N°. 76 79. Maandag 2 Maart. A0. 1885. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering ?an Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Dit nummer bestaat uit DRIE BLADEK. Eerste Blad. Ambtenaarsplicht en Ambtenaarsrecht. LEIBSOH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT» T*or Leiden per 3 maanden1.10. Franco per pest1.40. Afzonderlijke Nommers.0.05. PRIJS DER ADYERTENTIEN» Van 16 regels 1.05. Iedere regel Grootere letters naar plaatsruimte. Voor ren buiten de stad wordt 0.10 berekend. /O."». Wat door het woord plicht wordt verstaan, schijnt voor een ieder niet hetzelfde, althans bij velen is dit begrip zeer nauw te zamen genomen of verward met eigenbelang. Plicht is eane schuld, die men heeft aan de maat schappij, aan zijne naasten, aan zjjne bloedverwanten en aan zich zelven. Hij, die handelt naar een juist plchtbesef, is zeker een goed burger, een degelijk lid zijner familie, hij zal eene betamelijke eigenwaarde gevoelen. Het is ons doel echter alleen om te spreken van de plichten van een rijksambtenaar, dus van iemand, die in een of anderen tak van algemeenen dienst van het Rijk of den Staat een ambt of betrekking vervalt, en krachtens die betrekking, waaraan ze kere belooning verbonden is, moet werkzaam zijn naar bepaalde voorschriften. In vroeger jaren, toen 's lands regeering in haDden waB van een souverein gezag, en dit zonder eenige verantwoordelijkheid als ambtenaar aanstelde den persoon, die bij hem het meest in de guust stond, of die in het belang van dien souverein en diens regeering het meest geschikt werd geacht, deed een onder die omstandigheden benoemden ambtenaar zijn plicht wanneer hij in de eerste plaats de be langen diende van zijn hoogsten chef. Dit ontaardde zeer dikwijls in kruipende onderdanigheid en vleierij, naarmate de gezaghebber er meer of minder mede gediend was. Hovelingen speelden zoodoende vaak eene zeer belangrijke rol. Sedert de regeering van den Staat mede wordt uitgeoefend door verantwoordelijke ministers, maar vooral sedert de Volksvertegenwoordiging hare goed keuring moet geven aan 's lands uitgaven, ook die aan traktementen en belooningen, is het wezen van staatsambtenaar veel gewijzigd. In plaats van be noemingen naar welbehagen en willekeur is het thans regel dat ambtenaren worden aangesteld na, volgens vastgestelde bepalingen, van vereischte kennis en geschiktheid blijken te hebben gegeven. In deze richting gaat men tegenwoordig wel wat ver, namelijk wanneer men van reeds jaren lang gediend hebbende ambtenaren, die dns in hun dienst de sprekendste en practische bewijzen hunner be kwaamheid hebben gegeven, nogmaals de verplich ting tot het doen van een theoretisch examen oplegt, om tot bevordering in aanmerking te komen, een maatregel waardoor menig werkelijk verdien stelijk ambtenaar zich ziet voorgaan door veel jeudiger personen, welke, alleen met een goed ge heugen begaafd, de noodige lessen hebben uit het hoofd geleerd, doch nog geen zekerheid geven van in de practijk te zullen voldoen. Hier blijven dan tact, menschenkennis, goede manieren en beproefde zedelijkheid, alle hoedanigheden, welke zich niet in theorie laten brengen, geheel buiten aanmerking. Thans is een staatsambtenaar das niet meer, zoo als vroeger, de onderdanige dienaar van het per soonlijk gezag, maar een dienaar van den Staat, dat is hier eener vereeniging van vrije burgers, die te zamen leven onder eene regeering naar eigen keuze. Hetzelfde tot welke afdeeling van algemeen bestuur bij behoort, is hij iemand, die werkzaam is in 't belang van 't algemeen. Ieder ambtenaar is verplicht zijne taak naar behooren te volbrengen, niet alleen