LEIDSCI DAGrBLAD. V. 7411. Woensdag 16 April. A°. 1884. Avoïid-editie. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. TRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17^. Grootere letters naar plaatsrnimte. Voor hot incassee- ren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Ofliclëole Keania^eringea, Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien art. 5 der wet van den 28sten Juni 1881 (Staats blad No. 97); Brengen ter algemeene kennis dat door CLASINAVAN 'BEEK, huisvrouw van WILLEM JACOBUS VAN BENTEN, alhier, een verzoekschrift is ingediend om vergunning tot uitoefening van dea kleinhandel in sterken drank in het perceel Langegracht No. 172. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 15 April 1884. E. KIST, Secretaris. LEIdEN, 15 April. Aan de Commissie tot oprichting van het Gedenkfceeken aan Leidens Ontzet hebben de heeren Koelman en Yogel een schrijven gericht met een lijstje betreffende de plaatsing van eenige voorname monumenten, waaruit blijkt dat men bij het oprichten daarvan wel degelijk heeft gelet op de eischen der kunst. In dat lijstje wordt gewezen op gedenkteekens te 's-Gravenhage, Rotterdam, Antwerpen, Brussel, Parijs en Londen en de ontwerpers van monument en voetstuk zonden kunnen voortgaan en ook de stand beelden of andere monumenten in Duitschland en Italië kunnen opnoemen, maar de einduitslag daar van zon zijn dat deze alle gericht zijn naar eene der vier windstreken, of als men wil, en beter, lichtstreeken, maar naar het Koorden: Nooit! Hetzelfde is het geval mot groote gebouwen, pu blieke fonteioen enz. De adressanten moeten helaas de oprichtiDg van LeideDS monument op de Ruïne blijven betreuren, te meer nu het blijkt dat de aanleg van dat plein - ïn artistieken zin - slechts tot de vrome wenschen behoort. Naar welke zijde toch ook het front worde gekeerd, steeds zal het daar een verlaten stand punt innemen. Daar echter het fundament na eenmaal gelegd is en men dus aan het feit niets meer veranderen kaD, mag het beeld h. i. niet anders dan met de frontzijde naar het Zuiden worden geplaatst, aller eerst omdat men, ter aanschouwing en beoordeeling daarvan, toch niet den tegenwoordigen wandelweg - de Langebrug - kan nemen; die afstand is veel te groot, terwijl het uitzicht nog door een tweetal schoone boomen, die men toch wel niet rcoion zal, wordt belet. Men is dus in ieder geval verplicht, de Ruïne te bezoeken. Eenmaal daar zijnde, is het aan geen twijfel onderhevig dat - wanneer de front zijde naar het Noorden ware gekeerd - de alstand tus8chen het water en het monument, vooral bij de feestelijke onthulling, te gering is en de doode vlakte der Ruïne daarachter, ja zelfs al ware die door plantsoen vervangen en met lage heesters be plant, nooit aan het monument dien achtergrond zou kunnen geven als emgekeerd door de schoone en volwassen boomenrijen langs den waterkant als van zelf is aangegeven. Doch in de tweede plaats - de heeren Koelman en Yogel herhalen het nogmaals - eischfc de kunst dat geen enkel monument en vooral niet een beeld, met het gelaat zoo vlak naar het Noorden wordt gekeerd, omdat de kunst waarde van zulk een beeld nooit anders dan met zonlicht kan beoordeeld worden en men dus in ieder geval zorg moet dragen dat die verlichting, al ware het maar op een enkel oogenblik van den dag, mogelijk zij. In Leidon nu zou dit bij de voorgenomen plaat sing onmogelijk zijn, de frontzijde steeds in de schaduw liggen en het geheel zich slechts in omtrek, als een donker beeld tegenover den verlichten achter grond, hetzij met of zonder zonneschijn, vertoonen. Het monument zou dus voor de kunst verloren