LEIDSCH
DAGBLAD.
r. 7576.
Woensdag 29 October.
A0. 1884.
Eerste Blad.
PRIJS DEÏER COURANT:
TT-diiar Lsidea p«r 8 maandenL10.
JfosK® per posi1.40.
Afteodai^e Nominers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER AD VERTE NT IEN1
T»i 1—8 regelt 1.05. Iedere regel meer OLtTft?
Grootoro letters naar plaatsruimte Voer het iocus««-
ren buiten de atad wordt 0.10 btrekeid.
Dit nommer bestaat nit TWEE BLADEN.
De naslag der verkiezingen, morgen in
den loop van den dag tfe ontvangen, zal
telkens aan ons Bureel worden aangeplakt.
GEDACHTENISVIERING VAN HET
250-jarig bestaan van liet Seminarium der
REMONSTRANTEN.
Eene aanzienlijke schare, zoowol van hier als
©lders ow zoowel van dames als heeren, was heden
middag raar de Stadszaal opgekomen ter bijwoning
van bovengenoemd feest. De benedenzaal was voor
deze gelegenheid eenvoudig, maar toepasselijk ge
tooid. Een gedeelte van het voor orkest bestemde
platform was door grijs- en groenkleurig in plooien
neerhangend doek voor het oog onzichtbaar ge
worden, en daarvoor, op de verhevenheid, had het
spreekgestoelte eene plaats gevondeD.
De beide uitspringende gedeelten der gaanderij
waren van draperieën voorzien met de wapenschil
den en kleuren van Leiden en Amsterdam, terwij
langs de waDdei een achttal eerbiedwekkende por
tretten prijkteo van manDeD, die den eersten stoot
tot het Remonstrantisme hadden gegeven of van
het thans feestvierende kerkgenootschap oan het
hoofd hadden gestaan, nl. Jac. Arminias, Joh. Uyten-
bogaart, Hugo Grotius, Daniël Wyttenbacb, Simon
Episcopius, Philippus van Limbcrcb, Adriaan Van
Cattenburgh en Des Amorio van der Hoeven.
Op de achterzijde der gaanderij bevonden zich
de loden van een strijkorkest, dat, onder leiding
van den heer C. G. Locher, vóór de plechtigheid de
„Athalia"-ouverture van Mendelssohn ten gehoore
bracht en omstreeks twee uren den marscb uit
Wagners „Tannhauser' deed hooren, toen de hoog
leeraren der Leidsche hoogeschool, van verschillende
faculteit en godsdienst, voorafgegaan door hunne beide
pedellen, plechtig de zaal binnen en naar de voor hen
gereserveerde plaatsen werden geleid, gevolgd door
hun college van curatoren, den burgemeester eo de wet
houders vau Leiden, den minister van binnenlaudsche
zaken mr. Heemskerk, den Commissaris des Konings
sur. Fock en leden van het Remonstrantscho Curato
rium en der feestcommissie.
Terwijl het orkest weldra zijne laatste toren docr
de zaal deed hooren, betrad prof. C. P. Tiele den
met groen geflaDkeerden katheder, tot het uit
spreken der feestrede, uit welker inhoud we het
volgende aanstippen.
Na allen - zoowel de aanzienlijke manneD, ver
tegenwoordigers van Staat, gewest en gemeente,
van hoogeschool en kerk, als de bestuurders en
oud-bestuurders, cud-studenten en studenten van het
Seminarium der Remonstranten, zoomede allen die
door hunne tegenwoordigheid toonden belang te
stellen in deze gedachtenisviering - een hartelijk wel
kom aan deze plaats te hebben toegeroepen, herin
nerde hij er allereerst aan hoe op den 28sten Oc
tober van hot jaar 1834 in do feestelijk getooide
keijt der Remonstranten te Amsterdam het Semina
rium der Remonstranten gedachtenis van zijn 200-
jarig bestaan vierde. Twee e2uwen toen geleden
had Simon Episcopius op dien dag de lessen aan
de kweekschool geopend. Statig verhief zich do
beurtzang, voor deze gelegeuheid door Tollens ge
dicht, door Ten Gate op muziek gezet, door Van
Bree geleid en door talentvolle kunstenaars vertolkt.
