N°. 7703. Maandag 30 Maart. A". 1885.
Tweede Blad.
ANTON RUBINSTEIN.
Deze Conrant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DEZER COURANT!
T«or Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.10.
Atiouderlijke Nommers0.05.
Ofllciëele Kennisgevingen.
Burgemeester en Wethouders van Leiden herinneren bij
deze den belanghebbenden dat, ingevolge de verordening
van den 9den Januari 1868 (Gemeenteblad N°. 1,) de Bees
tenmarkt. in plaats van op Vrijdag den 3den April a.s.
zal worden gehouden op Woensdag den lsten te voren.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTER, Burgemeester.
25 Maart 1885. E. KIST, Secretaris.
Wanneer de knaap hoort spreken van den Koning,
dan denkt hij, in zijne kinderlijke naïeveteit niet
alleen aan den monarch, doch ook aan de zichtbare
teekenen zijner waardigheid. Zonder deze, den schepter
en do kroon, het purper en hermeljjn, kan hij zich
moeilijk eene voorstelling maken van de grooten en
machtigen dezer aarde. Ook wij, die de kinder
schoenen ontwassen zijn, zien zoo gaarne in de
koningen des geeetes, den stempel van het genie
als een zichtbaar kenmerk bnnner waardigheid in
hun uiterlijk uitgedrukt.
Niet altijd echter is de natuur zoo mild; hoe
dikwijls toch heeft zij het genie een stoffelijk om
hulsel gegeven dat Ijjnrecht in tegenspraak schijnt
met de innerlijk verborgen Godsvonk; waar zij het
echter deed, ontvangen wij bij het aansohouwen van
zulk een gelukkig menschenkind ood dubbelen
indruk, die ons onuitwischbaar bijblijft.
Slechts enkelen harer bevoorrechten schonk zij
eene individualiteit, die, geheel in harmonie met de
geestesgaven, het ideaal is, dat wij gewone sterve
lingen ons van den genius gevormd hebben.
Anton Rubinstein behoort tot die zeldzaam be
voorrechte menscheD, in hom ontdekken wij dadelijk
die geheimzinnige macht des geestes; zijn heroïsche
figuur verloochent zijne groote waardigheid niet.
Tot hem gevoelen wij ons aangetrokken; waar hij
optreedt boezemt hij dadelijk een gevoel van eer
bied io, heerscht hij met eene onbeperkte macht
over het gemoed zijner toehoorders.
Of wie onder de talrijke bezoekers van het gis
teravond gehouden concert zal ontkennen, dat hij
zich heeft kunnen onttrekken aan die buitengewone
too vermacht Wie werd niet io verrukking gebracht,
wie erkende niet terstond in Rubinstein den heer-
scher in het rijk der tonen, den onnavolgbaren
meester?
Na een tijdsverloop van acht jaren viel onze stad
de buitengewone eer ten deel, door hem bezocht
te worden. En dit zegt veel. Wanneer wij eenige
bijzonderheden uit het leven van dezen wereld-
beroemden man mededeeleo, dan zal daaruit blijken,
dat zijne verschijning eene gansch niet alledaagsche
is en door ieder kunstvereerder op hoogen prijs
gesteld moet worden.
Anton Gregor Rubinstein werd den 18den Nov.
1830 te Weohwotynetz (Bessarabië) geboren. Spoedig
na zijne geboorte vertrokken zijae ouders naar Mos
kon,. waar zijne moeder, toen de jeugdige Anton
zes jaren oud was, bem in de eerste gronden van het
klavierspel onderwees. Al dadelijk bleek het dat
de knaap een buitengewonen aanleg had en de
snelle vorderingen die hij maakte deden de moeder
reeds na twee jaren besluiten voor hem een bekwaam
onderwijzer te zoeken. Deze werd govondon in Vil-
loing, dio den knaap verder opleidde. Op zjjn achtste
jaar gaf de jeugdige virtuoos te Moskou een concert,
en zooals men denken kan trok de verschijning
vm zulk oen jeugdig genie de aandacht der gebeele
muzikale wereld. In 1839 vertrok Anton mot zjjn
leermeester naar Parijs, waar hem een schitterend
succes wachtte. Franz Liszt, die op een zijner con
certen aandachtig toehoorder was, omhelsde den
knaap in tegenwoordigheid van het publiek, daarbij
uitroepende: „gij wordt erfgenaam van mijn spel."
