LEIDSOI 4É& DAGBLAD.
Derde Blad.
N°. 7427. Maandag 5 Mei. A°. 1884.
PRIJS DEZER COURANT:
teer Leiden per 8 maasden1.10.
frtaoo per post1.40.
AfeooderUjke Nommers.0.05.
Gemengd Nieuw*.
Te Rjjpwetering geraakte Donderdag-
morgen het driejarig kind van den arbeider Cozijn,
al Bpele .de, voorover in de Vaart. Hoewel het spoedig
daarna op het. droge gebracht was, bleek het dat
de levensgeesten geheel waren nitgebluschtde
gewone behandeling vermocht het Diet in 't leven
terug te roepen. De moeder had dit kind een paar
uren te voren nog op den arm gedragen, toen zij
een ouder kind voor 't eerst naar de school geleidde.
De heer G. (we zullen hem nu maar
eens zoo noemen), een oude vrijer, is een van die
mannen, die gaarne gehuwde vrouwen een weinigje
het hof maken. Dit deed hij ook de echtgenoote
van den heer B., een allerliefst vrouwtje, woon
achtig in de Kal verstraat te Amsterdam. Schalks
als zij was, besloot mevrouw van B., ten einde G.
een weinig te „verbeteren", hem een poets te spelen,
die, wij zeggen het reeds bij voorbaat, uitstekend
gelukte. Toen G. in de vorige week een bezoek ten
haren huize bracht, vertelde zij hem dat de heer
B. Vrijdag-morgen uit de stad zou gaan. Dit hoo-
rende, spitste hij zijne ooren en te zeven uren in
den avond van genoemden dag kwam hij met een
voorgewend boodschapje bij mevrouw B. Na het
wisselen van een paar beleefde woordjes werd
G. uitgenoodigd, mevrouw op eene bovenkamer te
volgen, waaraan bij Datuurlijk gaarne voldeed. Nau
welijks echter had hij plaats genomen, of men
hoorde iemaDd de trap opkomen. „Daar is mijn
man", zeide mevrouw, „haast je, maak dat je weg
komt, hier, verberg je maar in mijn kleerenkast."
G, die volstrekt niet op zijn gemak was, haast
zich aan do gegeven waarschuwing te voldoen.
Mevrouw B. sluit de kast, en tot zoover was alles
n orde. Het was natuurlijk inderdaad de heer B.,
die een oogenblik later de kamer binnenkwam. Na
over een en ander gesproken te hebbeD, zegt bij
plagend tot zija vrouwtje: „Hoor eens, mijn liefste,
de nieuwe kleerenkast, die ik bij J. besteld heb,
komt aanstonds tehuis, en bij zal dan deze" - hij
wees op het meubelstuk, dat in het vertrek stond -
„medenemen om daaraan het een en ander te repa-
reeren." Mevrouw maakte voorgewende uitviuchtjes,
mijnheer B. laat zich schijnbaar niet vermurwen, en
tien minuten later komen een paar werklieden
boven, die de nieuwe kast plaatsten, een strop om
de oude slaan en deze naar beneden laten zakken.
G. stond intusschen alle mogelijke angsten uit, doch
houdt zich zoo goed mogelijk, en komt eindelijk,
nog steeds opgesloten, in de werkplaats van J.
Daar werd het hem echter te benauwd. Plotseling
schreeuwt hij om hulp; do broeder van J. krijgt
bjj het hooren daarvan, zooals meo weieens zegt,
de koorts op het lichaam, opent echter spoedig het
meubelstuk, en G. staat voor hem, blozende van
schaamte. (VI. Blad.)
In het eerste kwartaal 1884 hebben
n de Yereenigde Staten van Noord-Amerika 3295
faillissementen plaats gehad met een kapitaal van
f 100,000,000 tegen 2806 faillissementen met een
kapitaal van f 93,750,000 in hetzelfde tijdvak van
1883. In Canada waren 461 faillissementen met een
kapitaal van f 12,500,000, tegen 398 faillissementen
met een kapitaal van f 13,333,500 in hetzelfde tijd
vak van 1883. Sedert 1881 is het getal faillisse
menten in de Vereenigde Staten toegenomen met 66
pet., in Canada met 150 pet. Ia het 1ste kwartaal
1884 zijn te Nieuw-York aangekomen 41,290 emi
granten, tegen 49,652 in het eerste kwart. 1883.