om de goedkeuring zjjner chefs te ver- I werven, maar ter wille van 't algemeen welzijn, ter bevordering waarvan hij in de eerste plaats geroepen is. Aan ieder ambt is in meer of mindere mate een zeker vertrouwen verbonden: dat vertrouwen moet de ambtenaar zich volkomen waardig toonen. De j vervulling van een ambt moet zijn eene eervolle onderscheiding; de ambtenaar een man die, naar zijn rang, weet waar bij staat on wat hij te doen heeft, ook zonuer dat de oogen van anderen op hem gevestigd zijn. Waar het te pas komt dient hij het publiek omtrent de werking van wetten en besluiten of veranderingen inlichtingen te geven en behoort hij ook tegenover zijne meerderen zijne gedachte daarover vrijmoedig en zonder achterhoudendheid mede te deelen. Ambtenaren van hoogeren rang zijn nog in 't bijzonder verplicht de onder ben geplaatste beambten door eigen werkzaam voorbeeld tot nauw gezette waarneming hunner betrekkingen aan te sporen en hnnne diensten met de meeste onpar tijdigheid en naar ieders geschiktheid te regelen. Terwijl zij op gepaste wijze hun gezag weten te handhaven en orde knnnen honden, hebben zij tevens door minzaamheid en welwillendheid bij hnnne onder geschikten achting, genegenheid en vertronwen op te wekken, wat tot bevordering van een goeden loop van zaken zoo zeer gewenscht is. Wanneer eene goede verstandhouding ontbreekt tusschen amb tenaren van hoogeren en lageren rang, is dit stellig in 't nadeel van den dienst. Een hoofdambtenaar moet de goede diensten zijner ambtenaren erkennen, prjjzen waar te prijzen, maar ook weten te straffen waar straf verdiend werd. IJverigen en tragen, be kwamen en onbekwamen, eerlijken en min vertrouw baren, allen steeds gelijkmatig te waardeeren, is wel 't gemakkelijkste, maar te goliik ook doodend voor lust en energie. Een chef moet Diet alleen knn nen commandeeren, maar ook met eene zekere mate van menschenkennis trachten door te dringen in het karakter zijner onderhoorigen. Hoe meer daarbij zijn eigen karakter uitblinkt door edele hoedanig heden, hoe bereidwilliger hij zijne menschen zal vinden om bem zijne taak gemakkelijk te maken. Strikte rechtvaardigheid zal hem eene groote kracht geven, doch misbruik van macht slechts leiden tot verzet en tegenwerking. Na deze beschouwing van plichten en ge- wenschte hoedanigheden van den ambtenaar, nu ook een woord over zijne ree ht en en b elan gen. Een ambtenaar heeft recht op eene bezoldiging, in verhouding tot den stand, dien hij in de maat schappij moet innemen, voor het werk dat hij levert, en voor den tijd gedurende welken zyn ambt hem in dienst houdt. Wil de Staat steeds over zijne beste krachten beschikken, dan moet die bezoldiging alleszins voldoende zijn om althans in de voor naamste behoeften eener huishouding te kannen voorzien. De vraag: kan men er menschen voor krijgen, regelt hier echter meer het bedrag der belooning dan de billijker vraagkan men er van leven P Wie met de ambtenaarswereld bekend is, weet dat er zeer weinige ambtenaren alleen van hun traktement kunnea rondkomen, dan met het meest mogelijk overleg, met onthouding niet slechts van datgene wat men genietingen noemt, maar ook vaak van degeljjke voeding. Tegenspoeden als door ziekte of verplaatsing zijn haast niet te boven'te komen. De staat geeft geene geneeskundige behan deling en betaalt bij verplaatsing alleen kosten voor den ambtenaar, niet die voor zijn gezin. De adressen van tijd tot tijd ingediend wordende om traktements- verhooging zijn dus zeker gegrond, de daarbij aangevoerde redenen niet gezocht en steunen op de eenvondige waarheid, dat eon eerlijk man uie* meer kan uitgeven dan hij ontvangt. Nochtans, hoe