achikkÏDg gestelden salonwagen waren gestapt,
werden ze met een handdruk verwelkomd door
mr. G. J. Th. Beelaerts van Blokland, die daartoe
met een trein vroeger bereids uit Den Haag was
gearriveerd, zoomede door den burgemeester van
Oestgeest, den heer H. D. Ter Wee, op wienB
gebied het station staat, en den heer B. A. H.
M. Hommer, 2den assessor van het Collegium van
het Studentencorps. Bij het geleiden naar de
wachtkamer lste klasse ontdekten de velen, die
tot het perron toegang hadden veikregen (want
het stationsplein was door infanterie aan alle in
gangen afgezet), hunne hoofden.
Aangezien men de aankomst der deputatie met
een extra-trein eerst op 11 uren gerekend had,
was er van den stoet nog niets te bespeuren. Men
bleef dus zoolang in de wachtkamer vertoeven,
weldra in een gezellig gesprek gewikkeld waarin
O. a. president Kruger reeds te kennen gaf „dat
het voor hem zoo goedig was den geest der jonge
lingen zelf te zien."
Na een klein kwartier deden eindelijk van uit
de verte de eerste muziektonen zich hooren, de
daverende hoezees werden luider en talrijker en
weldra treedt de feestcommissie der studenten bin
nen. Nadat de heer Beelaerts de leden der deputatie
en de heer L. Udo De Haes als praeses van het
corps wederkeerig zijn mede- en eereleden van het
Collegium had voorgesteld, heette laatstgenoemde
in een korte toespraak de vertegenwoordigers van
het Transvaalsche volk van harte welkom. Het
was voor het studentencorps een groote eer hen als
gaBten in Leiden te mogen rondleiden en ontvangen.
Het toestemmend antwoord op de tot hen gerichte
uitnoodiging om ook hier te komen, had het corps
hartelijk getroffen en hun bezoek zal zeer zeker
een voorname plaats innemen in de gesohiedboeken
van het Leidsche Studentencorps.
Op verzoek van den heer Kruger antwoordde
de heer Du Toit dat de uitnoodiging met genoegen
was aangenomen, omdat een bezoek aan Leiden
zoo naar aller hartewensch was. Wel waren ook
van andere zijden gelijke verzoeken tot hem en
zijde medeleden gericht, doch de voorkeur was aan
de studenten gegeven, bij wie ze nu gaarne te
gast zijn.
Thans werden nog enkele commissieleden voor go
steld, ook de heer L. Evekink, die als commandant
het hem eene eer rekende hun eene eerewacht
te kunnen aanbieden, welke hen overal geleiden
zal. Met genoegen werd ze aangenomen, waarna
de heor De Haes allen uitnoodigde zich naar het
Stadhuis te begeven.
Nauwelijks op het Stationsplein gekomen, of de
lucht daverde van de hoezees, terwijl de muziek
corpsen het Transvaalsch volkslied speelden. De in
front geschaarde jongelui gepasseerd en gegroet
hebbende, namen de leden der deputatie hunne
plaatsen in de rijtuigen in. In het eerste de staatspre
sident Kruger en de heer Beelaerts, in het tweede
de heeren Du Toit en Smit, in het derde de depu
tatie-secretarissen de heeren Ewald Esselen en
Eloff, allen in gezelschap van leden van het collegium
en in verdere rijtuigen gevolgd door eeroleden
daarvan tot sluiting van het eerste gedeelte van
den stoet, waarvan het tweede gedeelte geopend
werd door de kapel der infanterie en gesloten door
een escorte artilleristen.
Te midden van een drom van toeschouwers ging
het nu naar het gemeentehuis. Het was als het
ware een triumftocht. Telkens stegen uit de menigte
vooral bij het zien van Kruger hoezees opLeve
Kruger! Leve de Deputatie! Leve de Transvaal!
klonk het bij herhaling uit de overal langs beide
zijden van den weg geschaarde duizenden toeschou
wers. Op de Beestenmarkt werden den staats
president 2 hoewel niet groote maar lieve bouquetten
aangebodenin de Paardensteeg twee groote kran
sen, waarvan een der leerlingen van de Hoogere
Burgerschool voor meisjes, op het Rapenburg een
krans namens prof. Yan der Hoeven en eenige
huizen verder werd hij met groen bestrooid. Uit
alle woningen waar de Transvalers passeerden,
werden zij mot handen en doeken toegewuifd, ook
door de leden van de schoone sekse, waarvan velen
zich van vierkleurige strikjes hadden voorzien.
Het terrein vóór het stadhuis was weer door
artillerie afgezet.
In de Burgemeesterskamer waren aldaar ver-
eenigd de leden van den gemeenteraad, de kolonel
Leers der infanterie, majoor baron Yan Haersolte
Van den Doorn der artillerie en kolonel Rijnbende
der huzaren met hunne adjudanten.
Toen de stoet woldra gonaderd was, begaf het
Dagelijksch Bestuur met den secretaris zich naar
beneden de trap af, tot de rijtuigen waarin de de
putatie gezeten was, om deze vervolgens weer naar
boven te geleiden, waarheen ook het Collegium
volgde.