zjjn en aan niets anders meer beantwoorden dan &au het denkbeeld eener algemeene pleinversiering - hier bovendien een plein betreffende dat door allerlei mislukte pogingen steeds dreigt te blijven - een onontgonnen, woeste plek in het middelpunt der schoone gemeente Leiden. Op de door de afdeeling Leiden eD Omstreken der Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst in liet Nutsgebouw gehouden 120ste vergadering waren door den heer P. J. Groen een a&utal be hangselpapieren ten toon gesteld, welke, gevoegd bij de prachtige ameublementen, waarvan de af beeldingen mode ter bezichtiging waren ncdergelegd, zelfs in de salons der hoogste kringen een goed figuur maken. Bij monde van den heer G. Looman werd door do daartoe benoemde commissie rapport uitgebracht over de vraag: „Welke is de invloed der buitenlucht op metselsteenen De allereerste invloeden zijn strenge koude, groote warmte en veel regen. Die afwisselingen veroorzaken het verteeren van den steende te poreuse massa kan daaraan geen v/eerstand bieden. Is die massa van vocht verzadigd en volgt dan spoedig vriezend weer, dan is het gevolg dat de vochtdeeltjes be vriezen, uiteenzetten en daardoor lagen van den steen l08schenren. Een tweede invloed is deze. WanDeer de fabrikant een grondstof voor de stecuen gebruikt welke niet geheel van de kiezelsteonen gezuiverd is, dan kan hot gebeuren dat bij bet bakken de kiezelsteenen zelve gebrand worden en dan de eigenschappen vau levende kalk verkrijgen. Wordt nu de steen bevochtigd, dan wordt dat vocht door de ongebluschto kalk geabsorbeerd. Hierdoor ontstaat een groote hoeveelheid warmte en stoom, met het gevolg dat de steen verbrijzeld wordt. De heer Parizo echter is de ontdekker van een nieuwe oorzaak. Volgens hem toch zijn het micros copische organismen, die in vele gevallen de ver nietiging van den baksteen bewerken. Een onder zoek had aan het licht gebracht dat er eene ontel bare massa van deze diertjes in voorkwamen. Door den heer J. Yan der Kamp werd eene bij drage geleverd over het sloopen van metselwerken door dynamiet. Spreker gaf zijne eigen ondervinding ten beste, opgedaan bij het sloopen van een kruit magazijn te Den Helder, in Febrnari 1876. De patronen waren bevroren, maar werden ontdooid in lauw water. De ontsteking had plaats door middel van Bickfords patent vuurkoord, zonder dat men voor gevaar behoefde te vreezen. Zeer uitvoerig ging dö heer Van der Kamp vele bijzonderheden na, ton slotte tot de belangrijke conclusie komende dat deze wijze van slooping zeer voordeelig is, nl. f 1.86 per kub. meter, tegen f 2.85 langs ge wonen weg. Door den voorzitter werd zoowel de commissie, welke de vraag te beantwoorden had, als den heer Van der Kamp dank gebracht voor het belangrijk rapport en de onderhoudende bijdrage. Het eerste zou ter plaatsing in het Bouwkundig Weekblad worden opgezonden. Tot afgevaardigden naar de voor- en najaarsver gadering te Amsterdam werden, op voorstel van het bestuur, bij acclamatie gekozen de heeron P. G. Lancel on G. Looman, tot hunne plaatsvervangers de heeren Yan Driel en Kok. Eindelijk werd nog door den voorzitter mede gedeeld dat de op 21 April a. 8. te Amsterdam te houden vergadering van voorzitters en secretarissen der verschillende afdeelingen ook bijgewoond zal worden door de heeren Schaap en Lancel, als voor zitter en secretaris der afdeeling LeideD. Als voorloopig plan werd medegedeeld dat Gouda was gekozen voor het dit jaar te houden weten schappelijk uitstapje. Ter 43ste vergadering van het Aardrijkskundig Genootschap werd medegedeeld dat de Leidsche pro fessoren Suringar en Martin, met toestemming der Regeering, in