Het getal aangekomen landverhuizers gedurende
de maand Maart 11. bedroeg 38,597.
In Michigan is een armhuis verbrand;
15 van de bewoners kwam om.
Deze Conrant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
BUITENLAND.
Fran krfik.
Een telegram uit Parijs meldt dat twaalf Spaan-
sche opstandelingen, waaronder twee officieren, over
de grenzen zijn getrokken. Als plaats van verblijf
is hun Angoulême aangewezen.
De mioister Ferry heeft gisteren den Chinee-
schen gevolmachtigde markies Tseng ontvangen.
Waddington is bij den Engelschen minister
toegelaten. De nieuwe mededeeling bevat de gron
den, waarop Frankrijk verzoekt dat de conferentie
niet beperkt zal zijn. Verder bevat zij een antwoord
op de bijlage van den EDgelechen uitnoodigings-
brief. In dat antwoord wordt in het licht gesteld
dat de treurige toestand dor schatkist van Egypte
een gevolg is van de avontuurlijke ondernemingen
van den laatsten tijd. De gelden, welke den schuld-
eischers toekomen, mogen niet worden aangesproken
om dergelijke ondernemingen te betalen. Wanneer
toch die gelden door do tegenwoordige omstandig
heden gedeeltelijk worden gebruikt, zal zich dit
later telkens herhalen.
Volgens bericht uit Peking is bij keizerlijk
besluit van 28 April Shut-Siog-Chan benoemd tot
gezant van China bij de Fransche Republiek. Li-
Fong-Pao zal dien post blijven waarnemen tot aan
de komst van den nieuwen gezant.
In 1883 werden te Parijs gearresteerd 40,049
personen, of 725 minder dan in 1882. Het aantal
vreemdelingen was 3400, waaronder 49 Hollanders.
Het aantal FranscheD, dat in Mexico is ge
vestigd, wordt op 2500 geschat.
Duitschland.
Het Pruisische Huis van Afgevaardigden heeft
in zijne vergadering van Donderdag 11. de derde
lezing van het ontwerp eener jachtwet ten einde
gebracht. Het ootwerp is ten slotte met 191 tegen
138 stemmen aangenomeD. Tegen hebben gestemd
de Duitsche vrijziunige partij, de nationaal-liberalen,
eenige vrij-conservatieven en twintig leden van het
centrum.
Nog eene kleine bijzonderheid uit het oific ëel
programma van de huwelijksplechtigheid te Darm
stadt. Op het oogenblik dat de prins van Baten
berg en prinses Victoria elkander op de vraag van
den opperhofprediker Bonder het beslissend „ja"
toevoegden, bulderde het eerste van de 136 saluut
schoten uit een batterij, in den tuin van 't hertoge
lijk slot opgesteld, los.
Er heeft zich te Wiesbaden een comité ge
vormd met het doel om de vroegere wedrennen
aldaar te herstellen. Do eerste wedren, voor officieren,
zal reeds der.e maand plaats hebben.
INGEZON DEN.
Wie zou zijne ingenomenheid niet betuigen, men-
scben te vinden, bezield met den last, eiken voor
uitgang van het opkomend geslacht te bevorderen 1
In den schrijver van het ingezondeo stuk (Leid-
sche Dagblad van 28 April) „beschouwing over de
tentoonstelling van het genootschap M. S. G.", meen
ik zoo iemand te mogen begroeteD. Jammer, dat
het stuk niet met den naam des geachten schrijvers
is onderteekend.
Ik gevoel mij evenwel verplicht, in het belang
der waarheid, eenige zinsneden te behandelen, die,
naar mijn inzien, verkeerde opvattingen kunnen
teweegbrengen bij het publiek, waarvoor dat artikel
geschreven is.
Bij de bespreking der stukken, waarnaar gotee-
kend is voor het concours, ter verkrijging der
medailles, wordt het karaktervolle midden
stuk, (barok-stijl Lodowijk XIV) door den schrijver
genoemd; „een karakterloos stukadoors
ornament, voor zwik- of hoekvulling." Deze ver
klaring is voorzeker voor deskundigen reeds vol
PRIJ9 DER ADVERTENTIENt
faa 1—5 regeli 1.05. Ieder* regel meer 0.17^1
Grootere letten neer plaatsruimte. Voer het incasseer
ren buiten de stad wordt f 0.10 berekeid.
doende om de critiek van den heer J. naar waarde
te schatten.
