N°. 7729.
Vrijdag 1 BSeL
A*. 1885.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
IHt nummer bestaat uit TWEE BLADEN.
Eerste Blad
Het Afghaansch vraagstuk.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS BEZER COURANT:
V*or LtiCen per 3 maanden.1.1#.
France per post1.40.
Afzonderlijke Nommers.a 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171.
Greotere letters naar plaatsruimte. Voor het ine
rea buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Officiëele Kennisgevingen.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden;
Gezien art. 5 der Wet van den 28sten Juni 1881 (Staats
blad No. 97);
Brengen ter algemeene kennis dat door MERMAN JOHAN
NES DUITS, alhier woonachtig, -en verzoekschrift is inge
diend om vergunning tot verkoop van sterken drank in
het klein, in het perceel Turfmarkt N°. 12.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTER, Burgemeester.
30 April 1885. E. KIST, Secretaris.
Uitsluitend aan zijn ligging heeft Afghanistan
het meer dan twijfelachtig voorrecht te wijten, dat
het op dit oogenblik bij de politieke besprekingen
van de grootmachten van Europa de hoofdrol ver
vult, zij het dan ook meereudeels eene lijdelijke.
Het bestaan, in Rusland, van eene oorlogspartij,
is bij meer dan ééne gelegenheid gebleken. Wat zjj
eigenlijk wil is Biet met een enkel woord te zeggen
wij gelooven dat ons oud-Nederlandsch spreekwoord,
dat van het visschen in troebel water gewaagt, op
haar van toepassing is. De groote meerderheid van
de Russische natie, en voornamelijk van den land-
bonwenden stand, is geheel passief en neemt niet
het minste deel in de openbare aangelegenheden;
zij, die buiten dezen poel van indolentie staan,
worden door hevige politieke hartstochten beroerd,
waarbij het verlangen naar gewelddadige omkee
ringen slechts door afleiding naar bniten eenigszins
kan gebreideld worden. Een groot aantal personen
van hoogen rang zien in een oorlog een welkom
middel, om zich te verrijken; en wie zich de
stuitende bijzonderheden herinnert, Da den laatsten
krijg openbaar geworden - slechts een gering
■deel uitmakende van hetgeen er werkelijk is
gebeurd - zal begrijpen hoe het mogelijk is dat de
oorlog met Engeland door velen als iets wensche-
lijks wordt beschouwd. Al moge de stem der voor
zichtigheid op den wrakken toestand van 's lands
geldmiddelen wijzen, - voor Heden van dat slag is
het ruwst eigenbelang de eenige drijfveer, en zij
bekommeren zich allerminst om den zondvloed die
na ben komen kan.
Oorlog, vooral met Engeland! Of is het niet
Albion, dat steeds storend tusschenbeiden kwam,
als de Russische adelaar den klauw reeds uitstrekte
naar het vurig begeerde Konstantinopel Het moge
waar zijn, dat het bestaan van het zoogenaamde
„testament van Peter den Groote" niet historisch
te bewijzen is, - dat veelbesproken document, waarin
bet plaatsen der Russische banier op de groote
moskee te Stamboel, de voormalige Sophia-kerk,
als het eenig doel van Ruslands staatkunde wordt
aangewezen, - toch zijn, sedert in 1725 de be
roemdste der czaars de oogen sloot, znlke belang
rijke stappen in die richting gedaan, dat het denk
beeld zelf niet als eene fictie mag beschouwd wor
den. Maar telkens, als de vrncht van dat volhar
dend streven scheen gerijpt, dan trad Engeland te
voorschijn en riep den veroveraar een halt! toe.
Riet in Europa, maar in Azië moet de toegang
tot den Bosporus worden bevochten: deze gedachte
heeft langzamerhand een meer vasten vorm ver
kregen; en, in nog meer beperkten zin: de sleutel
van Stamboel berust te Kaboel.
Inderdaad heeft de meeDing veld gewonnen dat,
wie in dezen zetel van den Emir van Afghanistan
blijvenden invloed weet te verkrjjgen, meester is
van den toestand in Azië. Kan het Rusland geluk
ken, den toegangsweg voor zijn troepen naar Britsch-
Indië open te honden, dan is elk vijandig optreden
van onzen westelijken buurman tegen de plannen
*»n den Koordscben beer verhinderd, omdat eerstge
noemde al zijn krachten zal hebben in te spannen
ten einde zijn gezag te handhaven in een uitgestrekt
gebied, waar gewis elke gelegenheid zon worden
aangegrepen om, met behulp van den Russischen
aanvaller, de Engelsche heerschappij af te werpen.