Do geschiedenis, die het loenmaligo hoefd der kweek
school, Abraham des Aruorie Van der Hoeven, in zijne
feestrede toen verhaa]-v-2, bad, gelijk elke andere,
bare wisselende tijdp A van bloei en kwijoing,
maar roemrijk was zij niettemin. Klein en bescheiden
was, uit den aard der zaak, de plaats geweest die
het Seminarium ODdor de inrichtingen van hoog9r
onderwijs in ons vaderlaad innam. Zelfs in de beste
tijden was het aantal zyner studenten gering, en
moest dat zijo om niet ongeëvenredigd te worden
a ui de behoefte. Maar de invloed door de mannen
daar gevormd op hunne fijdgenooten nitgcoefend bleef
niet beperkt tot den kring hunner eigen gemeenten,
eu sommigen dergGnen die daar achtereenvolgens
een katheder bekleedden, werden, door hunne go
schriften, do leermeesters van velen in de veder-
laudscbo kerk en daa:buiten.
Daar was in de ecr&te plaats Simon Episcopius,
voorheen een sieraad der Leidsche hoogeschool
[zjne beeltenis die thans de zaal versierde, was u:t
hiar klassieke Senaatskamer afkomstig en aan de
feestvierende gemeente met enkele andere, voor
deze gelegenheid welwillend afgestaan] - van wien
men zeggen kan, ofschoon hij zijn ambt slechts
regen jaren vervulde, dat zijn geest twee eeuwen
lang op het godgeleerd onderwijs aan het Semina
rium zijn stompe! gedrukt heefrvervolgens Stepha
nas Curcollaens, vroomdeling van afkomst, maar
uit eerbied voor zijn karakter en verdiensten door
de regeeriüg van Amsterdam - in die dagen een
zeldzame eer! - mot haar burgerrecht begiftigd;
d-sar was vooral Philippus Van Limborch, als god-
geleorde, door zijn hoofdwerk, zijn „Theologin Chris
tiana", in geheel Europa beroemd, vier en veertig
j iren niet slecht3 do hoogleeraar, maar de leidsman
en vraagbaak der Broederschap, en onder wien hot
Seminarium een tijdperk van bloei en luister be
leefde, dat eerst onder Van der Hoeven's professie
zon worden geëvenaard. Daar was eindelijk Adrianu9
Van Catterburgh, ofschoon in roem en gaven hun
mindere, toch, als voortzetter van Limborch's werk,
waardig ora nog met eere te worden genoemd.
Naast die godgeleerden herdacht de redenaar de
niet raiodor uitstekende mannen die don tweodeD,
sedert als onnoodig opgeheven, leerstoel in de letteren
en wijsbegeerte bezettenden vermaarden, doch zoc-
zeer belasterden Clericus; den geleorden Wetstein,
ook een voorganger op zijn gebied, die om zijne
wetenschappelijke overtuiging te Bazel van zijn ambt
ontzet, bij de Broederschap een toevlucht zocht
en vond; voorts den welbekenden Daniel Wytten-
bicb, die zijne schitterende loopbaan, later aan het
Arasterdamsch Athenaeum en de Leidsche Academie
voortgezet, aan de Remonstrantscho stichting begon
en eindelijk zijn tegenstander in de wijsbegeerte,
den weisprekenden vordediger der Kantiaansche phi
losophic in Nederland, Paulus Van Ilemert.
Op het eind der vorige en in den aanvang dezer
eeuw verkeerde het Seminarium in diep verval
Doch toen het tweede eeuwgetijdo aanbrak, had
zij zich reeds weder uit de vernedering opgeheven.
Onder de verlichte regeering van Koning Willem I,
die verlangde dat de oude partijschappen ver
geten zouden worden en die later zelfs het Semi
narium der Remonstranten, op denzelfden voet als
bet Luthersehe, tot een Koninklijk Seminarium
wenschte te verheffen - eene eer waarvoor de
Broederschap meende te moeten bedanken - on
onder Van der Hoevens leiding, had zij al spoedig
eene vlocht genomen die iu de volgende jaren zijner
bediening niet verminderen zou. Men kon toen van
gaDScher harte feestvieren.
Thans zijn weder vijftig jaren verstroken, en niet
ongemerkt, meende men, mccht deze dag voorbij
gaan. Geen openbare en plechtstatige feestviering,
dat begrec-p men terecht, een eenvoudige gedenkdag
meest hot wezen, in eigen kring, met ecnige gonoo-
«ligden, op wier togenwourdigheid men prijsstelde.