Volgens schrijver ligt het maken van ontwerpen
niet op den weg van het teekenonderwijs aan M. S. G.
Op wiens weg ligt dan het maken van ont
werpen? Hier vergeet schrijver geheel en al, dat
bet maken van ontwerpen nooit doel kan zijn;
om de eenvoudige reden, dat men dat niemand
leeren kan. Het doel is ontwikkeling van den zin
voor het schoon e, die in ieder aanwezig is, maar
in zeer verschillenden graad.
Met diep bewnstzjjn onderscheid gevoelen tus-
schen de indrnkken of gewaarwordingen van het
schoone en die welke teweeggebracht wordendoor
het leolijke, wordt in hooge mate gevorderd van
hen, die het leven doorban ontwerpen trachten
te veraangenamen, (dit is het ware doel) op welk
gebied daa ook, daar de knost één is, en muziek-^
dicht-, schilder-, beeldhouw- en versieringkunst, van
de kunst in 't algemeen, slechts onderdeelen, of
wat op hetzelfde neerkomt, verschillende wijzen van
uitingen zijn. Daarom bevordert Diets meer de ont
wikkeling van het schoonheidsgevoel dan de studie
der meesterstukken van een roemvol verleden.
Men traebte dus den leerlingen mede te doelen,
hoe men zon kunnen leeren ontwerpendit moet
het doel zijn. Brengen zij het niet verder dan het
een of ander te copiëeren, dan kan men tevreden
zijn, als de leiding hen geholpen heeft, om met
eenig gevoel voor het sohoone in hnnne keuze te
werk te gaan.
Tot mijne verwondering lees ik, dat schrijver
hot volgende jaar artistieke proeven verwacht op
een weinig beoefend gebied, n.l. smeedwerk, een
voudig door eenige boekwerken aan te wijzen. Een
copie zou dan als 't ware door schrijver een artis
tieke proef gonoemd worden. Schrijver schijnt uit
muntend de kunst te kennoa om in één jaar leer
lingen op een kolossale hoogte te brengen op artis
tiek gebied.
Verder toont de opmerking over de nerven der
bladeren, dat onze criticus een zeer flauw begrip
van styliseeren heefr. Wanneer n.l. een of ander
voorwerp versierd moet worden, en men daartoe
een plantenmotief kiest, zoo kan mon dat niet ge
bruiken, even willekeurig, als de natuur het ons
toont. Het behoort aan de wetten van symmetrie en
evenwicht te voldoen: - en dus rangschikt men de
bladeren in dien geest; maakt ze kleiner of grooter,
ontneemt ze de toevallige vormen; met andere
woorden men idealiseert ze voor han doel.
Het is de roeping der kunst de natuur te ideali-
seeren. Nabootsing is geen kunst en vereischt geen
gevoel voor het edele en schoone, doch slechts
vaardigheid.
Het zal zeker den lachlnst bij velen opgewekt
hebbeD, dat schrijver den naam van „groot kanste-
naar" wil geven aan lapwerkers. Hij zegt immers,
dat een groot knnstenaar slechts door vormen uit
verschillende stijlperioden samen te voegen een
schoon geheel kan vormen.
Voorwaar, een groot ontwerper, de kunstenaar,
zooals schrijver zich dien voorstelt; hoewel niemand
vinden zal, dat hij uitblinkt door oorspronke
lijkheid.
Mija wensch is, dat dit stukje velen tot eene
andere denkwijze omtrent het onderwijs in het hand-
teekenen aan M. S. G. zal breogen, of hen ten minste
zal aanmoedigen zeiven te onderzoeken.
Onze criticus zal zeker goed doen eenige flinke
werken over kunstgeschiedenis aan te schaffen, of,
in 't geval dit niet meer noodig is, er ten minste
in te studeereD.
U dankzeggende voor de verleende plaatsruimte,
Doem ik mij, Mijnheer de Redacteur,
Leiden, Uw Dieuatv. Dienaar,
3 Mei 1884, A. J. Nieuwemhüis,