van zijne dochter wil weten, ja zelfs niet eens dnldt dat haar naam in zijne tegenwoordigheid wordt uit gesproken. Bniten zijn medeweten wordt haar en haren echtgenoot voor eenigen tijd gastvrijheid ver leend in de woning van oom Arend, alwaar zij de voor allen heuglijke gqbeurtenis harer ophanden zijnde bevalling zal afwachten. Wanneer het plechtig oogenblik daar is, hetwelk alle leden der familie zoozeer in spanning brengt, wordt aan vader Simon het geheim zoo voorzichtig mogelijk medegedeeld. Hij die uit de enkele woor- den tot hem gericht alleen begrijpt dat zijn Engel het hem toch zoo dierbaar gebleven kind, in levens gevaar verkeert, wil naar haar toesnellen. Tante Doortje komt echter met de blijde boodschap dat een flinke jongen het levenslicht heeft aanschouwd en ten toppnnt van vrengde, roept vader Simon: „Ik ga mijn kleinzoon omhelzen Reeds bij de eerste opvoering bleek, dat het eerste en tweede bedrijf eenigszins gerekt waren, - en dit beweren scheen volkomen juist. Deze font wordt echter grootendeels vergoed door het vele typische, dat men in het stuk kan opmerkenwij herinneren slechts aan de theevisite. De heeren R. Faassen, D. Haspels, A. J. Le Qras en Jan C. De Vos kweten zich op de bekende wijze van hnnne taak en werden zeer verdienstelijk bij gestaan door de dames Yink, Bnrlage-Yerwoert en Faassen-Yan Yelzen. Mejuffrouw Vink voldeed ons gisteravond beter dan wel eens vroeger het geval was; nu was zij steeds op hare plaats. Hare toilet ten waren eveneens keurig. Mevr. Bnrlage-Verwoert was in hare actie uitstekendzij was voortdurend de waardige moeder. Mevronw Faassen vergastte onB steeds op een iet wat zangerigen, vlijenden toon: en deze kan op den dnnr niet aantrekkelijk blijven. Aan de heeren Keerwolf en Poolman, resp. als boekhouder en werkman, een woord van erken telijkheid, dat wjj echter den heer Victor Faassen moeten onthouden, want zjjn spel kon ons niet be koren. Over het geheel genomen was echter de actie uitstekend te noemen. Onder fanfares en daverende toejuichingen van het publiek werd aan den heer A. J. Le Gras oen drietal kransen aangeboden ter herdenking aan zijn 25-jarige tooneelspelersloopbaan en als een blijk van hnlde aan zjjn talent, nl. één van de Schouw- burgcommissie, één van het Leidsche Studentes- corps en één van de Leidsche Afdeeling van het Nederlandsebe Tooneelverbond. Aan het einde van de voorstelling werd even eens onder aanhoudend applans namens de schouw- bnrgcommissie een kraDs vereerd aan den auteur van het opgevoerde stuk, den heer Faassen. Gemengd Nieuws. Het was wederom een echt fees t- avondje voor de leden der kleedermakers-vereeni- ging „Eendracht door Vriendschap", die zich gisteren met hunne vrouwen en meisjes in de, voor deze gelegenheid, met bloemen versierde zaal van den heer Ephraïm bevonden. De president, die de vergadering opende, riep allen aanwezigen een hartelijk welkom toe, deed daarna eesige mededeelingen omtrent den toestand der vereeniging en betuigde ook zijn dank aan de milde geefsters, die hadden medegewerkt tot het vernieuwen van het vaandel, dat nu in de feestzaal tusschen het groen prijkte. Het verslag van den secretaris meldde o. a. dat de toestand der vereeniging bevredigend is, dat in het bestuur geene veranderingen hebben plaats ge had en dat het ledental hetzelfde is als in het vorige jaar. Het „Ondersteuningsfonds" is bloeiende, zoodat, als gevolg daarvan, eene uitloting heeft plaats gehad en aan een aantal leden drie kwart van hun inleggeld werd teruggegeven. De verdere genoegens van den avond werden bezorgd door hot gezelschap van den heer W. Hart, dat voor deze gelegenheid was geëngageerd en ten tooneele voerde „De matroos Juslin of de Duivels rots op bet eiland Martinique", welk drama zeer ten genoege der aanwezigen werd afgespeeld, evenals „Mejuffrouw Antje", een kluchtspel met zaDg in één bedrijf, dat menigeen als het ware nu en dan er toe dwong eens flink te schaterlachen. Onder het zingen van eenige liederen, vervaardigd door den heer W. Metselaar, en een goed geanimeerd bal werd ook dit zestiende jaarfeest besloten. De sehoenmaker8vereeniging „Door Vriendschap verbonden" vierde tegelijkertijd in het lokaal van den heer Noë haar tweede jaarfeest. Nadat de president