LEIDSCn
DAGBLAD.
N°. 7461.
Maandag 16 Juni.
A0. 1884.
Eerste Blad.
PRIJS DEZER COURANT:
?#or Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per posl1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regels 1.05. Iedere, regel meer 0.174.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassee-
ren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Dit nommer bestaat uit TWEE BLADEN.
Otöl-cSÖöle
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der GEMEENTE
LEIDEN, ontvangen hebbende eene circulaire van
den Commissaris des Ivonings in de provincie Zuid-Hol
land, van den 45den Januari j. 1. A. N°. 69, houdende
uitnoodiging om, door het aansporen der ingezetenen tot
milddadigheid, zooveel mogelijk het welslagen te bevor
deren der jaarlijksche Collecte, welke ten gevolge \an
Zijner Majesteits dispositie, van den 16den November 1820,
N°. 81, door de Districts-commissie tot aanmoediging en onder
steuning van den Gewapenden Dienst in de Nederlanden, zal
worden gehouden, doen te weten dat, ingevolge het
verlangen van gemelde Commissie, de genoemde Collecte
zal geschieden, door daartoe gemachtigde personen, met
gesloten bussen, op Maandag en Dinsdag 16 en 17 Juni
aanstaande, aanvangende 3s morgens te negen uren, aan de
huizen der ingezetenen, die verzocht worden op de uit
reiking hunner liefdegiften orde te stellen. Burgemeester
en Wethouders, gaarne voldoende aan het verlangen in
gemelde circulaire vervat, noodigen de ingezetenen dezer
gemeente dringend uit, door onbekrompene bijdragen kracht
dadig mede te werken tot de ondersteuning der instel
ling, wtike zij zoozeer behoeft, maar gelooven tevens dat
de bestemming van de opbrengst dier Collecte reeds eene
goede uitkomst verzekert en voor ieder rechtgeaard Neder
lander, die in de geschiedenis van zijn eigen land geen
vreemdeling is, alle verdere aansporing overbodig maakt.
Het fonds, tot instandhouding waarvan die gelden wor
den ingezameld, strekt toch niet slechts in het belang der
verminkten en infirmen van den gedenkwaardigen en be-
slissenden slag lij Waterloo (een dwaalbegrip dat bij velen
heerscht), neen, ongelukkigen van iederen strijd, waarin
ons vaderland gewikkeld was en nog is, ondervinden bet
steeds, dat ten hunnen behoeve een blijvend liefdewerk
is gesticht: strijders van den Belgischen veldtochthand
havers >azer macht in Oost- en West-Indische bezittingen,
veteranen van 40-jarigen dienst, genieten nu reeds, of
hebben althans het vooruitzicht te genieten, van hetgeen
hunne ;andgenooten hebben weggelegd en thans nog af
zonderen tot leniging hunner smarten, tot ondersteuning
van hunnen gebrekkigen ouderdom.
De Nederlandsche soldaat wete het, dat, zoo hij wer
kelijk <n en door den dienst infirm is geworden, er een
fonds bestaat, met het doel om door toelage, bovea en
behalve zijn pensioen, zijn ongeluk te verzachten; maar
het Nederlandsclie volk zij er dan ook, door dankbare
belangstelling gedrongen, gedachtig aan die ondersteuning
met meer mildheid te verleenen, opdat het fonds aan al
die bill :ke aanvragen voldoe en de lijst der sollicitanten niet
nog eei aanzienlijk getal blijve aanwijzen, tot beschaming
van der tijdgenoot, die aan het werk, eenmaal zoo krach
tig aangevangen, slechts met slappe handen voortbouwt.
Moge de goede uitslag dezer inzameling, waarvan Bur
gemeester en Wethouders zich reeds vooraf overtuigd hou
den, het doen zien, dat deze roepstem niet tevergeefs ook
tot Leiclens ingezetenen werd gebracht!
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTER, Burgemeester.
12 Juni 1884. E. KIST, Secretaris.
De Antwerpsche tentoonstelling.
De verbroedering tusschen Noord en Zuid, eigen
lijk tuascben beide aangrenzende natiën reeds sinds
lang tot stand gekomen, werd op ïndrakwekkende
wijze bevestigd door de geestdriftvolle ontvangst,
die a n de souvereinen van beide volken bij hun
wederkeerig bezoek aan de wederzajdscho Hoven
ten deel viel.
