LEIDSCH
DAGBLAD.
r. 7467.
Maar&dag 23 Juni.
A0. 1884.
PRIJS DEZER COURANT:
▼•or Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post.1.40.
Afzonderlijke Nommers.8 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.171-
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor hel incassee-
ren baiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Dit nonimer bestaat nit DRIE BLADEN.
Offlciëole KennlsBeTlnffea.
De Burgemeester, Hoofd van het Gemeentebestuur
van Leiden, brengt ter algeraeene kennis dat op heden
aan den ontvanger der directe belastingen alhier zijn ter
hand gesteld twee kohieren van het patentrecht en één
kohier van de personeele belasting, alle dienst 4884/85 en
invorderbaar verklaard den 18den Juni 1884, en herinnert
voorts den belanghebbenden aan hunne verplichting om
hunnen aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
21 Juni 1884. DE KANTER.
Laiidpacht-regeli Dg.
Onder de landlieden zijn eigenaars en pachters
of huurders. De eersten verkeeren in een gnnstigen
toestand, zoo zij, of wel hnnne voorzaten, lang vóór
de stijging der landerijen, ze kochten.
Tegenwoordig staat men verbaasd over de lage
prijzen, die eertijds voor sommige landerijen be
steed werden. Zoo werden eens, vóór vijftig jaren,
bij publioken verkoop dertig morgen land tegen
een kwartje den morgen gemijnd. In het hartje van
Holland gebeurde dat. Yoor het houtgewas op een
gedeelte lands kon alleen de koopsom wel voldaan
worden, mits men de moeite deed het te kappen.
Dat met hontgewas begroeide land behield de kooper.
De overige vier en twintig morgen verkocht hij
weer tegen den koopprijs van al dat land, zoodat
hij zes morgen land, mot het houtgewas er op,
voor niemendal had. Andereü kochten land tegen
een veel hooger prijs, maar besteedden daarvoor
nog zoo weinig dat een twintig morgen niet meer
kostte dan nu één morgen van datzelfde land op
brengt. Het zijn geen sprookjes, die fabelachtig lage
prijzen, welke nog in dien tijd voor sommige lan
derijen besteed werden. De polder- en andere
lasten waren zoo hoog dat het land niet meer
kon opbrengen.
Vóór een groote dertig jaren nog werd eene
hoeve in Holland met 60 morgen land voor ƒ9000
te koop aangeboden. Dien hoogen prijs durfde men
niet aan. Ettolyke jaren later werd die hofstede voor
f 13,000, weer eenigo jaren daarna voor f 36,000
verkocht. Zoo do laatste kooper diezelfde woning
thans publiek verkocht, zou ze, ofschoon de prijzen
der landerijen in de laatste jaren eenigszins dalende
zijn, toch nog wel f 90,000 opbrengen.
Menig eigenaar zag alzoo de waarde zijner lan
derijen in de laatste dertig jaren aanmerkelijk stijgen.
Zij genoten jaarlijks de voordeelen van het gebruik
huns lands en hun kapitaal vermeerderde bovendien
belangrijk. Yan allen die vroeger voor eene ge
ringe som eigenaar werden van eene groote hoeve,
heet het dat ze slapende rijk zijn gewordeD.
Het spreekt van zelf dat de pachten eertijds, bij
nu vergeleken, ook gering waren. Toch kon menigeen
niet aan zijne verplichtingen voldoen en leidde een
kommerlijk bestaan. De prijzen der znivelproducten
waren nl. in dien tijd zeer laag. De boter gold 2
dubbeltjes, de kaas 8 cent het pond. Vetweiderij
bracht ook geringe voordeelen op. Het vleesch van
vette runderen bracht 12, van koeien vau mindere
soort 8 cent op. Yoor 2 dubbeltjes het pond, en
soms nog voor minder, kocht men de beste runder
lappen bij de slagers. Dezen maakten betere zaken
dan de vetweiders. Dat aan artikelen van weelde
bij den boerenstand in dien tijd niet te deoken
viel, laat zich begrijpen. De landlieden konden
weinig koopen, zoodat het wel te begrijpen is dat
kooplieden in manufacturen en anderen weinig
aftrek van hunne goederen of waren onder hen
vonden.