stellen het die honderden ambtenaren, die oogenschijnlijk een vraagstuk, dat rekenkunstig niet voor oplossing vatbaar is, practisch met een tamelijk goed gevolg uitwerken? Wat hieromtrent b^ nader inzien is waar te nemen, ontsluiert de zaak met eene mate van verscheidenheid-, bij voorbeeld De leeraar A. moet al zijn vrijen tijd wijden om boekwerken te schrijven over zijn vak, waarmede hij het noodige er bij verdient, of privaatles geven. De telegraphist B. heeft tevens een man ofactuur- winkel op naam zijner echtgenoote. De landmeter C. is tevens correspondent van eenige dagbladen. De ontvanger D. kwam na vele jaren dienst eindelijk aan eene ontvangst, waaraan eene ordente lijke belooning verbonden is. De commies E. treft veel voordeelige diensten, en heeft daarbij eene zuinige huisvrouw, enz. enz. Er is een spreekwoord dat zegt: „Het is geen boer te leeren hoe een soldaat aan den kost komt." Even duister is ook het bestaan van de zoovelen, en verbiedt de kieachheid hierop het licht helder te laten schijnen. Een ambtenaar moet de tering naar de nering zetten; op alle manieren moet hij in de eerste plaats zorgen geene schulden te maken. Goed zoo! Een ambtenaar werd verplaatst, de verplaatsingkosten waren natuurlijk ontoereikend, zijne familie moest ook mee en de spaarpot was ledig. Hoe kan iemand sparen, die geregeld haast te kort komt? De man hield toch zijn fatsoen; hij betaalde wat hij schuldig was en vroeg niemand. Hij en zijne huisgenooten leden echter een maand half honger; de kinderen moesten eenige maanden van school gehouden wor den. Maar is dat een leven!! Wanneer znlke feiten spreken, kan men niet zeggen dat aan het recht op eene redelijke belooning voldaan is, en zoolang deze niet gegeven wordt, zal de Staat, ondanks alle papieren voorschriften, examens en organisation geen goede ambtenaren behouden, en de wezenlijke nood leiden tot bederf in velerlei richting. Hoogst onbillijk is ook de regeling der pensioenen. Het fonds levert jaarlijks een saldo van eenige dui zenden guldens, terwijl arme weduwen en weezen gebrek lijden. p. e. c. LEIDEN, 28 Februari. Het wordt dezer dagen 150 jaar dat de eerste zendelingen der Hernhutters naar West-Indië ver trokken. Zg werkten daar tot vóór 1863 hoofd- zakelpk onder de negers; na de emancipatie heb ben zij dit werk voortgezet, en ongetwyfeld is aan hnnne y verige bemoeiingen te danken dat de eerste gevolgen der vrijlating, waarvoor velen terecht bezorgd waren, niet erger zijn geweest. De zending heeft vooral in de laatste jaren nienwe uitbreiding ontvangen. De vrienden der zending zullen in de Hooglandsche Kerk aanstaan den Maandag-avond van den Hernhntterschen pre dikant E. Weiss dienaangaande belangrijke mede- deelingen kannen ontvangen. By besluit van den minister van financiën ie benoemd tot klerk aan zyn Departement de heer A. J. Witmans Mzn., thans controle-klerk der directe belastingen, invoerrechten en accynzen alhier. Mejuffrouw E. M. M. Binnendyk, thans werk zaam aan de openbare lagere school van den heer N. Brouwer alhier, is, met ingang 1 April a. 8., benoemd tot onderwyzeres aan de lste openbare school te IJselmonde. In de Staatscourant van heden is opgenomen een verslag aangaande 'sRyks Museum van Oud heden te Leiden, over 1883. Gedurende deze week zyn dagelyks in de Stedelijke Werkinrichting alhier opgenomen van 62116 volwasser personen en van 411 kinderen. Te rekenen van Maart aanstaande zal het telegraafkantoor op het station der Haarlem-Zand voort-spoorwegmaatschappy te Zandvoort, dagelyks open zyn van 7 uren 's voor- tot 9 uren 's namiddags.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 1