Geestdrift nn, hoe verheffend ook als onbedwon
gen uiting van het innerlijk gevoel, hoe aangrijpend
vooral, wanneer eene geheele volksmassa daardoor
wordt bezield, is echter, als elke gevoelsuiting,
eene gewaarwording van voorbijgaanden aard. Eerst
later, wanneer individuen of natiën tot de gewone
kalmte zijn teruggekeerd, moet uit hunne daden
en handelingen blijken, of die geestdrift uit de
ware, zuivere bron voortkwam. Ten volle nu ziju
wij overtuigd dat in dit geval de wederzijdsche
„botoogiogen", zooals onze Vlaamsche stamgenooten
het uitdrukken, recht hartelijk gemeend waren.
Maar dan mag men ook vertrouwen dat waar zich
de gelegenheid voordoet om metterdaad daarvan
het bewijs te lovcreu, zij gretig zal worden aar-
gegrepen.
Zulk eene gelegenheid doet zich eerlang voor
ous, Nederlanders, op. Ziehier wat wij bedoelen.
Tu Antwerpen zal het volgende jaar eene inter
nationale tentoonstelling op groote schaal worden
gehouden in den geest als die, welke het vorige
jaar te Amsterdam plaats had, het koloniaal ge
deelte, aaugezien België geen koloniën bezit, natuur
lijk uitgesloten; ja, men mag veilig zeggen dat de
Amsterdamscbe expositie den stoot gaf tot de
Antwerpsche.
Nu moge men breedvoerig redeneeren over het
meer of minder wenschelijke van dergelijke snel op
elkander volgende ondernemingenja, zelfs beweren
dat zij de krachten en do roeping van kleine natiën
als België en Nederland te boven gaan en daarom
weinig kans hebben tot oen volledig afgerond geheel
te geraken, - dat alles neemt Diet weg dat, nu het
plan der Antwerpsche tentoonstelling eenmaal onher
roepelijk is vastgesteld en do daarvoor noodige wer
ken reeds zijn aangevangen, de bewoners der Schel-
destad niet alleen, maar alle Belgen den vurigen
wensch koesteren dat de grootsche onderneming
met een gunstigen uitslag worde bekroond.
Tot verwezenlijking van dien verklaarbaron wensch
mede te werken door krachtige deelneming - ziedaar
eene taak, die bij voorkeur rust op ons, Nederlan-
dors, en om meer dan één reden.
Vooreerst zouden wij bij gebrek aan flinke mede
werking moeilijk het verwijt kunnen ontgaan dat
de geestdrift, betoond bij het bezoek van koning
Leopold aan ons land niet veel meer was geweest
dan eene ijdele vertooning, en dat zou toch niemand
onzer gaarne hooren beweren, vooral na de wer
kelijk grootsche en indrukwekkende ontvangst, aan
onzen Koning in België ton deel gevallen.
Maar er is meer: de drijfveer voor koning Leo
pold om ons land te bezoeken lag, naast den wensch
om eeu broederlijken handdruk met Koning Willem
te wisselen, ook wel degelijk in de begeerte om
de internationale tentoonstelling te bezichtigen,
waaraan België op zoo schitterende wijze deelnam.
De populaire Belgische vorst, steeds vervuld van
belangstelling in alles, wat den bloei van den handel
en de nijverheid zijner onderdanen betreft, wilde
door zijn bezoek aan de expositie een hernieuwd blijk
van die belangstelling geven, een sprekend blijk
van waardeering, dat de Belgen daar in zoo grooten
getale on zoo schitterend waren opgetreden.
En dat laatste is geen overdrijving: cijfers kun
nen het bewijzen. Na Frankrijk, dat van het hoofd
gebouw ter oppervlakte van 60000 M2. een vijfde
gedeelte of 12000 M2. innam, volgde België, het
kleine België, met 9000 M2., ons eigen land, dat
nog wel de andere natiën tot mededinging had
opgeroepen, met niet meer dan 7000 M2., Engeland
met 3000 M2., alles buiten de koloniëD, Dnitschland
met 3000 M2., Oostenrijk en de Vereenigde Staten
elk met 1400 M2. enz.
Aan België dus heeft Amsterdam, heeft Neder
land het voor een groot deel te danken, dat de
tentoonstelling van 1883 zoo buitengewoon goed is
geslaagd. Noblesse oblige. Op ons rust dan ook
de verplichtiDg om zoo krachtig mogelijk mede te
werken, ton einde het succes der door onze zuide
lijke nabureD voorgenomen expositie te verzekeren.
Beantwoordden wij niet aan de verwachting, die
zij in dat opzicht ongetwijfeld van ons koesteren,
wij zouden hun eene diepgevoelde teleurstelling
bereiden en na al de juichkreten, bij het bezoek
van koning Leopold aangeheven, eene sobere figuur
maken, tamelijk in strijd met de oud-Hollandsche
degelijkheid, waarop wij meenen aanspraak te
mogen maken.