Daardoor wordt ten opzichte van verdere aanslagen
op Turkije eene mate van straffeloosheid verkregen,
te voren onbereikbaar.
Het is dus niet bij toeval, dat Engeland zich
ongelooflijke moeite heeft getroost, gedurende bijna
vijftig jaren, om Afghanistan buiten den kring van
den Russischen invloed te honden. Als veroverd
land zou het wellicht telkens aan de aanvallen der
Rnssen blootstaan; als onzijdig gebied, gelijk het
thans volgens de tractaten wordt beschouwd, biedt
het een slagboom aan voor noodlottige ontmoetingen.
Men heeft er Beaconsfield een verwjjt van gemaakt
dat hij, na de belangrijke offers van menschen-
levens en van geld, in den jongsten strijd tegen
Afghanistan gebracht, zich heeft tevreden gesteld
met hetgeen bij de vaststelling van eene „weten
schappelijke grens" noemde, en met de vestiging van
een centraal gezag, door Engelsohe toelagen aan de
Engelsche belangen dienstbaar gemaakt; en toch
schijnt dit eene hoogst verstandige schikking te zjjn
geweest, waaraan maar één ding ontbrak, - dat
zij niet den minsten waarborg oplevert tegen Rus
sische stoutigheden.
Engeland heeft van de onbeholpen A'gbaansche
soldaten, die het in 1840 met gemak onderwierp,
weerbare krijgslieden gemaakt; maar als het daar
voor op dankbaarheid rekende, zon het wel eens
bedrogen kunnen uitkomen. Bijna overal, waar de
Engelschen eenig meesterschap uitoefenen, doen zij
zulks op eene wijze die hun overwicht gehaat maakt, -
en dat die haat inzonderheid bij de Afghanen diep
is ingeworteld, bewees de moord van het legerhoold
te Kaboel in 1841, gevolgd door den bernchten
terugtocht nit die stad naar de grens, welke door
slechts tien man van de bezetting, 5000 man sterk,
werd bereikt; bewees de warme ontvangst, aan het
Russisch gezantschap, onder generaal Stoljetow, in
1878 ten deel gevallen en die aanleiding gaf tot
den oorlog van dat jaarbewees de moord van het En-
gelsch gezantschap te Kaboel onder maj. Cavagnari in
1879,gevoIgd door eene nieuwe expeditie, waarin voor
namelijk generaal Roberts lauweren behaalde; bewees
menige vroegere verklaring van den tegenwoordigen
Emir, Abdoerrahman, vóór hij door Britschen invloed
tot de hoogste waardigheid steeg. Zelf heeft hij
eenmaal gezegd, dat het Afghaansche volk met
vreugde zon zien dat een Russisch leger door het
land rnkte om Engeland in Indi§ aan te tasten;
en wat wij onlangs lazen - dat hij verklaard zon
hebbenAls een Rnssisch trompetter van den top
van de Himalaya den aanval blaast, zal het geheele
volk de Russische banier volgen, moge door de
jongste gebeurtenissen op de Westergrenzen weer
sproken zjjn, eerst de toekomst zal kunnen uit
maken of niet bij een wezenlijken strijd, Abdoer
rahman zijn plaats zon moeten ruimen aan den
troonpretendent, dien de Rassen nog altijd in petto
honden, aan den verwoeden vijand der Engel
schen, Ejoeb-Khan, die vóór vijf jaren door zijn
dapperheid en hardnekkig verzet veel van zich heeft
doen spreken.
Doch we willen ons niet verdiepen in bespiege
lingen over de mogelijkheden der toekomst. Slechts
op den ernst der tegenwoordige verwikkelingen
hebben we een oogenblik de aandacht willen vestigen.
LEIDEN, 30 April.
Heden is aan de Universiteit alhier, de heer
J. A. Rümer, geb. te De Lemmer, bevorderd tot
doctor in de geneeskunde, met academisch proef
schrift, get.; „Hydrochloras cocaini."