Liszt wist den vader van Anion over te halenden
knaap geheel voor de knnst te doen opleiden en nam
toen, gedurende 1jaar, do leiding en vorming op
zich. Daarna toog Rubinstein naar Engeland, waar hij
konnis maakte met Mendelssohn, die hem bij zijn
eerste optreden te Londen zelf naar het klavier
leidde. De kennismaking met Mendelssohn ging
weldra over in eene warme vriendschap en het
zacht, beminnelijk karakter van dezen toondichter
was niet zonder invloed op de verdere vorming
van Rnbinstein. Ook Debn's onderwijs in de com
positieleer bracht in vereeniging met het streven
van Mendelssohn eene wjjziging in het wel wat al te
hartstochtelijk temperament van dezen zoon van
het Zuiden, die bij zijne inspirat:es volstrekt niet
aan vormen dacht.
In 1846 vinden wij bem te Weenen als onder
wijzer. Het verblijf daar, behoort misschien niet
tot de aangenaamste herinneringen zijns levens
immers hier moest hij, door den dood zijos vaders
hiertoe genoodzaakt, als onderwijzer zelf in zijn
onderhoud voorzien. Doch vol vertrouwen op eene
betere toekomst werkte bij met onverdroten ijver
en leefde zeer ingetogen.
Hjj vertrok in 1848, over Berlijn, waar hij do
begrafenis van Mendelssohn bijwoonde, naar Pe
tersburg. Aan de Russische grenzen geraakte, door
eene onbekende oorzaak, zijn koffer zoek, waarin
zijne manuscripten en ook zijn pas.
Omdat hij geen pas bezat werd hij gevangen
genomen en wie weet hoe zijn lot geweest zou
zijn - men denke aan de gebeurtenissen in '48 -
had de grootvorstin Helena zich zijner niet aange
trokken. Door hare tusschenkomst werd hij ont
slagen en later benoemd tot haar kamervirtuoos.
Ook stelde de keizerin hem aan tot hofkapelmoes-
ter en hofpianist.
Te Leipzig debuteerde hij in 1854 als virtuoos
en tevens als componist in het „Gewandhaus." Van
daar verbreidde zich zijn toenemende roem naar
alle landen van Europa. Waar hij ook optrad in
Parijs en Londen ('57 en '58), overal was hjj de
gevierde man. Hij keerde van dezen triomftocht
naar Rusland terug en vond daar op muzikaal ge
bied veel te doen wat strekken kon tot verbetering
der toestanden, die bepaald achterlijk waren, ver
geleken bij die van andere natiën. Nn deed hij zich
ook kennen als organiseerend talent. Twee groot-
scbe stichtingen riep hij in het leven, het conser
vatorium eu „die Russische Musikgesellschaft",
daarin gesteund door de grootvorstin Helena en
vele kunstvrienden. Tot het jaar 1868 bleef Rubin
stein het hoofd en de ziel dezer inrichtingen, waarna
hij bedankte voor zijne verschillende en talrijke be
trekkingen. Van nu af bevond hij zich dan hier
d&n daar. Woei en schijnt voor hem nogal aan
trekkingskracht bezeten te hebben. Vermeldens
waardig is zijn bezoek aan de Nieuwe Wereld in
1872. Ook daar kwam hij, zag en overwon. De
Amerikaansche bladen van dien tijd noemen hem
een Triumphator, en net vatbaar voor bijval of
eerbetoon. Was zjjn spel goddelijk - zoo luidt de
recensie - ook goddeljjk was het gebaar, waarmede
hij den lauwerkrans van de hand wees, die hem
werd aangeboden.
Hjj keerde in 1873 in Europa terug. Doch waar-
tce hem verder te volgen Zooals wjj in het begin
zeiden, was ons doel slechts eenige bijzonderheden
nit het leven van dezen grooten man mede te deelen,
opdat onze lezers zich een jnist denkbeeld zouden
kunnen vormen van dezen toonheros.
