild en zelfs de Franschen waren
bang hen te steunen uit vrees voor de Duitschers.
Wordt vervolgd.)
LEIDSCH ^iSSs DAGBLAD.