I,
De Leidsclie giftmengstor.
Omtrent deze zaak deelt het „Yl. BI." enkele
bijzonderheden mede over verklaringen voor den
reoh ter-commissaris te 's-Hage afgelegd:
Uit de verklaring, door dr. Rutgers Yan der
Loeff afgelegd, zon blijken dat hij op een Zondag
morgen door Yan dor Linde, den man van de be
schuldigde, geroepen werd om bij Fraukhuyzen te
komen, in wiens huisje reeds de vrouw en een kind
ontzield ter neder lagen.
Frankhuyzen was lijdende aan zware buikpijn
en braking, hetgeen, in verband mot eenige andere
verschijnselen en de reeds gestorvenen, bij den genees
heer hot vermoeden deed ontstaan van vergiftiging
door middel van rattenkruit.
Voorloopig gaf hij den zieke eenig pijnstillend
middel en wilde hij zich verwijderen, doch Yan
der Linde hield hem staande, met het verzoek, om
een lijkenbriefje voor het overleden kind.
Aangezien deze geneesheer zulk een bewijs van
overlijden slechte gewoon is af te geven voor
patiënten door hem zelf behandeld of ingeval de
oorzaak der sterfte met zekerheid kan aangewezen
worden, en daar bovendien het vermoeden van ver
giftiging bij hem was gerezen, was hij terecht
huiverig te voldoen aan dit verzoek.
Hij zeide aan Van der Linde dat hij het briefje
gereed maken zou, en dat deze om twee nren maar
eens bij hem moest komen vragen.
Na ernstige overweging begreep dr. Yan der Loeff
de noodzakelijkheid, zijn vermoeden aan de politie
te moeten kenbaar maken.
Hierbij dient in aanmerking te worden genomen,
dat een geneesheer er niet gemakkelijk toe zal
overgaaD, een vermoeden van vergiftiging aan te
geven.
Indien zijn vermoeden juist blijkt te zijn, brengt
dit hem meestal in last en moeite. Is het daar
entegen onjuist, wat toch zeer wel mogelijk is,
dan wordt hem zijn aangifte door het groote publiek
allerkwaljjk8t genomen. In zooverre is de daad van
dr. Yan der Loeff een daad van moed geweest.
Toen Yan der Linde des middags bjj hem kwam,
gaf hij hem dan ook een oningevuld lijkenbriefje,
maar tevens een gesloten bericht aan den commis
saris van politie, ten wiens kantore dit briefje
moest worden afgeleverd, waarin hij zijn vermoeden
mededeelde, dat dit sterfgeval aan misdaad was toe
te schrijven.
Van der Linde begaf zich naar het politiebnreel,
onwetend van de vreeselijke beschuldiging betref
fende zijne vrouw, die hij zelf in handen der justitie
stellen zou. Na het onderhoud tusschen hem en
den commissaris werd oogenblikkelijk, terwijl hij
in het politiebureel bleef, zijne vrouw gehaald
en in verhoor genomen, nog vóór er eenq. ge
rechtelijke lijkschouwing was geschied. Waarschijn
lijk is het dat Yan der Linde ten gevolge van
de ondervraging van den commissaris, eenig ver
moeden tegen zijne vrouw moet hebben opgevat
en geuit.
Opmerkelijk is daarom de rol, die de echtge
noot der beschuldigde in dit geval heeft vervuld.
Hij riep den geneesheer bij het slachtoffer zijner
vrouw. Hij vroeg den geneesheer om het lijk-
briefje van het gestorven kind, hetgeen het ver
moeden van den geneesheer aan misdaad nog ver
sterkte. En ten slotte was hij het, die onwetend
het eerste bericht van de vreeselijke misdaden aan
de jastitie bracht.
Uit dezen toevalligen samenloop van omstandig
heden wordt het zeer waarschijnlijk, dat op hem
geen schuld kleeft.