ook hier allen een hartelijk welkom toegeroepen en do donateurs voor hunne medewerking bedankt had, werd overgegaan tot het uitvoeren van bet programma, waarop o. a. voor kwamen de openingsrede van den president en het jaarverslag van den secretaris. Daaruit bleek dat de jonge vereeniging tevreden kon zijn over het afgeloopeo jaar. Zjj verheugt zich in een gunstigen flnantiëeleu toestand en in een toenemend aautal leden. Met ziekten heeft de vereeniging dat jaar weinig te kampen gehad. Vervolgens werd overgegaan tot de onthulling van het door de vereeniging aangeschafte vaandel. Vooraf spoorde de president de leden aan, het vaandel getrouw te big ven en het als een sterker vriend schapsband te beschouwen. Toen daarop bet vaandel, dat tot nu toe achter een voorhang verborgen was, zichtbaar werd, vervulde een luid applaus de zaal. Het vaandel, prijkende met den naam dor vereeni ging en de symbolen van het schoenmakersambt, ziet er keurig uit en viel dan ook algemeen in den smaak. Een paar jonge dames hechtten een krans aan het vaandel. Na afloop van de onthulling werden de verdere nummers van het programma uitgevoerd. Er wer den een paar blijspelen ten beste gegeven, welke het publiek goed amuseerden, nl. „No. 33" en „Een Fransch Krijgsgevangene." Met een bal, dat tot laat in den nacht voort duurde en eveneens werd afgewisseld door het zingen van feestliederen, eindigde ook dit jaarfeest. Wanneer ijs en weder het toelaten, zal Vrijdag a. s. door de Leidsche Stndenten-ijsclnb op het Galgewater voor „Rbynzigt" een onderlinge wedstrijd worden gehouden. Na de vorst der twee laatste dagen was het heden in den Singel langs het Plantsoen als het ware kermis. Het ijsvermaak was van dien aard dat zelfs een photograaf er aanleiding in vond zijne kunst ook hier toe te passen. Terwijl hij daarmede bezig was, vereenigde zich echter een clubje van vijf te veel op één punt. De last was te zwaar en het ijs bezweek. De drenkelingen werden, natuurlijk niet zonder veel moeite, echter nog gered. Een zelfde ongelukkig en gelukkig lot onder gingen een drietal personen, die een door het ijs gezakten grooten houd wilden redden en daartoe met touwen en planken waren aangekomen. Ze waren alzoo zelf bijna het slachtoffer van hun dier- lievendheid geworden en hadden nu zelf hulp uoodig. Dat het ijs aan den kant ook niet overal even sterk is, bleek daaruit dat een jongen, die zich van daar er op wilde begeven, dadelijk een half nat pak behaalde en van den schrik niet wist wat hij moest deen. Gered! De hier medegedeelde ongevallen zijn in afda lende reeks. Als de aard van die nog volgen moeten, maar niet in tegenovergestelde verhouding is! Een twaalfjarige knaap, Zondag- middag de Oranjegracht passeerende, streelde den hond van een aldaar wonenden melkboer over den kop. Onverhoeds beet het dier, dat volstrekt in geen kwaden reuk van valsehheid staat, hem in het gelaat en verwondde hem verschrikkelijk. In deerniswaardigen toestand werd het jongetje naar het ziekenhuis gebracht, waar bij thans verpleegd wordt. Het jongst verschenen nommer van „EigeD Haard" bevat een stuk, getiteld „Lei- dens ontzet", dat is opgeluisterd door zeer nauw keurig bewerkte zincographiscbe afbeeldingen der vier basreliëfs van het onlangs onthulde gedenk- teeken van Pieter Adrz. Van der Werf, alsmede van het monument in zijn geheel, genomen naar eene photographie vau den heer Goedeljee. Omtrent een schandaal in den Haag- schen schouwburg, reeds kortelijk in ons vorig nommer vermeld, deelt de „Haagscbe Courant" eenige bijzonderheden mede Een bezoeker der voorstelling in den Holland- schen schouwburg bij de voorstelling van Faassen's „Hannes", genaamd De Hondt en door het publiek gerucht aangeduid als deu schrijver van het „humo ristisch en satyriek" weekblad „Argus", werd (toen hij argeloos met den pachter der buffetten van den schouwburg, den heer Houtmeyers, in gesprek was) door drie jongelieden, waarvan één onbekend is, onverwacht besprongen, in den kraag gegrepen en in minder dan een minuut tijds onder den voet ge bracht. Zich te verdedigen was ondenkbaar, daar de jongelieden hun hevig ontsteld slachtoffer als een drietal losgelaten bezetenen met de looden knoppen hunner rottingen, mot vuisten en nagels, met de