Victor Chauipier heeft in eene verhandeling over
de Fraasche inzendingen ter Amsterdamsche ten
toonstelling de volgende beteekenisvolle woorden
gebezigd: „België, met zijue bekende begeerte naar
toenadering tot Nederland, heeft een buitengewonen
ijver aan den dag gelegd om op de tentoonstelling
eeu goede figuur te maken." Inderdaad, de Fransche
schrijver heeft het zeer goed gevoeld: door hun
krachtige, hun schitterende deelneming wilden de
Belgen in de eerste plaats oen blijk van sympathie
geven aan ons, met wie zij zich verbroederd ge
voelden. Zouden wij dat blijk van toenadering
afwijzen door onthouding of althans onvoldoende
deelneming aan de Antwerpsche expositie Dat ware
ten hoogste te betreuren.
Mogen ODze nrjveren, onze handelsmannen, de be
oefenaars van wetenschap en kunst, in één woord
allen, die daartoe in staat zijn, krachtig aan de
tentoonstelling deelnemen, opdat, wanneer KoniDg
Willem III, gelijk het voornemen is, de Antwerp
sche expositie bezoekt, hij even fier op de Neder-
landsche afdoeling moge kunnen wijzen als koning
Leopold II dat te Amsterdam op de Belgische
afdeeling kon doen!
L.Ë2IBË1M, 14 Juni.
Heden is aan de universiteit alhier de heer
T. B. Vau Wettnm, geb. te Leidschondam, bevorderd
tot doctor in de wis- en natuurkunde, met aca
demisch proefschrift, get.: „Over de complexe ge
tallen en verhouding van richtiDg."
Het Berliner Domkoor zal don löden Julia. 8.
in de Luthersche kerk alhier eene uitvoering geven.
Genoemd koor is te Leiden Diet onbekend en heeft
oDgeveer vier jaren geleden een te gunstigen indruk
achtergelaten, om aan het succes en de belangstelling
van de muziekliefhebbers te mogen twijfelen.
Het door de „N. R. C." en andere bladen mede
gedeelde bericht betreffende de vergemakkelijking
der toelating van Transvaalsche studenten aan de
Nederlandsche universiteiten was volgens het „Dbl.
v. Ned." niet volkomen juist. De Senaat der Leidscho
universiteit heeft namelijk op de vraag der Rogee-
ring nog niet geantwoord, doch uit de voorloopige
besprekingen, die hebben plaats gehad, is reeds
gebleken dat van die zijde de bedoelde wijziging
der wet op het hooger onderwijs wèl wonschelijk
geacht wordt. De daartoe voor te dragen formule
is echter nog niet definitief vastgesteld.
Het antwoord van de Utrechtsche universiteit
kan, naar het „Utr. Dbl." mededeelt, ook nog niet
in handen van den minister zijü. O verigens moet dit
antwoord, naar men zegt, insgelijks niet zijn in den
geest, als het vroegere bericht vermeldde.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 39—60 volwassen
personen en van 24 kinderen.
Tot onderwijzeres te Wonbrugge is benoemd
mej. H. W. Jansen te Harlingen.
Aan het te Utrecht plaats gehad hebbende
examen in de Christelijk opvoedkunde, gehouden
in naam en op last der VereeDiging voor chris-
telijk-nationaal schoolonderwijs, zijn o. a. geslaagd
de heeren A. A. J. Van Egmond te Alfen aan den
Rjjn en K. Schutter te Woubrugge.
Met ingang van 16 dezer wordt te Hillegom
een rijkstelegraafkantoor met beperkten dagdienst
geopend.
Do diensturen worden geregeld als volgt: op
werkdagen van 8 tot 12 uren 's voor- en van 2
tot 4 en 7 tot 9 uren 'e namiddags; op Zon- en
feestdagen, van 8 tot 9 uren 's voor- en van 2 tot
5 uren 's namiddags.
Op het verkeer van dit kantoor met alle overige
telegraafkantoren in Nederland is het uniform tarief
van f 0.15 per telegram, vermeerderd met f 0.01
per woord, van toepassing, terwijl omtrent de ta
rieven voor de berichtenwisseling met het buiten
land inlichtingen aan het kaotoor kunnen worden
verkregen.
De uitslag van het overgangsexamen B aan
de Polytechnische School te Delft, waaraan 42 can-
didaten deelnamen, is als volgt: geslaagd zijn de
heeren: artt. 61—62, P. J. Boreel, M. G. Hoekstra,
C. L. J. Palmer Van den Broek; artt. 61, 62—64