Onmiddellijk na de inhechtenisneming van vrouw
Van der Linde kwam bij de politie het bericht
van het huisgezin Hamerling, dat ook dóór, bij
nader inzien, vergiftigingsverschijnselen waren
voorgekomen, ofschoon de personen genezen waren
door behulp van den zelfden geneesheer.
De rechter van instructie stelde daarom Hamer
ling de vraag„Hoe komt het, dat gij eerst met
dat bericht bij de politie kwaamt, toen vrouw Van
der Linde gevangengenomen was?" Het ant
woord op deze vraag luidde: „dat de dokter hom
bij zijn eerste bezoek wèl gevraagd had, of zij ook
iets nadeeligs gegeten of gedronken hadden P"
„Ja, dat was wel mogelijk, want in hetzelfde
potje, waarin gekookt werd, werd wel eens kalk
en petroleum gehaald. Zoo gaat het dikwijls bij
mcnschen van ods slag," verklaarde Haruorling.
Werkelijk heeft de dokter de familie gered, maar
bij elk bezoek, dat hij daar bracht, werd hij ver
sterkt in zijne overtuiging, dat do menschen iets
nadeeligs gebruikt moosten hebben.
„Maar hoe is hot mogelijk", vroog de rechter
daarop den geneesheer, „dat n de Jastitie toen
reeds van zoo iets niet in kennis steldet?
„Omdat," was zijn antwoord, „er in het ge
heel geen vermoeden aan een misdaad kon bestaan,
daar hier mijns inziens een drijfveer ontbrak. Im
mers menschen wier dood voor geen sterveling van
belang kon zijn worden vaak door den geneesheer
ongesteld bevonden en somtijds meent men dan
verschijnselen van vergiftiging waar te nemen."
„De eerste vraag is dan natuurlijk: héb je ook
iets ongewoons gébruiktDan luidt het bescheid:
Och ja, meneerdat kan wel zijn; maar aan mis
daad wordt dan niet zoo spoedig gedacht, vooral
wanneer er bij de slachtoffers niets te halen valt."
Door deze opmerking tot nadenken gebracht
herinnerden de Hamerlings zich vervolgens voor
den rechter, dat zij juist kort vóór hnnne onge
steldheid eenige kleine geschenken, als wat pap,
chocolade enz. van vrouw Yan de Linde gekregen
hadden, en begrepen nu maar al te wel dat de
ziekte daaruit voortgekomen moest zijn.
Intusschen is het opmerkelijk dat vrouw Yan der
Linde hardnekkig alle schuld ontkennen blijft.
BUITENLAND.
Duitsohland.
Het Huis der Afgevaardigden heeft, na lang
durige beraadslagingen, de gemotiveerde orde van
den dag, zoomede het voorstel-Reichensperger
verworpen.
Yolgens de mededeeling van de „Kreuzzeitung"
blijkt uit de thans verschenen ranglijst voor het
Pruisische leger, dat het onlangs door enkele Duit-
sche bladen medegedeelde bericht, als zou depriüs
van Wales tot generaal-veldmaarschalk van het
Pruisische leger benoemd zijn, ongegrond is.
Jostenr.-Hong.-Monarchie.
De heer Yon Giers, de Russische minister van
buiteolandsche zaken, werd Zaterdag-avond te
Weenen verwacht qn zou gisteren te óén uur bij
den keizer ten gehoore worden toegelaten. Des
namiddags zou er in den hofburg galadiner zijn,
waartoe de Russische legatie en Kalnoky genoodigd
waren, en heden, Maandag, bij den minister van
buitenlandsche zaken.
Alle bladen zien in de komst des heeren Yon
Giers te Woon en een waarborg voor de handhaving
des vredes. De officieuze bladen echter betoogen
tevens dat van eone hernieuwing van het Drie-
keizer-verbond geen sprake kan zijn. Het bezoek
van den Russischen minister van buitenlandsche
zaken strekt tot bewijs dat men bezield is met
den besten wil om alle mogelijk verschil van ziens
wijze tusschen Rusland en Oostenrijk, naar aanleiding
van de Oostersche qnaestie, voortaan langs vrede-
lievenden weg te beslechten.