Sommigen dezer pachters wisten evenwel door j
goede bewerking en bemesting de vruchtbaarheid I
hunner landerijen, dikwijls door verwaarloozing
uitgeput, te bevorderen. Zij begrepen zoo de voor
deelen te verkrijgen, waardoor ze in staat werden
gesteld aan hunne verplichtingen te voldoen. En
dat ze te gelijk hunne eigene belangen goed behar
tigden, hiervoor vindt men het bewijs in de omstan
digheid dat zij eindelijk een kapitaaltje overlegden
dat toereikeude bleek om de hoeve, toen ze te koop
kwam, te kunnen koopen. Zij beleefden daarna betere
tijden en werden rijk, terwijl ze later, door splitsing
hunner groote hofstede, er twee of meer van maakten,
waarop hunne kinderen wonen, die thans in goeden
doen verkeeren.
Toen die „betere" tijden voor den landman aan
braken, dat de zuivelproducten zoo zeer in prijs
stegen, verkregen ook do landerijen hooger waarde.
Wie sedert moesten huren, moesten ook eece hooger
pacht opbrengen. Zoolang de zuivelproducten hoog
iu prijs bleven, konden de pachters die hooger
landhuur ook wel voldoen. Doch niet altijd bleven
de pachten in rechte evenredigheid met de waarde der
zuivelproducten. De eerste werden, na het verstrijken
van den huurtijd, veelal opgeslagen, ook zelfs toen
de prijzen der zuivelproducten gemiddeld dezelfde
bleven of wel verminderden. Zoo kwam het dat
menige pachtboer, die door zuinigheid en noeste
vlijt een klein kapitaaltje jbad verworven of wel
eene erfenis had ontvaugei^ zijn bespaard of ver-
krogou geld weer inteerde.
Kan het dan wel verwonderen dat de prijzen van
de kaas voor den landman Iu het algemeen, maar
voor den pachtboar Ia het bijzonder van zoo over
wegend belang zijn dat zoo zij hoog zjjn en blijven,
hij nog aan zijne verplichtingen kan voldoen, maar
zoo ze dalen of minder hoog blijven, hij met zijne
handen in het haar zit, niet wetende hoe hij de
landpacht zal betalen
Werd niet tot maatstaf van de regeling der Iand-
hunr een jaar genomen, waarin de prijzen gestaag
hoog bleven - zooals bijv. het vorig jaar - maar
gerekend naar den gemiddelden prijs van de zui
velproducten, zoolang de vorige huurtijd liep, dhn
zou eenige variatie in die prijzen voor den pacht
boer niet een dreigend spook zijn. Wie zal ontkennen
dat eene zoodanige regeling meer met de billijkheid
zou overeenkomen?
Niet naar steeds hooge prijzen dient de landpacht
geregeld te worden. Waar dit plaats heeft, zijn de
pachten veel te hoog. Deze moeten zoo worden
geregeld dat een pachtboer bij een voordeelig jaar
oenig geld kan overhouden. Dat is hoogst noodig,
omdat hij bloot staat voor verlies of sterfte van
vee. Hij is - kan hij eenig geld, bij niet te hooge
landpacht, overleggen, - in staat weer uit eigen
middelen ander goed melkvee aan te koopen. Worden
de pachten te hoog opgevoerd, dan kan hij niet
alleen onmogelijk iots overhouden, maar bij geleden
verlies dan nog aankoopen te doen, kan, zoo hij
zelf geen eigen middelen heeft, niet anders geschie
den dan door zijn veestapel te bezwaren, waardoor
hij nog meer achteruit werkt.
Die steeds hooger pachten bij het weder inhuren
hebben voor den landheer of de landvrouw zelf -
en daar wordt vaak niet genoeg aan gedacht - een
gewichtig nadeel, wijl het den pachter niet mogelijk
is, al wordt het hom -bij huurcontract ook voorge
schreven, aan de bemesting van het land de ver-
eischte zorg te besteden, hoe gaarne hij het ook
zou wenschen, omdat hij het weet, dat hij alleen
op die wijze de zuivel kan va*u Iderenwant eene
waarheid is het dat wat de uoér aan zijn land ten
koste legt, hij het in de melkemmers terugvindt.