Tot luiden jubel was nu weinig aanleiding, maar
<ok om zich te schamen geen oorzaak. Eu zoo werd
aan spr. dan de taak opgedragen, in deze verga
dering een woord van dankbare herinnering te
spreken; eene taak, die hij niet dan uoode en niet
zonder opzion aanvaardde, en tot vervulling waarvan
h:j nu de lotgevallen sedert het tweede eeuwfeest
der school met eenige trekken teekendo.
Toen dat tijdperk aanving, stond Van dor Hoeven
i de volle kracht van den mannelijken leeftijd,
li het breede schilderde spr. de persoonlijkheid, het
leven en werken van dezen geboren redenaar, die
waarheid tot grondtoon van zijn karakter had, die
op den kansel thuis wa9, die eene breede schare
van predikers vormde, o. a. zijn oudsten zoon, den
wijsgeerigen denker, Abraham, onzen De Genestet
en dr. Johannes Tideman die hem in 1855 opvolgde
toon hij aan de kwaal, die hem sinds lang onder
mijnd had, bezweken was.
Tideman, die reeds sedert ongeveer 12 jaren een
welverdiende rust geniet, behoort nog tot de leven
den en zijn work dus nog niet tot de geschiedenis.
Een zijner eigene leerlingen zal zeker, vroeger of
later, schetsen wat hij voor heD is geweest. Maar
al is spr. onbevoegd daarover uitvoerig te spreken,
dit belette hem niet zijn geëerden voorganger in
de bediening te Rotterdam en aan do Kweeksohool
met een woord van warme waardeering te gedenken.
OLchoon van afkomst niet tot de Broederschap
bohoorende, had hij haar lief mot geheel zijn hart
Hij werd de geschiedschrijver barer stichting en
vestiging, de levensbeschrijver harer dienaren, on
ia zijn best geschreven werk„De Remonstrantie
en het Remonstrantisme" haar apologeet.
Vervolgens ging spr. de veranderingen na die do
tijden intusschen hadden ondergaan. Naar veler
gevoelen voldeed de inrichting der kweekschool niet
meer aan de behoeften van een jonger geslacht.
Men wenschte eene geheele hervorming; het onder
wijs aan het Seminarium, hoofdzakelijk practiscb,
moest het universitaire slechts aanvullen waar dit
noodig bleek, de academische examina moesten voor
de studenten verplichtend gesteld en het proponents
examen, van zijn toch meest scbijabaar weten
schappelijk karakter ontdaan, moest beperkt worden
tot de praktische godgeleerdheid, de geschiedenis
en kennis van het Remonstrantisme en al datgene
waaruit de geschiktheid tot den dienst des Evan
gelies kon blijken. Deze hervormingen, door som
migen bestreden, door anderen onnoodig geacht,
vonden warme verdedigers en droegen ten slotte
de goedkeuring der Groote Vergadering weg. Maar
daaruit sproot nu ook de noodzakelijkheid voort,
ora het Seminarium te verplaatsen. Ware toen de
Amaterdamsche universiteit reeds gesticht geweest,
bet zou zeker in de hoofdstad gebleven zijn. Maar
daarop scheen, du twaalf jaren geleden, weinig
inzicht. Men besloot het naar Leiden over te brengen.
Do hoogleeraar Tideman, met die verandering weinig
ingenomen, nam daaruit aaoleidiDg om zjja eervol
ontslag te vragen, en den 13don Februari 1873
hield zijn opvolger, reeds in October te voren be
noemd, zijne intreerede in het groot auditorium der
Leidsche hoogeschool: en daarmede was de nieuwe
orde van zaken gevestigd.
Over de vruchten der nieuwe inrichting kan, na
oen tijdsverloop van nog geen twaalf jareD, slechts
gebrekkig geoordeeld worden. Maar de toestand
van het Seminarium ging niet achteruit. Het aantal
studenten nam geleidelijk toe, en klom zelfs een
maal tot eene hoogte die het in twintig jaren niet
bereikt had, en dat ia weerwil van do weinige
opgewektheid tot. theologische studio die zich in
den laatsten tijd algemeen openbaarde, in weerwil
ook ven sommige besluiten der Broederschap die
den bloei der Kweekschool beletten. Nu, ofschoon
weer een weinig gedaald - aan zulke wisselingen
was men altijd gewoon - is het nog meer dan vol
doende voor de behoefte der Broederschap.
In het tweede gedeelte zijner feestrede wees prof.
Tiele op de geschiedenis der Broederschap en hare
school om aan te tooneu dat ook van het klein