Italië.
Yan de reusachtige sommen, indertijd, zoowel te
Parijs als elders, door middel van feesten en uit
gaven voor de overstroomden in de provincie Murcia
bijeengebracht, hebben de ongelukkigen bijna niets
ontvangen. Thans staan, naar de „Figaro" meldt,
de gouverneur der provincie en de gewezen alcade
der stad wegens verduistering terecht.
Groot-Brïtannië.
In de „Times" komt een telegram voor uit
Hainan, dd. 16 dezer, meldende dat aldaar troepen
uit Canton zjjn gedebarkeerd, met zich voerende
een voorraad torpedo's en andere krijgsbehoeften.
Onder de bevolking der stad heerscht een groote
opgewondenheid. De Engelsche consul, aldaar ge
vestigd, heeft aan den kustvaarder der Engelsche
scheepsmacht in de Chineesche wateren het verzoek
gericht, om een kanonneerboot derwaarts te zenden.
KOLONIËN.
BATAYIA, 19 December.
Aan het verslag der militaire verrichtingen
in Atjeh en Onderhoorigheden van 18 November
tot en met 30 November jl., ontleenen wij het
volgende:
Naar aanleiding van een te Boekit-Seboen ont
vangen bericht, inhoudende dat Toekoe Hoessin en
Toekoo Ali Anak Paija met een bende van 250
man nabij de kampong Lampoe-ook stelling hadden
genomeD, marcheerde de te Boekit-Seboen gestation-
neerde mobiele colonne den 20sten November over
Kroeng-Raba naar genoemde kampong.
Aldaar aangekomen, bleek het den colonne com
mandant dat de vijand aan den voet van het gebergte?
ten noordwesten van Lampoe-oek gelegen, had stel
ling genomen.
Na den vijand verdreven te hebben, nam de mo
biele colonne, welke intusschen een versterking van
1 officier en 30 man van Kroeng-Raba bekomen
had, den terugtocht aan.
Nanwolijks was deze aangevangen, of de vijand
kwam opnieuw opzetten en beschoot de terugtrek
kende troepen.
Deze gingen daarop tot een tweeden aanval over,
en wierpen den vijand zoo afdoende terug, dat hij
van verdoren strijd afzag.
De ageerende colonne bekwam 6 gewondeD, waar
onder de 2de luitenant der infanterie YanBuuren,
de vijand zou, volgens later ingekomen berichten,
zware verliezen hebben geledeD.
Den volgenden dag werden de IV Moekim en
de Blangkala-pa8 door de mobiele colonne van
Boekit-Seboen en drie compagnieën van Kotta-Radja
doorzocht.
De vijandelijke bende werd niet aangetroffenzij
was na het gevecht over Auak-Paija door den G!é-
Taroem-pas afgetrokken.
Ten einde den vijand het gebruik van de brug
over den Kroeng Lambaroe nabij genoemde kam
pong te ontnemen, deed de militaire commandant
van Atjeh en onderhoorigheden op den ten zuid
westen van Anak-Paija gelogen Lampaija-heuvel
een tijdelijken post oprichten.
Ter bescherming van de bevolking der XI Moekim
tegen mogelijke strooptochten van de bende, die zich
reeds gedurende eenigen tijd in het aan die moekim
grenzende gebergte ophoudt, werd op den 24sten
November door een detachement van Lambaroe te
Tjot-Goeé nabij Oleh-Soesoe een bivak betrokken,
Ter herdenking van mr. S. C. J. "W. Van
Musschenbroek schrijft de „Locomotief:"
Hij was laatst resident van Menado en te voren
onder anderen adsisteDt-resident van Buitenzorg
en controleur in de afdeeling Ambarawa. Sinds
1875 genoot hij pensioen. Hp heeft slechts ongeveer
twee jaar als hoofdambtenaar gediend; de Gouver
neur-Generaal Loudon maakte hem resident.