den aanstaanden winter een natuur historisch onderzoek zullen houden in de Neder- landsche West-Indische koloniën, welke ontdekkings reis voornamelijk zal bekostigd worden uit een geschenk in 1883 aan het Genootschap vermaakt, groot ongeveer f 11,000 aan effecten. Met levendig genoegen zullen allen van dit plan hebben konnis genomen. De reis zal tegen half December worden aanvaard. De Rogeeriog juichte het plan toe en gaf gereedelijk hare toestemming tot afwezigheid onzer beide stadgenooten gedurende de wintermaanden, terwijl het Aardrijkskundig Ge nootschap zich bereid verklaarde een gedeelte der haar door een onbekende verstrekte middelen, be stemd tot onderzoekingen in onze koloniën, hiervoor als subsidie af te staan. Overigens geschiedt deze reis op eigen initiatief en voor eigen rekening, ter wijl van de RegeeriDg noch geldelijko steun gevraagd ncch door haar aangeboden is. Een verslag dezer zeker zeer belangrijke reis zal later in het Tijd schrift van het Aardrijkskundig Genootschap ver schijnen. Dat deze reis productief belooft te worden voor onzen Academietuin en voor ons Musoam van Na tuurlijke Historie ligt voor do hauü. Yoorts bestaat het plar tot wetenschappelijke roizen. in Zuid-Westelijk Afrika, gedeeltelijk uit het bestaande Zuid-Afrikaansch fonds te bekostigen, en naar Oost-Borneo, voor welke laatste reis met jeugdige toorist-geleerden onderhandeld wordt. Het historisch onderzoek naar plaatsnamen vordert snel, daDk zij de ijverige bemoeiingen van de pro vinciale archivarissen in Ovenjsel en Zeeland. De verrassendste uitkomsten van het onderzoek naar do uitgangen „Loo" en „Kerke" werden verkrogeD. Het naamlijstje loopt reeds tot de letter W. De financiën van het Genootschap zijn zeor gunstig! Een onbekoode schonk f 10,686, de beerRouffaer te Deventer f 480. Prof. P. J. Yeth te Leiden, die wegens gezond heidsredenen aftreedt, werd tot eere-voorzitter en nog 12 andoren zijn tot bestuursleden benoemd. De heer D. D. Yeth deelde zijne plannen med6 voor den door hem in Augustus te aanvaarden onderzoekingstocht naar Zuid-Westelijk Afrika. De gelden voor de uitrusting van deze expeditie zijn aanwezig; het Afrika-fonds, ter beschikking gesteld van den heer Yeth en zijne medereizigers, zal echter slechts voor een gedeelte voorzien in de kosten van de onderneming en zal moeten aangevuld worden door bijdragen van de Nedorlandsche natie. Men vertrouwt dat het ontbrekende spoedig zal gevonden zijn, dat de heer Yeth, die zijne sporen als reiziger reeds verdiend heeft, als Nederlandsch Afrika-reiziger weldra zal kunnen beschikken over fondsen, die hem in staat stellen zijn flink opgezet plan ten uitvoer te brengen. Bij de heden gehouden openbare verkooping van cokes in partijen van 100, 10 en 5 hectoliters, waren de hoogste prijzen f 34, f 3.70 en f 1.80; de laagste f 34, f 3.60 en f 1.80. Het weiden der paarden uit de garnizoenen Leiden en 's-Hage, gedurende den zomer 1884, is door den minister van oorlog gegund aan de wed. W. C. Biben te Voorschoten, voor den prijs van 65 cents per paard en per dag. Van de inzenders op de tentoonstelling van planten, bloemen, bol- en knolgewassen, bouquetten enz., uitgeschreven door do afd. Rotterdam van de Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plant kunde, zijn o. m. nog bekroondA. P. Hendriksen te OudBhoorn met den lsten prijs, zilv. med., voor 20 cineraria's, in verscheidenheden; Jac. Yan Hoff te Boskoop met den lsten en 2den prijs, gouden en verguld zilv. med., voor 15 groote confituren; J. Vermeulen Wzn. te Boskoop met den 2den prijs,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1884 | | pagina 1