Onze burgemeester nam daar het woord. Het was
hem een aangename plicht namens Nederlands
oudste academiestad den leden der Deputatie hier
het welkom toe te roepen. Overbodig was het hun te
verzekeren dat in Leidens aloude veste alles werd en
nog wordt gevolgd wat de Transvaal betreft naar
aanleiding van den jongst aldaar gestreden strijd
om de vrijheid. Als zij van die belangstelling per
soonlijk hadden kunnen getuigen zijn, dan zonden
ze hebben ondervonden hoe sterk de band nog is,
die de Nederlanders aan de Transvalers bindt. Reeds
bij hun bezoek aan de andere plaatsen hier te lande
werden ten overvloede de bewijzen daarvan geleverd,
zoodat spreker slechts in herhalingen van het ge
sprokene aldaar zou vervallen door daaromtrent
verder uit te wijden. Alleen nog kon hij verzekeren,
dat ook ons hart warm klopt voor alles wat de
Transvaal betreft.
Indien de berichten in de dagbladen juist zijn,
dan bekroop der Deputatie tijdens haar bezoek aan
Delft bij het zien der studeerende jongelui en de
nieuwe spoorwegwerken aldaar een gevoel van
annexatie voor de Transvaal. Onze burgemeester
zou wederkeerig wel wat van daar willen annexeeren;
De bemoeiingen toch der Deputatie hier te lande
zijn van geheel anderen aard dan die in Engeland:
ze betreffen hier de behartiging der materiëele be
langen. Daartoe behoort ook het onderwijs. De an
nexatie, welke nu onze burgemeester bedoelde, zou hij
hierop willen toegepast zien. Zendt uwe zonen, zeide
hij, naar Neerlands universiteiten, natuurlijk het liefst
naar de Leidsche academie! We zijn nog zoo goed
als één van taal, - ende taal is gansch het volk.
Wel is onze taal daarginds eenigszins verdwenen,
omdat ze niet onderhouden werd; maar er is ver
betering mogelijk. Dan zal het innig verband on
derling nog meer toenemen!
Als een blijk van sympathie der burgerij, waait
allerwegen de vlag, van het stadhuis mede met het
Transvaalsche groen gepaard, de kleur der hoop.
Moge onder de hope op Gods zegen de jeugdige Zuid-
Afrikaansche Republiek gespaard blijven voor ver
dere beproevingen en onder dienzelfden zogen in
bloei toenemen!
Met herhaalde bravo's, vooral ook van het Drie
manschap, werden deze woorden toegejuicht.
Alsnu nam de heer Kruger het woord. Wij zijn,
zeide hij, in Nederland eer bewezen; maar zulk
een eer, dat wij daarvoor geen woorden genoeg
kunnen vinden om onzen dank te kennen te geven. Te
Delft had hij wel gesproken van annexeeren, maar van
die ellendige ding had hij in de Engelsche beteekenis
niet bedoeld en ook afgezien omdat het toch niet
zou gaan. Liever dan annexatie had hij meerdere
aantrekking tusschen beide landen. Wat het stu-
deeren der Transvaalsche jongelui alhier betreft,
met den onderwijs-intendant Du Toit hadden daar
omtrent reeds besprekingen plaats gehad. Om jon
gelingen hier te krijgen, dat zal gebeuren, „even
lief als dat wij uwe jongelingen graag hebben." Ook
daardoor zal de band nauwer worden aangehaald.
Dan zal er een Nieuw-Nederland opstaan, maar ook
door inniger betrekkingen van liefde, door spoor
wegen en wat er meer zij om een volk te doen
vooruitgaan, zonder onmiddellijke annexatie van
Engeland of de meer vredelievende van Nederland!
(Opnieuw bravo!)
Vervolgens werd de eerewijn aangeboden in
den vorm van schuimende champagne. De hoer
Kruger meende daarvoor evenwel te moeten be
danken en verlangde liever een kop koffie, aan
welken wen9ch natuurlijk werd voldaan. Met het
glas in de hand werd nu de kennismaking onder
ling verder voortgezet, en in het bijzonder bleken
de staatspresident en onze stadgenoot de heer
Donner, zendingsdirector, voor elkaar geen onbe
kenden te zijn.
Te midden der toespraken en daarop volgende
gesprekken deden zich onophoudelijk van buiten
de muziekcorpsen hooren en toen de ramen der
zaal werden opgeschoven, gingen er opnieuw
juichkreten op; tot eindelijk een gedeelte van den
stoet zich verwijderde en alleen de eerewacht met
de rijtuigen overbleef.
De aangrenzende zaal waar onze gemeenteraad
zijn vergaderingen houdt, werd mede met de meeste
ingenomenheid in oogenschouw genomen, waarna
om twaalf uren onder het voortdurend spelen vatn
het carillon opnieuw de plaatsen in de opon lan
dauers werden ingenomen, om een kleinen rijtoer
door de stad en langs de singels te maken.