Het zoele weder heeft zeker reeds zjjn invloed
doen gelden op onze mnzikale stadgenootenimmers
de vier en twintigste muziekuitvoering van de M.
t. b. der Toonkunst, gisteravond onder directie van
den heer De Lange, in de Stadszaal gegereö, werd
niet drnk bezocht.
En dit is zeer te bejammeren, omdat zoowel het
koor als de solisten zich met toewjjding kweten
van hunne dikwerf zware taak. Als solisten traden
op mej. Catharina van Rennes nit Utrecht, de heer
Striening, onze stadgenoot en twee zeer verdienste
lijke dilettanten, mede hier woonachtig.
Het aan afwisseling rijke programma werd zeer
veidiensteljjk uitgevoerd. Wij zullen niet alle num
mers er van bespreken, doch ons bepalen tot enkele,
schooue, die der vermelding overwaardig zjjn.
Vooreerst dan de psalmen van Sweelinck, die
eens tot onze stadgenooten behoorde, den beroem
den organisthoe geven zij oub het type der vader-
landsche knnst weder van vroeger dagen. Veel
schoons vindt men in deze met kennis en smaak
gecomponeerde mnziek, die men werkelijk tot de
klassieke kan rekenen. De vertolking, a capella,
liet niets te wenschen over, alleen werd het trio
minder gelukkig uitgevoerd.
Het was goed gezien na dit nummer de acht
stemmige motette van den grooten Bach te doen
volgen. Overstelpend is deze muziek, het „Singet
dem Herrn ein neues Lied," door alle partjjen beur
telings ingezet, doet ons Bach bewonderen en zijn6
ontzaglijke grootheid van nabij aanschouwen. Deze
geheele schepping getuigt van den godvruchtigen
meester, het „Hallelujah: Alles was odem hat
lobe den Herrn" maakt een geweldigen indruk, die
met geen woerden is weer te geven. Hulde aan
het zangkoor dat, a capella, zijn zeer zware taak
zoo verdienstelijk volbracht. Doch ook een woord
van hulde aan den heer De Lange voor zijne ener
gieke leiding.
De volgende nommers van het programma geven
geen aanleiding tot een bizondere vermelding, de
„Frhülings-Begrabniss" en „Harpa"zjjn scheppingen,
die getuigen van groote begaafdheid, zoowel van
den componist als van den diehter, doch waarover
men, bij eene eerste aanhooring, geen beslist oordeel
kan aitspreken, omdat zonder orkestbegeleiding
veel van het schoone verloren gaat en de beoor
deeling dan onmogelijk is. Van meer belang achten
wjj het even stil te staan bij de liederen voor Sopraan,
mej. Van Reines oogstte hier veel en welverdiend
snccès. Zjj gaf ons drie liederen „Nachhall" van
Rubinstein, „Een blonde haarlok" van R. Hol en
last not least een lied, dat zjj zelf gecomponeerd
heeft: nl. „Lentegroet." Was het publiek door de
voordracht der twee eerste liederen reeds zeer voor
haar ingenomen, het stormachtig applaus dat na
de voordacht van haar eigen schepping losbarstte,
moet streelend voor haar geweest zijn. En inderdaad
is dit lied liefeljjk en zoetvloeiend. Door den heer
De Lange begeleid, kwam natnurljjk al het schoone
harer schepping in het helderste licht en niet eer
was het publiek voldaaD, dan na eene herhaling er van.
Ten slotte een woord van waardeering en lof
aan de verdienstelijke dilettanten, die zoo belang
loos het knnstminnend publiek van hnnne schoone
gaven hebben laten genieten. Hun edel streven ver
dient navolging, en voorzeker verdienen zij den
dank van velen. Hunne „Leistangen" aan eene
critiek te onderwerpen, dit laten wjj over aan een
meer linksch verslaggever.
Onze geachte stadgenoot de heer C. Plu aal
morgen, 1 Mei, het voorrecht mogen genieten den
dag te herdenken waarop hjj vóór 25 jaren tot
algemeen marktmeester alhier - dus ook van de
beestenmarkt - werd benoemd. Deze betrekking,
welke gaandeweg zich meer en meer heeft uitge
breid, onlangs nog door de nienwe wjjze van de