hakken hunner schoenen, zoodanig beukten, dat het bloed uit verschillende plaatsen van het hoofd vloeide. Daar de groote pauze jnist geëindigd en de politie niet meer in de gang, welke naar den foyer leidt, aanwezig was, gingen er eenige minuten heen alvorens een dienaar, een nachtwacht en eenige oogenblikken later de inspecteur van politie Pienbroek konden toesnellen, zoodat de mishandelde reeds door tusschenkomst vau auderen aan zijne woedende aanvallers was ontrukt. Twee der heeren maakten van do verwarring van het eerste oogenblik gebruik om te ontkomende derde werd echter door de politiedienaren gegrepen, maar weder losgelaten waarna hij zich eveneens uit de voeten maakte. De mishandelde bezoeker, weder eenigermate tot kennis gekomen, zag er deerlijk uit. Zjjn onken baar gelaat was een staalkaart van de nationale kleuren. Rood van het bloed dat er langs liep, wit van den schrik en blauw van de omvangrijke bulten die in menigte aan de slapen, aan voor hoofd, oogen en kin, werden waargenomen. De plek, waar bij op den grond had gelegen, was met bloed bevlekt. Hij verliet per rijtuig het schouwbnrggebouw naar het ziekenhuis, van waar hij na te zijn verbonden huiswaarts werd gebracht. Joseph Hake, die gepasseerdenDon- derdag-avond den moord op zijne vrouw in de Molenstee» te Rotterdam pleegde, is in zoover van de zich zelf toegebrachte wonden hersteld dat hij Zoudag-avond uit het ziekenhuis naar de cellulaire gevangenis is overgebracht. Door een uit Rotterdam komenden trein is nabij Breda de overwegwachter Kloppers overreden en onmiddellijk gedood. Volgens t e 1 e g r a p hi s ch berichtuit Nieuw-York kan er tusschen 20 en 22 dezer storm weder verwacht worden op de Engelsche, Noordsche en Fransche kusten. De zieken-afdeeling van hetkrank- zinnigengesticht te Kankatee, in den staat Illinois, is door brand vernield, waarbij zeventien zieken zijn omgekomen. Ook uit Zwitserland en het Noorden van Italië komen berichten omtrent koude en sneeuwstormen. De landen der zon verspelen hunne reputatie. Geheel Lombardije ligt drie meters diep onder de sneeuw. De gemeenschap rondom Milaan is gestremd. De Simplonljjn is, naar uit Bern gemeld wordt, geheel ingesneeuwd. In de provincie Malaga beeft nog steeds de aarde. De ellende blijft er onbeschrijfelijk. BUITENLAND. Duitschlaud. Het gisteren verschenen „Witte Boek" draagt tot titel: „Deutsche Landreclamationen aufFidschi", en bevat 33 stukken, van 31 October 1874 tot 16 September 1884, dus over een tienjarig tijdvak vau moeitevollen arbeid der Dnitsche diplomatie. De uitgave is te opmerkelijker, omdat de door Engeland bestreden aanspraken van Duitsche staats burgers op de Fidschi-oilanden voornamelijk der Rijksregeering aanleiding gaven tot de actieve koloniale politiek van den tegenwoordigen tijd. Het uitgangspunt is de inbezitneming van de Fidschi- eilanden door Engeland in October 1874, na welk tijdstip de klachten over uitstaande schuldvorde ringen (indertijd zeer beperkt) en ook de eigen- domstitel8 van verkregen landerijen werden verwezen naar eene bijzondere commissie, die met haren arbeid slechts langzaam vorderingen maakte en verscheidene aanspraken zelfs volkomen bestreed. De hierop betrekking hebbende en in het „Witte Boek" opgenomen reclames en verzoekschriften van Duitsche eigenaars vormen het onderwerp van aanhoudende bezwaren, welke de Duitsche Rijks regeering te Londen te berde bracht, en waarop Engeland deels ontwjjkend, deels afwijzend ant woordde. In de maand April 1883 stelde Duitsch- land voor, de benoeming eener gemengde commissie tot onderzoek der verschillende aanspraken. Het Britsche ministerie van koloniën was hiermede niet ingenomen, doch in Juni 1884 verklaarde lord Granville dat hij tot het voorstel toetrad. De te Mannheim verschijnende „Neue Bade- sche Landeszeitung" meldt dat gisternamiddag te Hockenheim een handwerksman werd in hechtenis genomen, die op een gendarme een revolverschot loste. De dader, die geene papieren bij zich had waaruit zijne identiteit kon blijken, werd naar Mannheim overgebracht. Hij heeft enkele verkla ringen afgelegd, aan welker waarheid men meent te mogen twjjfelen, en weigert nadere ophelderingen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1885 | | pagina 2