Om halfeen kwam de deputatie bij den heer
Wijtenburg aan, waar in de' benedenzaal aan het
Driemanschap de volgende heeren werden voorge
steld
Prof. J. T. Boys, H. C. Hartevelt, H. J. Bool,
Ds. Brouwer, L. M. De Laat De Kanter, prof. v.
Bemmelen, J. J. Hartmann, prof. Heynsius, prof.
Huet, prof. v. d. Hoeven, prof. Hoffmann, S. De
Clercq, prof. Cosijn, mr. C. Cook, prof. Kuenen,
prof. Kern, mr. E. Kist, W. L. v. Kaathoven, I
prof. W. F. Kaiser, J. H. Donner, ds. Drost, E. F.
v. Dissel, kol. Leers, prof. v. d. Lith, dr. Leemans,
prof. Land, A. v. Eek, prof. Rauwenhoff, prof. Rosen-
stein, prof. Offerhaus, prof. Kamerlingh Onnes,
professor Fruin, professor Yan Boneval Faure,
professor Fockema Andreae, professor Acquoi,
Herwijnen, prof. Franchimont, P. I. De Fremery,
J. "W. Schaap, mr. O. W. Star Numan, prof.
d'Ablaing, prof. v. Geer, prof. De Goeje, dr. W.
N. Du Rieu, prof. Doyer, A. Montagne, A. Van Rhijn,
A. Tieleman, W. v. Olden, prof. Vreede, prof.
v. d. Ylngt, T. P. Yiruly, C. J. Th. Yiruly, J.
A. G. De Yos v. Steenwijk, prof. De Vries, prof.
Yeth, prof. Zaayer, prof. Prins, ds. Segers en
mr. S. Le Poole.
Aan het dejeuner, dat door prof. Acquoy met
een kort gebed werd geopend, heerschte eene zeer
opgewekte stemming.
De zaal zag er in dén woord keurig uit en
„Leidens Mannenkoor" verhoogde het aangenaam
samenzijn door het zingen van esnige nationale liede
ren, waarvan hot Transvaalsche Volkslied en het
„Wien NeerlandBch bloed" staande werden aange
hoord. - Het Transvaalsche luidt aldus
De vierkleur van ons dierbaar land,
Di waai weer o'er Transvaal,
En wee di Godvergeten hand,
Wat di weêr neer wil haal!
Waai hoog nou in ons heldre lug
Transvaals Vrijheidsvlag!
Ons vijande is weggevlug,
Kou blink 'n blijer dag.
Veul storme het jij deurgestaan,
Mar ons was jou getrou
En nou di storm is o'er gegaan,
Wijk ons nooit weer van jou.
Bestormd deur Kaffers, Leeuws en Brit,
Waai jij steeds o'er hul kop,
En tot hul spijt anskou hul dit,
Ons hijs jou hoger op!
Vier jaar lank het ons mooi gepraat,
Om weer ons land te krij;
>Ons vraag jou, Brit, geen goed of kwaad,
Gaat weg en laat ons blq!"
Mar toen di Brit ons nog vererg,
Toen vat ons di geweer,
Ons was al lank genoeg geterg
Nou kan ons log nie meer.
En met Gods hulp het ons di juk
Van England afgegooi;
Ons is weer vrij; geluk, geluk;
Nou waai ons vlag weer mooi!
Dit het ons heldenbloed gekos;
Mar Engeland nog veul meer
So het di Heer ons weer verlos;
Ons geef Hom al di eer.
Waai hoog nou o'er ons dierbaar land,
Waai Vierkleur van Transvaal!
En wee di Godvergeten hand
"Wat jou ooit neer wil haal!
Waai hoog nou in ons heldre lug,
Transvaalse Vrijheidsvlag!
Ons vijande is weggevlug.
Nou blink 'n blijer dag.
Na afloop hiervan maakton de gezamenlijke pro
fessoren hunne opwachting in het Academie-gebonv
De rector-magnificns, prof. Doyer, sprak een hai
tel ijk woord tot de Deputatie, waarin ook hij zijn wensc
uitdrukte dat de Zuid-Afrikaansche Jongelingsoha
aan de Nederlandsche Universiteiten mocht kome
studeeren.
De stichter, prins Willem I, had gezegd, dat
Leidsche Universiteit niet alleen voor de Leidsot
jongelui zou toegankelijk zijn, maar ook voor
„afgepaalde provinciën", - en het water dat de Zni<
Afrikaansche Republiek van Nederland scheidt,
in 't geheel geen reden dat de Transvaal niet t
de „afgepaalde provinciën" zou behooren.
Door den heer Du Toit werd met een kortms
blijkbaar oprecht gemeend woord geantwoord.
Hij bracht zijn dank aan de Leidsche jongelio!
schap, die hen had uitgenoodigd.
Die uitnoodiging hadden zij dankbaar aangea
men, - die uitnoodiging was geheel naar hun ha'
omdat do Loidsohe studenten, als corporatie, b'