Doch hoe zal hem dat mogelijk zijn, waar de land
pacht hom te zeer drukt?
Poot zong:
„Hoe genoeglijk rolt het leven
Des gerusten landmans heen,"
1
en velen onzer landlieden wenschen hem dat van
heeler harte te kunnen nazeggeumaar hoe ia dat
genoeglijk leven bij steeds drukkender zorgen moge
lijk? Teruggang - in het verschiet de woning te
moeten verlaten, als de pachten hooger worden en
de prijzen, naar verhouding, niet hoog zijn; neeD,
dan nog genoeglijk te kunnen leven, is - waarom
het verbloemd? - eene onmogelijkheid. Ziet de
landman, dat hij wat vooruitgaat, ja dnn kan hij
gerust zijn. Hij kan de hofstede blijven bewonen,
en niet door angstige zorgen gekweld, zich in zijn
schoon bedrijf verlustigen. Tevreden gestemd zal
hij dan Poot nazingen:
„Hoe genoeglijk rolt het leven
Des gerusten landmans heen"
en niet aarzelon er bij te voegen:
„Die zijn nedrig lot, hoe kleen,
Voor geen koningskroon zou geven."
LEIDEN, 21 Juni.
Heden is aan de universiteit alhier de heer J. W.
Maller, geb. te Amsterdam, bevorderd tot doctor
in de Nederlandsche letterkunde, mot academisch
proefschrift, get.„De oude en de jongere bewer
king van den Reinaert. Bijdrage tot de critiek der
beide „Reinaert-gedichten."
Op hare eerstvolgende vergaderiug zal de
afdeeling Leiden en omstreken der Nederlandsche
Maatschappij voor Tuinbouw en Plantenkunde oen
voorstel behandelen tot het indienen van een ver
zoekschrift aan onzen gemeenteraad omtrent het
uitloven van prijzea voor bloemperken in het
Plantoen.
Naar men verneemt, wenscht de Leidsche af
deeling van het Ned. Werklieden-verbond „Patri-
moninm" (Vaderlijk erfdeel) den lOden Juli, zijnde
de sterfdag van Willem I iü 1584, niet onge
merkt voorbij te laten gaan, maar op den avond
van dien dag in do Zaal-Noordeinde eene openbare
samenkomst te houdeü, waarin als spreker zal
optredon de heer W. H. Gispen van Amsterdam.
Aanstaande Zaterdag, 28 dezer, zal voor do
IeraÖlietische gemeente alhier in het algemeen en
voor den heer A. J. Fontein en zijne familieleden
in het bijzonder een ware feestdag zijn. Dan toch
zal het vijftig jaar wezen dat de heer Fontein
als koster ia genoemde gemeente in functie is, tegelij
kertijd tevens zijn tachtigsten verjaardag vierende.
Eene halve eeuw heeft do geachte jubilaris met
nauwgezetheid zijne betrekking waargenomen, ge
durende welken tijd hij zich de liefde en achting
wist waardig te maken zoowel van de zijde dor
verschillende bestoren als van al zijne gemeente
leden, doch niet het minst bij de armbesturen, waar
hij dikwijls met dezelfde voorkomendheid en be
reidwilligheid geheel belangeloos zijne diensten
verleende. Ontelbare malen was hij niet alleen
als koster, maar ook als raadgever de vraagbaak
van een ieder.
Het zal derhalve den grijzen jubilaris op dien
dag zeker niet ontbreken aan warme belangstelling
èn van de zijde der verschillende besturen èn van
zijne gemeenteleden. Moge die dag een ware feest
dag zijn niet alleen voor den jubilaris en zijne
familie, maar ook voor de geheele gemeente, en
moge het den grijzen jubilaris gegeven wordeu nog
eene reeks van jaren werkzaam te zijn tot heil
zijner familie en tot een sieraad zijner gemeenteleden
Als bijzonderheid deelt men ons mede dat, be
halve de heer Fontein, die nu 50 jaar als koster
fungeert, de heer R. M. Beuth reeds meer dan
45 jaar als voorzanger en de heer Van Wezel 29
jaar als leeraar bij de Israëlietischo gemeente in
betrekking zijn.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 38—57 volwassen
personen en van 3—5 kinderom