Ambtenaar was hij, gelooven wij, nooit van
barte. Hij was vóór alle dingen natuuronderzoeker.
Had die maD zich gedurende zijn verblijf in Indië
uitsluitend aan de wetenschap kunnen wijden, welk
een schat van geleerdheid zou hij verzameld en aan
het licht gebracht hebben! Zijn eenvoudig en
beminnelijk karakter verzekerde hem aller medewer
king en zijn ijver voor de wetenschap kende geen
verflauwen.
Tot aan het laatst van zijn leven gaf hij hier
van blijk. Zijne reis naar Italië, waar hij zich op
de hoogte stelde van da seismographie; zijn tocht
naar Berlijü, waar hij voor de koloniale tentoon
stelling te Amsterdam werkzaam waszijn trouwe
opkomst bij elke vergadering van het tentoonstel-
lingscomitó en zijn werkzaam aandeel aan pogramma
en catalogQS zijn eenige der vele bij te brengen
feiten. Maar laten wij vooral niet zijne bewerking
van dr. Bernsteins dagboek vergeten, in hot,
zevende deel der Bijdragen tot de taal-, land- en
volkenkunde van Nederlandsch-Indië onlangs ver
schenen. Misschien is hij daarbij met annotation le
kwistig geweest; de menigte wetenswaardige bijzoni
derheden op het gebied van ethnographie, zoölogie)
botanie, enz., die mr. Musschenbroek in zijn aan-
teekeningen en bijlagen heeft vermeld, en als 't war^
samengedrongen, is bijna overstelpend. I
Mr. Musschenbroek behoorde tot die niet zeeif:-
talrijke oud-Indiërs, die ook na hun terugkomst in
Europa belang blijven stellen in de kolonie, en
zoowel om zijn karakter als zijn kennis stond h$
terecht in hoog aanzien.
Door deu gouverneur-generaal van Ned.-Indië zyn de vol
gende beschikkingen genomen
Civiel Departement. Ontslagen: Eervol, uit 's lands dienst,
de ing. 1ste kl. bij den waterst. eu 's lands burg. openb. wer
ken H. VreDdenberg; eervol, uit zijne betrekking, w. ziekte;
de commies 3de kl. bij den post- cn telegraafd. A. A. Brouwer;
uit 's lands dieüst de klerk op het ads.-res.-bureau te Sororogo
(Madioen) J. C. Gabeler; eervol uit 's lands dienst de voorz.
van den landr. te Pati (Japara) mr. C. A. Graopre' Molière.
Benoemd: Tot vooiz. van den landr. te Bati de ambt.op
Don-act. mr. J. Van Asseo, laatst voorz. van den landr. te
Blitar (Kediri); tot secr. der res. Lampongsche dist. tevens
veDdura. aldaar, de secr. der rca. Oostkust van Saraatra G. C
Twijsel.
Gesteld: Ter besch. van den dir. van binnenl. best., on
bij het binnenl. best. te worden werkzaam gesteld, de ambt. voor
den burg. dienst W. H. Vrijburg Van der Heil.
Tijdelijk gesteld: Ter beschikking van den Gouv. vau
Sumatra's Westkust, ten einde onder rechtstreeksch toezicht vai
den resident der Padangsche bovenlanden belast te worden met
de leidiog tot de bestrijding der veepest in die res. te nemer
maatregelen, de contr. 1ste kl. bij het binnenl. bestuur op dr
bezittingen buiten Java en Madnra D. P Jcntink, en zulks
ia et behoud van rar.g en titel, zullende bij bij zijn kader worden
gevoerd a la snite.
T ij d c 1 ij k belast: Met het geven van onderwijs bij
afd. taal-, land- en volkenkunde van het gymn. „Willem ID
tc Batavia: in de geschiedenis dr. T. Van der Pant, leeftd