Spreken wjj liever nog met een enkel woord over
zijne werken, die het respectabel getal van honderd
reeds ver hebben overschreden.
Behalve een aantal werken voor klavier, orkest,
kamermuziek en liederen, componeerde Rubinstein
ook opera's, oratoriën en symphonieëu.
PRIJS DER ADVERTENTIE»!
▼»b 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.t7|.
Grootere letters naar plaatsruimte Voor laat iacuwi
ren buiten da stad wordt f 0.10 berekend.
Van zijne symphonieën en opera's zijn de meeBte
bier te lande weinig bekend. De Ocean symphonie
en de dramatische (No. 4) vonden in Duitschland
een gunslig onthaal en worden als kunstwerken
hooggeschat, zelfs is de eerste vergeleken met de
„Pastorale" vau Beethoven. Zooals men weet, wor
den thans in Amsterdam, door het orkest onder
leiding van den heer Wedemeyer, enkele zijner sym
phonieën ten gehoore gebracht en met buitengewoon
succes. Zjjne opera „Die Macabaer" is, als dramatisch
werk, do glorie van den meesier en zijne liederen
worden als om strijd gezocht.
Rubinstein is evenzeer een groot orkestdirecteur
als een groot componist en virtuoos. Van hem ge
tuigde men dat hjj is de grootste klavierspeler onder
de levende componisten en de grootste componist
onder de levende klavierspelers.
Enkele zjjner scheppingen zijn vergeleken met
de woeste natuur van zjjn geboorteland; evenals
de steppen een schoon natuurtafereel aanbieden,
zoo ook geveo zijne werken den indruk van een
schoon, doch somber landschap weder.
Zjjne verdiensten werden door den keizer van
Rnsland in 1869 zoo hooggeschat dat hij hem de
Wladirair-orde schonk, waardoor Rubinstein tevens
in den adelstand werd verheven, en Mac-Mahon
hechtte in 1877 zelf het kruis van het Legioen van
Eer op zijne borst.
Niettegenstaande dit alles, blijft Rubinstein een
voudig, zooals de Amerikaansche bladen terecht
aanmerkten: niet vatbaar voor eerbetoon.
Zou men bij zjjn optreden, gisteravond, zoo een
voudig en natuurljjk, doch waardig, zou - herhalen
wij - iemand in hem den grooten man ontdekt
hebben, wiens roemrijk verleden wij in enkele
trekken hebben getracht te schetsen?
Eenvond is het kenmerk van het ware, dachten
wij, toeD Rubinstein, na het publiek gegroet te
hebben, voor het klavier plaats nam, om de tal
rijke toehoorders mede te voeren naar het rijk
waar hij heerscht.
En wat te zeggen van dit spel. Men ziet de groote
meesters, wier werken hij vertolkt, als wedergeboren
voor zich. Wij gevoelen, dat als wij verder gingen
met in een koud proza dit spel te beschrijven, er
ongetwijfeld dwaasheden nit onze pen zouden vloeien.
Nog verder zouden wjj gaan dan te gewagen van den
„heiligen gloed van den kus van het genie" [N. v. d.
D. No. 4627]veel meer nog zouden wij beweren
er ontvangen te hebben dan slechts één enkelen.
Neen, liever laten wij den dichter spreken
Seelenvolle Harmonieën wimmeln
Ein wollüstig Ungestüm,
en, als wij moesten gewagen van de ongeëvenaarde
nuances in het spel van den meester
Lieblich jetzt wie über glatten Kieseln
Silberhelle Fluten rieseln,
Majestatisch prachtig nun,
Wie des Donners orgelton.
Stürmend von binnen jetzt, wie sich von Felsen
Ranschende schaumende Giezbache walzen,
Holdes Gesausel bald,
Schmeichlerisch linde,
Wie durch den Espenwald
Buhlende Winde.
Schwerer nun nnd melancholisch düster
Wie durch toter Wüste Schauernachtgeflüiter,
Wo verlornes Heulen schweift,
ThranenweÜen der Cocytus schleift.
Waarlijk, men begrjjpt eerst recht goed wat da
dichter met deze zangen bedoelde, als men Rubin
stein heeft gehoord.
LEIDSCH lÉSl DA&BLAD.